Drie moties aangenomen

donderdag 30 juni 2011

Vandaag werden deze drie bijzondere moties aangenomen van Joël Voordewind aangenomen.

Motie Belang onderwijs voor bestrijding kinderarbeid

De Kamer, Gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland in partnerlanden eraan bijdraagt dat de bestrijding van kinderarbeid een expliciete plaats in de nationale onderwijsplannen krijgt en dat dit gebeurt door de inzet van ambassades en via het kinderarbeidbestrijdings-programma van de ILO;

constaterende dat in dit kader met de ILO een driejarig programma (2010-2013) van 4,7 miljoen euro is getekend in samenhang met de hulpprogramma’s van de Nederlandse ambassades in Uganda, Zambia, Mali en Bolivia;

van mening dat daardoor een belangrijke en vernieuwende bijdrage kan worden geleverd aan het integreren van de bestrijding van kinderarbeid in de nationale onderwijsprogramma’s en budgetten in die landen;

overwegende dat de regering in de mensenrechtennotitie bestrijding van kinderarbeid als speerpunt benoemd;

verzoekt de regering de samenwerking met de ILO om via basisonderwijs kinderarbeid te bestrijden niet tussentijds stop te zetten maar het volledige programma 2011-2013 gezamenlijk uit te voeren en tevens ambassades de ruimte te geven om succesvolle onderwijsprojecten ter bestrijding van kinderarbeid voort te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Motie deskundigheid ontwikkelingssamenwerking op ambassades en ministerie

De Kamer, Gehoord de beraadslaging,

Overwegende dat het aantal partnerlanden terug gebracht wordt tot 15 landen;

Overwegende dat een beperkt aantal partnerlanden mogelijkheden biedt om expertise  op de ambassades in die betreffende landen te versterken door het aanstellen van specialisten die ook echt verstand hebben van ontwikkelingssamenwerking en de gekozen prioriteiten;

Verzoekt de regering in te zetten op vergrote deskundigheid op het terrein van de prioriteiten binnen ontwikkelingssamenwerking op ambassades,

En gaat over tot de orde van de dag.

Motie Congo

De Kamer, gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de DR Congo op de een na laatste plaats staat op de human development index van de UNDP 2010 en op de vierde plaats in de failed state index 2011;

overwegende dat een evenwichtig en kansrijk regionaal beleid voor het Grote Merengebied gebaat is bij een bilaterale relatie met de belangrijkste landen in de regio, dus met name ook met de DR Congo;  

constaterende dat in Rwanda onvoldoende voortgang is geboekt op gebied van de vrijheid van meningsuiting en democratisering en politieke onafhankelijkheid van de justitiële sector;

verzoekt de regering de DR Congo op de bilaterale landenlijst te laten staan en de sectorale steun aan de sector Justitie in Rwanda te verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

 

« Terug

Archief > 2011 > juni