Inbreng verslag Carla Dik-Faber inzake Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet)

donderdag 25 juni 2015

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken ten behoeve van de Elektriciteits- en gaswet

Onderwerp:   Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet)

Kamerstuk:    34 199          

Datum:           25 juni 2015

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Elektriciteits- en gaswet (Wet STROOM). Genoemde leden zien dit wetsvoorstel als een kans om de transitie naar een schone energievoorziening te verbeteren en te versnellen en vinden dat met dit wetsvoorstel nog veel kansen onbenut blijven. Zo zijn forse aanpassingen nodig om de ontwikkeling van centrale naar decentrale energievoorziening en van consument naar prosument te faciliteren. Zij vragen zich af of barrières voor schone decentrale energieopwekking met dit wetsvoorstel worden weggenomen en of de barrières niet zelfs groter worden.

Nr. 3    MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een toelichting op het doel van voorliggende wetgeving. In de Memorie van Toelichting wordt benadrukt dat het wetsvoorstel tot meer ordening en stroomlijning moet leiden van de Elektriciteitswet en de Gaswet. Tegelijkertijd wordt ook de energietransitie als aanleiding genoemd. Genoemde leden zien echter noodzaak en urgentie voor fundamentele aanpassingen van de wetgeving om de omslag naar een schone en volledig fossielvrije energievoorziening te kunnen maken. In het wetsvoorstel is hoofdzakelijk aansluiting gekozen bij de huidige wetgeving. Waarom is niet gekozen voor een meer fundamentele herziening van de energiewetgeving, bijvoorbeeld om wetgeving aan te passen op de ontwikkeling van centraal naar decentraal en van consument naar prosument? Werpen diverse maatregelen in het wetsvoorstel niet juist extra barrières op, zoals de bevoegdheid van netbeheerders om aansluitingen bij kleinverbruikers te weigeren? Hoe gaat dit pakket wijzigingen zorgen voor een gelijk speelveld en voor betere en betaalbare condities voor de prosument en collectieven zoals coöperaties?

2. Doel  van de wetgevingsagenda STROOM

2.3 Moderniseren

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting over het beter benutten van energieopslag bij het regelen van onbalans op het net. Welke rol hebben netbeheerders hierbij? Genoemde leden vragen ook of flexibele tarieven een oplossing kunnen bieden voor het stimuleren van het afstemmen van vraag en aanbod? Biedt het wetsvoorstel deze ruimte?

3. Proces  en vervolg

3.3      Lokale energie en experimenten

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom voor het uitvoerbaar maken van projecten met lokale duurzame energie alleen voor experimenteerruimte wordt gekozen. Waarom worden de al bekende barrières niet aangepakt, bijvoorbeeld de verplichting bij een leveranciersvergunning om aan elke afnemer in Nederland te leveren?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom salderen (tot maximaal het eigen gebruik) via opwek uit een eigen duurzame energie-installatie buiten het eigen perceel niet mogelijk is. Het uitbreiden van salderen voor panelen of andere opwek in eigendom van de aangeslotene kleinverbruiker elders biedt enorme kansen voor uitbreiding van schone energie. Erkent de regering dat de huidige regeling willekeur en bevoorrechting van hen met een goed gelegen en groot eigen dak kent? Is de regering bereid om de mogelijkheid van salderen verder uit te breiden, bijvoorbeeld buiten het eigen perceel?

4. Kader  en opbouw wetsvoorstel

4.1 Europese kader

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre het eventueel niet doorgaan van de splitsing van netwerkbedrijven en leveringsbedrijven invloed heeft op dit wetsvoorstel. Moeten artikelen hier op aangepast worden?

5. Inrichting systeembeheer

5.4 Wettelijke  taken en nevenactiviteiten

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de systeembeheerder ook mag investeren in opslag van energie, aangezien (tijdelijke) opslag van energie efficiënter kan zijn dan extra investeringen in netverzwaringen om piekbelasting op te vangen. Is de regering van mening dat desinvesteringen in het netwerk moeten worden voorkomen en dat opslag van energie als efficiënte optie voor het opvangen van de piekvraag mogelijk moet zijn? Vallen opslag en andere flexdiensten onder de bevoegdheid en ook de wettelijke verantwoordelijkheid van de regionale systeembeheerder? Genoemde leden vragen ook waar de grens ligt bij het inzetten en aanbieden van flexibele oplossingen op het net. Is het ook mogelijk voor netbeheerders om flexibele diensten aan te bieden op de markt voor het inspelen op verschillen in vraag en aanbod en prijsschommelingen? Worden zowel aanbodsturing als vraagsturing toegestaan als flexibele optie voor systeembeheerders?

5.6 Publiek eigendom en de mogelijkheid van kruisparticipaties

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom het toestaan van kruissubsidiëring nodig is om strategische samenwerking tussen beheerders van Europese transmissiesystemen te faciliteren. Zijn er niet al voldoende mogelijkheden voor deze strategische samenwerking? Waarom zou aandelenruil in het publieke belang van Nederland kunnen zijn? Genoemde leden wijzen hierbij ook op de risico’s van aandelenruil. Is het wenselijk dat een deel van de zeggenschap over essentiële publieke infrastructuur in buitenlandse handen komt? Is het wenselijk dat met het geld, dat Nederlandse burgers via de nettarieven ingebracht hebben, buitenlandse investeringen worden gedaan, terwijl in Nederland ook forse investeringen nodig zijn in het netwerk?

6. Taken  systeembeheerder

6.3 Kerntaak: aansluiten

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn van mening dat de aansluitplicht voor gas in de wet onwenselijk is geworden, vanwege de noodzaak om de gaswinning in de provincie Groningen en de kleine velden af te bouwen. Deze noodzaak is zeer urgent, omdat de veiligheid van burgers in het gedrang is gekomen, de overlast door schade omvangrijk is en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen om ecologische en economische redenen moet worden afgebouwd. Zij vragen waarom alleen gekozen wordt voor het schrappen van de aansluitplicht bij nieuwbouwwijken. Is het niet ook nodig om in de bestaande bouw de warmtevoorziening te verduurzamen? Zou het niet ook mogelijk moeten zijn om onder randvoorwaarden gasaansluitingen uit te faseren bij bestaande wijken, wanneer een duurzaam en betaalbaar alternatief voorhanden is? Acht de regering het wenselijk om gemeenten meer mogelijkheden te geven om gasaansluitingen onder voorwaarden uit te faseren?

6.8 Verkabeling

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het vanuit het oogpunt van volksgezondheid en leefbaarheid belangrijk dat bewoners worden ontlast die in de buurt van hoogspanningslijnen wonen. Zij vinden het belangrijk dat de mogelijkheid van verkabeling wordt benut in woongebieden. Zij vragen zich echter af waarom gekozen is voor de drempelbijdrage van 25%. Is de regering van mening dat ons hoogspanningsnet een publieke voorziening is die van nationaal belang is? Zo ja, waarom wordt afgeweken van staand beleid om vernieuwingen van landelijke infrastructuur collectief te dekken? Het is in Nederland immers gebruikelijk dat bij het vernieuwen van een landelijk netwerk de kosten door alle Nederlanders of de netwerkbeheerders worden gedragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen wanneer de Kamer een reactie krijgt op de motie Dik-Faber (29023, nr 189) over het inzichtelijk maken van kosten voor verkabeling. Zij wijzen bijvoorbeeld op een kleinere gemeente als Geertruidenberg, waar de kosten mogelijk op bijna 700 euro per huishouden uit zouden komen. Acht de regering dit een redelijk bedrag? Wordt het uitgangspunt gehanteerd dat kleine gemeenten net zoveel per te verkabelen kilometer moeten betalen als grotere gemeenten? Bestaat het risico dat door deze drempelbijdrage een regeling wordt opgetuigd waar gemeenten vanwege hun financiële situatie geen gebruik van kunnen maken? Zo ja, hoe is dit te rijmen met de uitspraken van de minister van Economische Zaken tijdens het debat over de Brabantse 380 kV lijn op 22 april jl. waarbij hij heeft gewezen op de statische relatie tussen hoogspanning en gezondheid voor kinderen tot 15 jaar?

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen in de Memorie van Toelichting dat gemeenten een drempelbijdrage van 25% moeten betalen, omdat anders lijnen worden verkabeld op plaatsen waar de gemaakte maatschappelijke kosten “niet worden gewaardeerd”. Waarom speelt dit geen rol bij uitkoop, waar alle bewoners die direct onder de lijnen wonen een aanbod tot uitkoop krijgen, ongeacht de lokale “waardering”?

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op de Memorie van Toelichting, die spreekt over een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, netbeheerders en het Rijk. Geldt dit ook ten aanzien van huizen die er al stonden toen de lijnen werden aangelegd? En voor huizen die voor de introductie van het voorzorgsbeginsel in 2005 zijn gebouwd? Zo ja, hoe hadden gemeenten voor 2005 op de hoogte moeten zijn van mogelijke risico’s die verbonden zijn aan het wonen in de buurt van hoogspanningslijnen? Hadden zij destijds uit eigen beweging maatregelen moeten nemen, ondanks het ontbreken van beleid van het Rijk en netbeheerders?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom 220 en 380 kV tracés niet in aanmerking komen voor verkabeling. Als gevolg daarvan zullen de huizen direct onder die tracés moeten worden uitgekocht, met een grote impact op de leefbaarheid tot gevolg. Volgens de toelichting zou het niet mogelijk zijn om 220 en 380 kV lijnen te verkabelen, maar hoe is dat te rijmen met de verruimde mogelijkheden voor verkabeling van dergelijke lijnen, waarover de Kamer recent is geïnformeerd (kabinetsbrief van 2 april 2015, TK 31 574, nr. 37 en de brief van TenneT van 30 maart 2015, ‘Actualisatie van visie ondergrondse aanleg 380 kV’)? Waarom worden alleen lijnen van 1 km of langer verkabeld? Hoe wordt de problematiek van het wonen in de buurt van hoogspanningslijnen opgelost op trajecten korter dan 1km?

7. Tariefregulering

7.4 Tariefregulering net op zee

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting op de keuze om de kosten van het net op zee niet te socialiseren via de nettarieven, maar door subsidie te verstrekken vanuit de SDE+. Houdt de opslag duurzame energie niet juist de realisatie in van hernieuwbare energie? Waarom wordt fossiele energie wel via de nettarieven bekostigd, waarbij bovendien een aansluitplicht geldt voor de netbeheerder en de kosten ook hoog zijn? Kan de regering nader inzicht geven in de verdeling van de lasten onder consumenten, het MKB en grootverbruikers? Waarom moeten kleinverbruikers relatief zwaar meebetalen aan de kosten van het net op zee, terwijl ook grootverbruikers baat hebben bij verduurzaming van de energievoorziening?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de aanwijzing van de netbeheerder op zee per 1 januari 2016 haalbaar is en wat de gevolgen zijn van eventuele vertraging. Kan TenneT voldoende anticiperen op de aanwijzing als netbeheerder en de start van de aanleg van het net op zee per 1 januari 2016?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier wordt voorzien in een regeling voor schadevergoeding als gevolg van late netopleveringen en storingen.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 1.1

De leden van de fractie van de ChristenUnie vraagt waarom is gekozen voor de vergaande beperking van één aansluiting per WOZ-object. Levert dit geen belemmeringen op voor kleinere bedrijven en voor lokale energieopwekking? Hoe wordt omgegaan met de aansluiting bij een bedrijf en een daarbij behorend woonhuis, zoals bij een tuinbouwbedrijf? Levert dit artikel niet vergaande beperkingen op voor de postcoderoosregeling, bijvoorbeeld wanneer zonnepanelen op een schoolgebouw of sporthal zijn geïnstalleerd? Wordt een aparte extra aansluiting bij deze projecten onmogelijk? Geldt dit artikel ook voor grootverbruikers? Zo ja, worden de kostenbesparingen bij grootverbruikers door dit artikel afgewenteld op huishoudens? Welke omvang hebben de kostenstijgingen voor huishoudens?

Artikel 2.10

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom groene elektriciteit wel een Garantie van Oorsprong moet hebben, maar grijze elektriciteit niet. Zou de stroomcertificering niet veel verder verbeterd moeten worden, om consumenten beter te informeren en dus te laten kiezen? Is de regering bereid om in lijn met Oostenrijk en Zwitserland te kiezen voor ‘full disclosure’, waar alle geïmporteerde stroom van Garanties van Oorsprong is voorzien?

Artikel 4.11

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom wordt gekozen voor een vergaand uitbestedingsverbod, anders dan in eerdere wetgeving. Wat is de noodzaak van dit artikel ten opzichte van artikel 5.2, lid 1, waarbij bevoordeling door netbeheerders wordt voorkomen? Mogen aannemers die verbonden zijn aan energiebedrijven volgens EU-regelgeving worden uitgesloten van netbeheeraanbestedingen? Wat zijn de kosten van deze beperkingen aan de markt voor systeembeheerders?

Artikel 5.37

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke partijen ruimte hebben om een experiment te starten. Kunnen ook ondernemers, leveranciers of systeembeheerders deze experimenteerruimte benutten?

Artikel 6.6

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom alleen afnemers van energie meebetalen aan de transportkosten van energie. Hoe staat dit in verhouding tot het kostenveroorzakersprincipe en de voordelen die energieproducenten ook genieten van de export van energie? Waarom moeten prosumenten met zonnepanelen wel meebetalen aan de transportkosten, maar grote producenten niet? Waarom hebben prosumenten concurrentienadeel ten opzichte van grote producenten? Zet het uitsluiten van het meebetalen door producenten van het transport van energie niet ook de ACM buitenspel om het kostenveroorzakersprincipe nader in te vullen in het tariefbesluit van artikel 6.12?

Artikel 8.20

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering bereid is artikel 8.20 van zodanig aan te passen dat salderen (tot maximaal het eigen gebruik) via opwek uit een eigen duurzame energie-installatie buiten het eigen perceel mogelijk wordt. Zo nee, waarom niet?

Artikel 11.5

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom provinciale staten en de gemeenteraad geen bevoegdheid mogen hebben bij het opwekken, transporteren en leveren van elektriciteit of gas. Levert dit artikel geen belemmeringen op bij de vergunning verlening voor windenergie op land of het aanwijzen van warmtegebieden? Worden met dit artikel niet onnodig belemmeringen opgeworpen voor het faciliteren van lokale initiatieven voor duurzame energieopwekking en duurzame warmtelevering? Waarom worden alleen gemeenteraden en provinciale staten genoemd in het artikel?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2015 > juni