Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Verzamel-algemeen overleg Euthanasie

woensdag 12 november 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een algemeen overleg met minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Verzamel-algemeen overleg Euthanasie

Kamerstuk:    32 647          

Datum:           12 november 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. «Moeten we déze euthanasie als samenleving wel willen?» Deze woorden troffen mij in het interview met Theo Boer dat afgelopen weekend in NRC stond. Het raakt precies de kern van waar wij vandaag over spreken. De euthanasiepraktijk komt steeds verder af te staan van de bedoelingen van de wetgever. De euthanasiewet staat op gespannen voet met situaties van dementie, psychiatrie en voltooid leven. Ik citeer Ed Kenter: «Zeker kan in deze situaties sprake zijn van ondraaglijk lijden, maar in de euthanasiepraktijk is het criterium verschoven van ondraaglijk lijden naar gebrek aan kwaliteit van leven.» Wil de Minister op deze uitspraak reageren? Nieuwsuur bracht vorige week naar buiten dat vier leden van de toetsingscommissies gewetensbezwaren hebben. Wat vindt de Minister daarvan? Is het niet bizar dat de voorzitter van de toetsingscommissies hier totaal niet van op de hoogte bleek te zijn? Hoe valt nog vol te houden dat de toetsingscommissies moeilijke casussen gezamenlijk en in openheid bespreken?

We hebben een rondetafelgesprek gehouden over euthanasie in de psychiatrie. Ik memoreer een aantal aanbevelingen daaruit, allereerst over psychiatrische zorg in ons land. Ik vind het nogal onthutsend om te horen dat een gesprek over de doodswens niet bij alle artsen even gemakkelijk te voeren is. Soms kan zo’n gesprek al zo veel erkenning en ruimte geven dat mensen afzien van hun euthanasieverzoek. Ik hoop dat de beroepsgroep dit goed oppakt in de nieuwe richtlijn. Ziet de Minister mogelijkheden om dit te bevorderen?

De laatste onderzoeken naar suïcidepreventie in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) dateren uit de jaren negentig. Vindt de Minister het nodig om hier actueel onderzoek naar te doen? De Agora-werkgroep Palliatieve zorg en Geestelijke Gezondheidszorg is al een aantal jaren actief. Daarom is het opvallend dat de conclusie was dat palliatieve zorg voor psychiatrische patiënten nog in de kinderschoenen staat. Wat gaat de Minister hieraan doen?

De doodswens als uiting van ondraaglijk lijden is bij veel psychiatrische ziektes aan de orde. Daarmee is het moeilijk om vast te stellen of er sprake is van wilsbekwaamheid en een weloverwogen, vrijwillig verzoek tot euthanasie. Ook uitzichtloosheid is in de psychiatrie niet eenduidig vast te stellen, zo hoorden we. Daarmee staat euthanasie bij psychiatrische patiënten op gespannen voet met de euthanasiewet. Hoe zit het met de uitzonderlijk grote behoedzaamheid uit het Chabot-arrest?

Iemand zei het zo: als we toestaan dat mensen net zo lang zoeken tot zij twee mensen vinden die achter hun verzoek staan, dan komt het hele toetsingssysteem op losse schroeven te staan. Ik krijg graag een reactie van de Minister op die uitspraak.

Ik ben geschokt dat in de evaluatie van de Levenseindekliniek klip-en-klaar staat dat mensen worden geholpen die buiten de boot dreigen te vallen. Dit zet alle zorgvuldigheid op losse schroeven. Wat vindt de Minister van de opmerking van Theo Boer dat niet valt uit te sluiten dat mensen die mogelijk nog waardevolle jaren voor de boeg hadden euthanasie hebben gekregen? Waarom staan we nog toe dat euthanasie plaatsvindt buiten een arts-patiëntbehandelrelatie?

Het baart ons zorgen dat artsen steeds vaker euthanasie bij psychiatrische patiënten toepassen. Voor huisartsen bestaat geen aparte richtlijn en het is ook niet duidelijk in hoeverre huisartsen gehouden zijn aan de richtlijn van psychiaters. Moet daar niet een oplossing voor komen? Weet de Minister dat apothekers nog steeds om 12.00 uur een telefoontje krijgen met de opdracht om om 16.00 uur euthanatica aan te leveren? Wordt het geen tijd om de positie en de rechtsbescherming van de apothekers beter te verankeren?

De toetsingscommissies zijn niet ingericht op het toetsen van euthanasie in de psychiatrie en in andere ingewikkelde situaties, maar er wordt nu wel jurisprudentie ontwikkeld. Dit baant de weg naar nieuwe gevallen van euthanasie. Dit is niet zorgvuldig naar de mensen die een verzoek doen om euthanasie, maar ook niet naar de arts die de euthanasie uitvoert. De ChristenUnie ziet heel graag dat er een medische component in de wet wordt verankerd, zodat duidelijk wordt wat de grenzen van de wet zijn. Uiteraard weet ik hoe de verhoudingen in de Kamer liggen. Laten we dan er in ieder geval voor zorgen dat we voldoende deskundigheid toevoegen aan de toetsingscommissies, bijvoorbeeld op het terrein van de psychiatrie.

We hebben eerder een pleidooi gehouden om euthanasiecasussen die discussie oproepen te laten toetsten door het OM. Dit heeft uiteindelijk geleid tot gesprekken tussen de Minister, de toetsingscommissies, de KNMG en eventuele externe deskundigen. Is dat voldoende? Na alles wat er de afgelopen dagen bekend is geworden over het functioneren van de toetsingscommissies, wordt toetsing door het OM wel heel dringend. Vindt de Minister dat ook? Ik kom tot mijn conclusie.

Mevrouw Tellegen (VVD): Ik heb een tijdje naar mevrouw Dik-Faber geluisterd en ik kan me niet inhouden om hierover een vraag te stellen. De heer Boer geldt deze dagen als orakel voor mevrouw Dik-Faber. Ik heb er bezwaar tegen dat zij daarmee voor 45 andere leden van toetsingscommissie spreekt. Ze wekt de indruk alsof het een hellend vlak is en de hele euthanasiewet langzaam misbruikt wordt. In hoeverre kan mevrouw Dik-Faber bevestigen dat de heer Boer spreekt namens de rest van de leden van de toetsingscommissies?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De heer Boer heeft vooral namens zichzelf gesproken en hij heeft zijn eigen waarnemingen naar buiten gebracht. Dat stel ik voorop. Mijn fractie signaleert echter ook het punt dat de heer Boer signaleerde. Wij werden aan het begin van de euthanasiewet geconfronteerd met situaties van somatisch lijden, kankerpatiënten die een euthanasieverzoek deden als zij vaak nog maar kort te leven hadden. Wij worden steeds geconfronteerd met nieuwe situaties. We hebben het gehad over dementie, psychiatrie en een voltooid leven. In de media zijn er ook andere casussen naar voren gebracht waar ik erg van schrok. De vraag die de heer Boer en ik opwerpen is of het geen tijd wordt om aan de handrem te trekken. Daarover zijn wij het eens. Waar leidt dit toe?

Mevrouw Tellegen (VVD): Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg in hoeverre de opmerkingen van de heer Boer representatief zijn voor de andere leden van toetsingscommissies in Nederland.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik gaf aan dat de heer Boer vooral voor zichzelf heeft gesproken. Laat dat duidelijk zijn.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66): Mevrouw Dik-Faber zegt dat de euthanasiewet hier nooit voor bedoeld is. Waarop stoelt zij dat?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik zie een groot spanningsveld tussen de criteria in de wet en de casussen die worden voorgelegd aan de toetsingscommissies. In de beginfase van de euthanasiewet hebben we het vooral gehad over somatisch lijden. In het Chabotarrest is aangegeven dat ook andere vormen van lijden vallen onder de euthanasiewet. We worden echter nog steeds geconfronteerd met situaties waarvan we ons oprecht kunnen afvragen of dat de bedoeling van de wetgever is geweest. Ik heb begrepen dat de heer Boer van de voorzitter niet in casuïstiek had mogen treden. Als mensen al dan niet terecht opzien tegen een verblijf in een verpleeghuis of daar niet de zorg krijgen die zij nodig hebben, dan is de oplossing niet om euthanasie te plegen. De oplossing is om de verpleeghuiszorg te verbeteren. Ik schrik heel erg van die situaties. Dat is nooit de bedoeling van de wetgever geweest.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66): Dat is de opvatting van de ChristenUnie. Als ik kijk naar de wijze waarop de euthanasiewet indertijd tot stand is gekomen ... Ik moet eigenlijk de Wet toetsing levensbeëindiging (Wtl) zeggen. Mevrouw Borst, die er helaas niet meer is, was daar heel nauw bij betrokken. Zij heeft ons heel vaak verteld dat de wet bedoeld is om veel breder toepasbaar te zijn. Er is ruimte gegeven, juist door de open formulering ervan, voor mogelijke ontwikkeling van de wet. Het interessante is dat de KNMG al een aantal jaren geleden de richtlijn voor artsen heeft verbreed en informatie aan artsen heeft gegeven over ...

De voorzitter: Wat is uw vraag?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66): Ik bedenk even hoe ik dit snel kan afronden. Vindt mevrouw Dik-Faber het terecht dat zij vasthoudt aan die heel beperkte formulering?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik houd graag vast aan de bedoelingen van de wet. Er is niet alleen in de samenleving discussie over. Bij de rondetafelbijeenkomst was er ook discussie over. Het is heel belangrijk om die discussie politiek te voeren. Dat is de winst van dit debat. Er doen zich steeds nieuwe situaties voor waarover discussie is bij de toetsingscommissie. Het aantal discussies neemt toe, omdat de situaties van euthanasie lastiger worden. Dan is het toch niet meer dan terecht dat wij daar vraagtekens bij plaatsen, dat we hameren op zorgvuldigheid en dat we een toets willen door het OM?

Ik kom bij mijn conclusie. Ik zie de euthanasiepraktijk, de nieuwe situatie waartegen we vandaag aanlopen, als een stuk onvermogen. Kunnen wij in onze samenleving lijden nog een plek geven? Zijn we voldoende in staat om goede zorg te bieden en om te zien naar elkaar? De humanist Kevin Yuill sprak zich uit tegen de euthanasiewet. Hij zei er dit bij: «We vertellen via onze wetten dat we minder waarde toekennen aan het leven van oude of zieke mensen». De euthanasiewet is een feit, maar laat dit niet het signaal zijn vanuit de politiek. Laten we vandaag in dit debat aangeven dat we omzien naar mensen in situaties van dementie, psychiatrie en voltooid leven. Ik heb een aantal voorstellen gedaan om de zorg te verbeteren en de toetsingspraktijk zorgvuldiger te maken. Ik hoop dat we het daarover met elkaar eens kunnen zijn.

Ik dank de Minister voor zijn antwoorden op de vragen over de niet-reanimerenpenning. Dat waren de vragen van mijn fractie en de PvdA-fractie. Ik ben erg blij met de antwoorden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Mevrouw Dik-Faber gaf aan het begin van haar betoog aan dat het voor mensen met een euthanasieverzoek niet altijd even gemakkelijk is om een gesprek met de arts te voeren. Volgens mij gebruikte ze het woord «geschokt» daarbij. Laat dit nu een punt zijn waarmee ik het zeer eens ben. Ik hoor vaak van mensen die een verzoek hebben, dat ze het idee hebben dat ze niet serieus worden genomen door hun arts. Alhoewel wij heel verschillend denken over euthanasie, ben ik heel benieuwd welke oplossingen de ChristenUnie hiervoor ziet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik deel de zorg. Die heb ik in mijn inbreng ook naar voren gebracht. Dit gaan we niet regelen door een wetje te maken. Het moet in de richtlijnen van artsen verbeterd worden. De artsenvereniging moet hierover congressen organiseren. Ik weet dat de KNMG voor zowel huisartsen als patiënten een handleiding heeft geschreven voor een gesprek over het levenseinde. Dat soort richtlijnen moeten ook bij psychiaters een bredere ingang vinden, bij eenieder die arts is. Ik vind het ontzettend belangrijk dat als jij – hoe moeilijk ook – het gesprek over de dood wenst, daar in ieder geval ruimte voor is. Dat kan weer nieuwe ruimte geven.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Wij hebben met de D66-fractie een wetsvoorstel in voorbereiding om een doorverwijsplicht of doorverwijs-recht in te voeren. Ik neem aan dat dat voor de ChristenUnie te ver gaat. Mevrouw Dik-Faber spreekt expliciet over richtlijnen voor artsen. Kan ik dit zo opvatten dat de ChristenUnie van mening is dat in richtlijnen duidelijk moet worden gesteld dat mensen recht hebben op een serieus gesprek als het gaat om een euthanasieverzoek?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Het is heel belangrijk dat er goed wordt gesproken over de dood. Volgens mij is dat niet het probleem dat door de fractie van GroenLinks naar voren wordt gebracht. Dat gaat expliciet over een euthanasieverzoek. Dat is niet helemaal van elkaar los te maken. Het gesprek erover is heel belangrijk. Er moeten richtlijnen komen voor artsen waarin staat op welke wijze ze daarmee moeten omgaan. Het is in dit land om diverse redenen zeer zeldzaam dat artsen hier moeite mee hebben. Het komt bijna niet voor, dus wat mij betreft is een wetsvoorstel overbodig. Artsen lossen dat onderling op, in ploegen. Volgens mij is het wetsvoorstel een oplossing voor een niet bestaand probleem.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2014 > november