Bijdrage Carla Dik-Faber aan pl. debat Wijz. Natuurbeschermingswet 1998 ivm prog. aanpak stikstof

dinsdag 10 december 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een plenair debat met de staatssecretaris van Economische Zaken

Onderwerp:   Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 i.v.m. programmatische aanpak stikstof

Kamerstuk:    33 669

Datum:            10 december 2013

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Onlangs werd ik benaderd door een melkveehouder uit Overijssel. Hij heeft een paar jaar geleden een nieuwe, diervriendelijke koeienstal gebouwd en de melding gemaakt bij de gemeente om meer ammoniak te mogen produceren als er ook meer koeien komen. De gemeente is akkoord gegaan met deze melding omdat de depositie binnen de grenzen bleef. De stal is vijf jaar geleden in gebruik genomen. Later is het aangrenzende natuurgebied echter als Natura 2000-gebied aangewezen. Nu zit het bedrijf van deze ondernemer op slot en dreigt zelfs een inkrimping, terwijl de snelweg even verderop straks wel kan worden uitgebreid tot zes rijstroken. Ik begrijp het maar al te goed als deze agrariër het straks niet meer begrijpt.

De afgelopen jaren hebben provincies met alle goede bedoelingen veel houtje-touwtjeoplossingen bedacht om ontwikkelingen toch mogelijk te maken. Veel van deze oplossingen heeft de Raad van State afgeserveerd. Het is dus hoog tijd dat er een echte oplossing komt die agrariërs een realistisch perspectief biedt op hun ontwikkelingsruimte. Het is daarom jammer dat de invoering van de Programmatische Aanpak Stikstof wederom is vertraagd. Wij gaan 1 januari 2014 helaas niet halen, maar voor mijn fractie gaat zorgvuldigheid boven snelheid, ook om teleurstellingen en valse beloftes te voorkomen.

Wij moeten realistisch zijn. Als de PAS straks definitief is vastgesteld, betekent dat niet dat de rem eraf kan en dat agrariërs massaal kunnen uitbreiden. Voor de 128 stikstofgevoelige gebieden die in de PAS worden opgenomen, geldt namelijk dat er eerst specifieke maatregelen moeten worden genomen om de instandhoudingsdoelen te realiseren. Er is dus nog veel werk aan de winkel.

Voor buitenstaanders klinkt het waarschijnlijk nogal onwaarschijnlijk: wij gaan economische ontwikkelingen mogelijk maken door in te zetten op het behoud en herstel van natuur. Toch is dat precies wat de PAS doet. De kritische depositiewaarde voor natuurgebieden bepaalt de ontwikkelingsruimte voor bedrijven. Het is balanceren tussen economie en ecologie. Het koord is dun. De ChristenUnie ziet graag dat deze balans een veel stevigere basis krijgt. Robuuste natuurgebieden kunnen immers meer economische activiteiten verdragen. In dat opzicht zijn instandhoudingsdoelen wat magertjes.

De natuur moet sterker worden en de landbouw duurzamer. Dat geldt ook voor het verkeer. Subsidies om de landbouw te verduurzamen, zoals die voor duurzame stallen, worden nu flink afgebouwd, terwijl ook die een belangrijke sleutel zijn om de ammoniakemissies omlaag te brengen. Het is mooi dat er vanuit de PAS middelen beschikbaar zijn voor de verduurzaming van de landbouw. Wij willen immers dat de schaarse ontwikkelingsruimte zo efficiënt mogelijk wordt benut. Hoe wil de staatssecretaris bevorderen dat de stikstofdepositie van nieuwe activiteiten zo laag mogelijk is? Ziet zij mogelijkheden om bij het verdelen van de ontwikkelingsruimte ook te kijken naar de maatregelen die een agrariër neemt om de depositie zo laag mogelijk te houden?

Ik hoor graag van de staatssecretaris de laatste stand van zaken met de gebieden. Zijn de gebiedsanalyses voor alle Natura 2000-gebieden nu gereed? De staatssecretaris verwacht dat 128 gebieden worden opgenomen in de PAS. Voor deze 128 gebieden moeten specifieke maatregelen worden genomen en wordt ontwikkelingsruimte op basis van de PAS verleend. Hoe zit het echter met de overige gebieden? Hoeven wij daar geen problemen met stikstofdepositie te verwachten? Zijn ontwikkelingen daar dus sowieso mogelijk?

Mede op aandringen van de ChristenUnie is voor een aantal gebieden een pas op de plaats gemaakt, omdat de haalbaarheid en betaalbaarheid daar flink onder druk staan. Hoe gaat het nu met die gebieden? Ik wijs als inspirerend voorbeeld graag op het Binnenveld in Veenendaal, waar onlangs maatregelen zijn vastgesteld die én de beoogde natuurdoelen realiseren én op draagvlak van boeren en burgers kunnen rekenen. Over de ontwikkelingsruimte blijft de onduidelijkheid nog even bestaan. Kan de staatssecretaris op basis van de gebiedsanalyses al aangeven hoe groot de totale ontwikkelingsruimte is? Er vindt nog overleg plaats tussen het Rijk en de provincies over de verdeling en vervolgens moet de ontwikkelingsruimte nog weer verdeeld worden tussen de 128 gebieden. Dat lijkt me een prestatie van formaat, zeker als ik denk aan de discussies die wij hebben gehad over het verdelen van het aandeel wind op land. Dat is een heel andere discussie, maar dan zie je dat deze discussies gewoon erg moeizaam verlopen. Toch stel ik de staatssecretaris nog een vraag. Wordt hierbij ook gekeken naar een verdeling tussen sectoren? Het gaat immers om een verdeling van schaarse ontwikkelruimte. De agrarische sector zet zich in voor de realisatie van een pakket generieke maatregelen die 10 kiloton reductie moeten opleveren. Maar dan moet er natuurlijk ook de zekerheid zijn dat ontwikkelingsruimte terugkomt naar de boeren. Kan de staatssecretaris deze garantie geven?

Ik ben van mening dat de regels voor toedeling en reservering van ontwikkelingsruimte klip en klaar moeten zijn. Op basis van het wetsvoorstel kan voor prioritaire projecten via een ministeriële regeling ontwikkelingsruimte worden gereserveerd. Wel moet duidelijk zijn welke projecten hiervoor in aanmerking komen. Zijn dit grote wegenbouwprojecten of valt ook de uitbreiding van de woonwijken daaronder? Ik wil pleiten voor heldere criteria op basis waarvan we deze projecten aanwijzen, want we moeten voorkomen dat te veel ontwikkelingsruimte gereserveerd en vastgelegd wordt. Ik heb een amendement hierover in voorbereiding.

Bij ministeriële regeling wordt de reserveringsruimte vastgelegd. Het gaat hier om zowel rijksprojecten als om projecten die door de provincies worden voorgedragen. De ruimte die resteert, kan dan worden ingezet voor andere doeleinden. Ik heb hierover een aantal vragen. Hoe vindt de afstemming met provincies plaats? Wie maakt uiteindelijk de afweging? Hoe wordt voorkomen dat ontwikkelingsruimte wordt gereserveerd voor initiatieven die in de praktijk te lang op zich zullen laten wachten? Is het mogelijk om tot fasering te komen in het uitgeven van ontwikkelingsruimte? Heeft de staatssecretaris enig zicht op welke ruimte de overheden voor hun projecten claimen, die ten koste gaat van de ruimte voor bedrijven? Ik denk bijvoorbeeld aan de 130 km/u, waarvan boeren ook de dupe zijn. Op welk moment wordt de gereserveerde ruimte tegen het licht gehouden? De ChristenUnie dringt erop aan, dit halverwege de periode te doen zodat andere initiatieven niet onnodig lang op slot zitten en moeten wachten op projecten die pas in de volgende programmaperiode tot ontwikkeling komen. Ook hiertoe heb ik een amendement in voorbereiding.

Uit het wetsvoorstel zoals dat er nu ligt, blijkt het principe "wie het eerst komt, die het eerst maalt". Ik zie het een beetje als een worst case-scenario voor me dat veel projecten prioritair worden verklaard en dat er daarna een run is op de beschikbare ruimte aan het begin van de programmaperiode, waarna toch veel initiatieven nog zes jaar moeten wachten op hun volgende kans. Dan hebben we eindelijk de PAS, maar dan zit een groot deel toch op slot. Moet hier geen integrale afweging plaatsvinden? Kunnen de beleidsregels die de provincies nu opstellen hier in voldoende mate in voorzien? Waarom kiest de staatssecretaris ervoor om slechts 10% ruimte te reserveren voor de tweede helft van de programmaperiode? Bij ministeriële regeling kan hierin een balans worden gebracht, maar moeten we niet sowieso hiervoor kiezen? Ik ben van mening dat ook in de tweede helft van de PAS-periode voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar moet blijven en dat tegelijkertijd niet nodeloos een rem moet worden gezet op ontwikkelingen die nu reeds gerealiseerd kunnen worden. Ook hiervoor heb ik een amendement in voorbereiding. Ik heb gezien dat D66 dat ook heeft; wellicht kunnen wij het samen indienen.

Ik heb een interruptiedebat gehad met de heer Dijkgraaf van de SGP over het voorleggen van amendementen aan de Raad van State. In dit geval verzoek ik de staatssecretaris om dat te doen. Ik heb begrepen dat de SGP daar ook voor openstaat. Daar ben ik blij mee. Het is wetgeving en dan is het heel belangrijk dat wat wij met elkaar vaststellen in de praktijk ook werkbaar is.

Ik wil teruggaan naar de melkveehouder uit Overijssel, maar eigenlijk is mijn grote vraag in dit debat of de PAS hem zal helpen. Ik heb daar zeker mijn ideeën over, maar ik daag de staatssecretaris uit om deze vraag ook te beantwoorden. Dat zal niet meer vanavond zijn, maar morgenavond.

De heer Geurts (CDA):
Ik heb even het amendement van mevrouw Dik-Faber erbij gezocht. Ik dacht dat zij er in haar betoog nog wel over zou spreken, vandaar dat ik even heb gewacht. Het amendement gaat over de projecten die uit maatschappelijk oogpunt prioriteit hebben. Ik heb mevrouw Dik in haar bijdrage echter geen enkele keer naar een project of meerdere projecten horen verwijzen. Of ik heb niet goed geluisterd. Wat zijn voor haar projecten die uit maatschappelijk oogpunt prioriteit hebben?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het amendement beoogt juist om dat helder te gaan definiëren. Dat hoeft bij mijn weten niet in de wet te staan. Nu is het eigenlijk een grote black box. Projecten die van maatschappelijk belang zijn, worden door overheden, het Rijk en de provincies, prioritair verklaard. Ik ben er echter bang voor dat het zo'n grote stapeling van projecten is, dat er voor andere initiatieven geen ruimte meer overblijft. Ik vind het dan ook heel belangrijk dat wij met elkaar definiëren over wat voor projecten we het dan hebben. Vandaar dat amendement.

De heer Geurts (CDA):
Mevrouw Dik-Faber maakt een amendement, maar geeft zelf geen voorbeelden. De VVD is helder, die wil alles. Ik hoop dat mevrouw Dik ook helder is en ook haar keuzes maakt. Daarom nogmaals de vraag aan haar: wat zijn projecten die uit maatschappelijk oogpunt prioriteit hebben?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het amendement ziet op de aanwijzing van maatschappelijke projecten die prioritair worden verklaard. We hebben het er eerder in het debat over gehad dat 130 km/u nu niet bepaald een maatregel is die heel behulpzaam is. De ChristenUnie heeft zich altijd verzet tegen 130 km/u, dus ik vind dat in ieder geval niet iets waar de ChristenUnie voor gaat staan. Ik heb in mijn bijdrage de volgende voorbeelden genoemd. Woonwijken kunnen van maatschappelijk belang zijn. Het is onduidelijk of die er nu ook onder vallen. Ik heb geen idee. Die vraag heb ik dan ook aan de staatssecretaris voorgelegd. Infrastructuurprojecten kunnen ook van maatschappelijk belang zijn. Maar ik vind het ook heel belangrijk dat als je op gebiedsniveau gaat kijken, er niet alleen maar infrastructuurprojecten worden aangelegd en dat vervolgens de boeren in dat gebied geen kant meer op kunnen. Daar moet een goed balans tussen worden gevonden. Daarom wil ik ook niet dat al die projecten die prioritair verklaard zijn en die maatschappelijk heel belangrijk zijn, de gehele ontwikkelingsruimte opsnoepen. Dat mag niet gebeuren. Ik hoop dat het CDA dat eens is met de ChristenUnie.

De heer Smaling (SP):
Het Binnenveld valt volgens mij ook voor een deel onder de gemeente Wageningen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
En onder de gemeenten Ede en Rhenen.

De heer Smaling (SP):
Krijg ik mevrouw Dik aan mijn zijde, als het gaat om die bufferzones waar ik het in mijn eigen inbreng over heb gehad? Egbert Schuurman, een grootheid binnen de ChristenUnie, heb ik daar destijds wel voor weten te porren. Het gaat mij om het volgende. Het is heel leuk dat mevrouw Dik begint en afsluit met een melkveehouderij in Overijssel, maar dat is natuurlijk niet dé agrariër. Er is een hele bandbreedte aan agrariërs. Als je naar Natura 2000-gebieden kijkt, zoals de Nieuwkoopse Plassen of het Norgerholt of het Korenburgerveen in de Achterhoek, dan is daar vaak al een gebied omheen in beheer bij Natuurmonumenten of bij de Provinciale Landschappen. Daar zitten dan vaak nog een of twee boeren die conventionele landbouw bedrijven. Ik wil niet meteen over onteigening praten, maar je zou die boeren misschien kunnen bewegen om te verkassen, zoals we dat bij de ehs en de ruilgronden ook hebben gedaan. Heel veel mensen in gemeenten in de Achterhoek maken zich zorgen over duizenden boerenwoningen die de komende tien jaar leeg komen te staan. Die flexibiliteit, dat maatwerk, vind ik de ChristenUnie daarbij aan mijn zijde?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie is zeer te porren voor het woordje "maatwerk". Ik denk dat dat ook heel erg belangrijk is. Daarom heb ik ook het voorbeeld van het Binnenveld genoemd, waarbij op basis van de specifieke situatie in dat gebied en met draagvlak van boeren en burgers, de gemeenten, de beide provincies en de Stichting Vernieuwing Gelderse Vallei die daar actief is, tot een nieuw plan is gekomen. Ik denk dat dit een voorbeeld is van maatwerk zoals we dat met elkaar moeten ambiëren.

De heer Smaling heeft ook gesproken over bedrijfsverplaatsingen. Daar is de ChristenUnie toch wat terughoudender in. Ik heb zelf ook een boerenachtergrond en ik weet hoe emotioneel het kan zijn als een bedrijf verkocht moet worden. Het is vaak een bedrijf waar heel veel generaties geboerd hebben. Daar zijn we dan ook wat terughoudender in. Ik verwacht ook wat terughoudender dan de SP-fractie. Maatwerk is echter wel een woord waar ik voor sta. Als de SP-fractie concrete voorstellen heeft, zal ik daar uiteraard naar kijken, maar wel met alles wat ik gezegd heb als het gaat om terughoudendheid richting bedrijfsverplaatsingen. Het kost ook nogal wat en we hebben met elkaar eigenlijk al te weinig budget om onze natuurdoelstellingen te realiseren. Dus als we de boeren met mitigerende maatregelen op die plekken kunnen laten, hoeven we het geld voor bedrijfsverplaatsingen in ieder geval niet uit te geven en is die agrariër ook gelukkig, omdat hij zijn bedrijf gewoon op die plek kan voortzetten.

De heer Smaling (SP):
Als ik die bedrijfsverhuizingen beperk tot binnen de regio, dan is de ChristenUnie-fractie daarover wel aan tafel te krijgen, begrijp ik.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb grote terughoudendheid uitgesproken over bedrijfsverplaatsingen. Dat geldt voor de ChristenUnie landelijk en ook in de regio's. Wanneer in bepaalde gebieden maatwerk wordt toegepast, dan is dit aan de provincies. Ik vind het erg lastig om hier voor de Statenfracties van de ChristenUnie te spreken, maar ik weet dat er ook bij onze Statenfracties terughoudendheid bestaat vanwege de grote emotionele waarde en vanwege de kosten van het verplaatsen van bedrijven. Zo sta ik erin. Ik ben best bereid om voorstellen van de SP-fractie te bekijken, maar ik denk dat de kans dat wij die zullen steunen niet heel groot is. Ik ga er zeker naar kijken. Dat beloof ik.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2013 > december