Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Eerstelijnszorg

donderdag 03 juli 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een algemeen overleg met minister Schippers en staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport  

Onderwerp:   Eerstelijnszorg

Kamerstuk:    29 247

Datum:            3 juli 2014

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Eerstelijnszorg is de basis van ons zorgstelsel. Huisartsen, wijkverpleegkundigen, apothekers en vele anderen zetten zich iedere dag in om goede zorg aan mensen te leveren. Dat wil ik als eerste statement neerzetten in dit debat.

Ik wil een aantal zaken graag voor het voetlicht brengen. Mijn eerste punt is de dieetvoeding in de ketenzorg. In de praktijk blijkt dat de behandeling van patiënten met diabetes niet aan de zorgstandaard van de Nederlandse Diabetes Federatie voldoet. We kregen er eind vorig jaar een brandbrief over van diabetesorganisaties. Ik heb er toen een reactie op gevraagd en het antwoord van de minister staat nu op de agenda. Ze verwijst in haar brief naar de drie uur dieetadvisering als zelfstandige prestatie, maar de zorgen van de diabetesorganisaties waren breder en bestaan ook nog steeds. Het gaat dan om zorginstellingen die te weinig specialistisch voedingsadvies inkopen voor hun cliënten en zorgverzekeraars die niet voldoende op ondercontractering door zorginstellingen letten, met als gevolg dat praktijkondersteuners voedingsadvies moeten geven waar specialistisch advies nodig is. We hoorden het voorbeeld van cliënten die in plaats van een dieetadvies op maat, de methode van Sonja Bakker aangeraden kregen. Dat lijkt mij niet de bedoeling.

Goede voeding is belangrijk voor een goed behandeltraject. Herkent de minister het beeld uit de brandbrief van toen dat er grote druk staat op het werk van diëtisten en zorggroepen? Klopt het dat zorginstellingen te zuinig zijn met het inkopen van uren voedingsadvies? Vindt de minister dat wenselijk? Graag een reactie.

Voor de huisartsenzorg werken we straks met een nieuw bekostigingsmodel. Ik vind goed aan het nieuwe model dat er meer ruimte komt om vanuit de huisarts multidisciplinaire zorg te organiseren en te bekostigen. We hopen natuurlijk dat daardoor ook meer van de grond komt. We horen graag hoe de minister dat de komende tijd in de gaten zal houden.

De bekostigingssystematiek van de wijkverpleegkundige zorg sluit straks aan bij de nieuwe bekostiging van de huisartsenzorg en biedt ook meer vrijheid. Dat lijkt me een goede beslissing. Ik denk dat het ook verstandig is dat er voor het jaar 2015 een overgangsmodel is gekozen. We horen wel zorgen uit het veld over het overgangsjaar. Aanbieders vrezen dat zorgverzekeraars nog steeds per behandeling verantwoording willen, terwijl we juist een beweging maken richting een integrale benadering van de wijkverpleging. Hoe reageren de bewindspersonen op die zorgen? Graag een reactie. Ik zal daar zo ook nog op terugkomen bij het onderwerp dementie.

Er zijn ook zorgen over de bekostiging in het overgangsjaar van de beschikbaarheidsfunctie van de wijkverpleegkundige, de bekostiging via het populatiedeel. Zorgverzekeraars zouden terugtrekkende bewegingen maken rondom het contracteren van niet-toewijsbare zorg, waardoor de functie van de wijkverpleegkundige zoals we die voor ogen hebben in 2015 niet goed uit de verf komt. Wat vinden de bewindspersonen van die zorgen? Hoe gaan ze die adresseren?

Dan kom ik heel kort op medicijngebruik. De minister constateert met de Kamer dat het periodiek medicatieoverleg nog te weinig plaatsvindt, terwijl dat volgens de richtlijn Polyfarmacie wel zou moeten bij mensen met vijf of meer medicijnen. Dat we niet meteen de omslag kunnen maken naar de benodigde 1,2 miljoen medicijnchecks, snapt de ChristenUnie. Ik zou echter wel heel graag horen van de minister hoe het ingroeimodel waarover zij schrijft er precies uitziet en hoe zij dit verder gaat aanjagen. Graag een reactie.

De rest van mijn bijdrage wil ik wijden aan de eerstelijnszorg en dementie. Een op de vijf mensen krijgt ooit in zijn of haar leven te maken met een vorm van dementie. In 2050 zal in Nederland naar verwachting een half miljoen mensen aan dementie lijden. Nu zijn dat er 260.000. Voor die mensen wordt door verschillende partijen hard gewerkt aan een integrale aanpak van alle zorg die daarbij komt kijken. Het is natuurlijk prachtig als alle dementiezorg in één keten kan worden vormgegeven, waar het kan ook op wijkniveau. Ik wil daarom aandacht vragen voor een aantal problemen die zo'n aanpak in de weg kunnen staan. Het gaat dan om de financiering van ketenzorg bij dementie en de specifieke positie van de casemanager dementie. De staatssecretaris heeft op dit punt al verschillende toezeggingen gedaan en is ook meedenkend, maar nu moet het in de praktijk ook echt gaan gebeuren.

Allereerst sta ik stil bij de integrale financiering van dementie. Tot nu toe liep deze via een aparte beleidsregel, maar de NZa heeft ketenzorg rond dementie niet opgenomen in de conceptbeleidsregels van 2015. Ik vermoed vanuit de gedachte dat dit soort zorg in de nieuwe bekostigingssystematiek kan worden ondergebracht in de tweede pijler, waarin ruimte is voor multidisciplinaire zorg en ketenbekostiging. Wij vragen ons echter af of er in ieder geval in 2015 niet een aparte betaaltitel moet blijven bestaan voor ketenzorg rond dementie. Dan verzekeren we ons ervan dat goede initiatieven voor integrale dementiezorg overeind blijven in de komende jaren. Alzheimer Nederland en verzekeraars dringen hier ook op aan en zien het maken van samenwerkingsafspraken niet als een volwaardig alternatief. Ik krijg graag een heldere reactie van de staatssecretaris op deze zorgen.

Tot slot kom ik specifiek op de positie van casemanagement in de aanspraak Wijkverpleging. Casemanagement lijkt niet te worden vastgelegd in de aanspraak Wijkverpleging of in de prestatiebeschrijving Wijkverpleging zelf. Slechts in de toelichting komt een verwijzing te staan. Wij krijgen signalen dat de inkoop van zorgverzekeraars op dit punt stagneert, omdat de huidige omschrijving in de toelichting onduidelijk en onvoldoende is. De staatssecretaris heeft zich hierover meermalen uitgesproken in de Kamer. Ik kan me voorstellen dat hij de zorgen van de ChristenUnie-fractie deelt. Het werk van de casemanager is echt heel belangrijk voor mensen die met dementie te maken krijgen. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om dit op een goede manier te regelen? Graag een reactie. Wij vinden het van groot belang dat de zorg voor mensen met dementie, die in zo'n kwetsbare fase van hun leven zijn terechtgekomen, op een goede manier wordt geregeld.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug