Bijdrage Gert-Jan Segers aan het algemeen overleg Zedendelicten en seksuele weerbaarheid/misbruik

donderdag 24 september 2015

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie aan een algemeen overleg met minister van der Steur van Veiligheid en Justitie en staatssecretaris van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Onderwerp:   Zedendelicten en seksuele weerbaarheid/misbruik

Kamerstuk:    28 638          

Datum:            24 september 2015

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Collega Van der Burg heeft terecht aangegeven om welke omvang het gaat en hoe duizelingwekkend het aantal slachtoffers is over wie we het vandaag hebben. In zo'n overleg als dit gaat het heel snel over protocollen, procedures en strafrecht maar uiteindelijk gaat het toch om mensen. Ik denk dat we allemaal ook wel voorbeelden in ons achterhoofd hebben van mensen die hebben verteld over hun eigen ervaring. Het is dus niet alleen een enorm omvangrijk probleem, we weten ook dat de impact ervan ontzettend groot en dramatisch is. Daarom is het des te belangrijker dat we echt alles op alles zetten om daar waar wij hierbij een verantwoordelijkheid hebben, die volledig waar te maken.

De minister heeft inmiddels gereageerd op het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. Net als collega Oskam van het CDA heb ik wel wat zorgen over de enorm brede en ruimhartige toezegging van de minister dat hij alle aanbevelingen gaat opvolgen. Dit is zo ruimhartig dat je je zelfs gaat afvragen wanneer er dan precies wat gaat gebeuren. Zo staat in het rapport dat ten aanzien van de meldingen die niet leiden tot aangifte slechts in 3% van de gevallen sprake is van ambtshalve onderzoek en vervolging door het OM. Dat is een ontzettend laag percentage. Dat is iets waarbij ik mij afvraag of dit gelegen is in een capaciteitsprobleem. Zou dat niet een punt zijn waar de minister eens heel specifiek naar zou moeten kijken? Ik zou dus graag zien dat de minister per aanbeveling aangeeft wanneer hij wat precies gaat doen.

In zijn brief vraagt Defence for Children speciale aandacht voor de 12- tot 18-jarigen. Het geeft aan dat er voor kinderen onder die leeftijdscategorie speciale verhoorkamers zijn en dat degenen die de verhoren doen goede opleidingen hebben gekregen maar dat er voor die 12- tot 18-jarigen onvoldoende capaciteit en kunde is om ze goed te begeleiden. Ik verneem hierop graag de reactie van de minister.

Verder vraag ik aandacht voor de groep van 0- tot 4-jarigen. We hebben de afschuwelijke zaak rond Robert M. gehad, waarbij het echt om heel kleine kinderen ging. Ik heb ook informatie van ouders gehad waarin ze aangeven dat het doen van aangifte en het afleggen van getuigenverklaringen heel ingewikkeld ligt, aangezien die kinderen daar niet toe in staat zijn. Zou de minister willen nagaan wat hierbij de struikelblokken zijn en waar het misgaat?

Er is verder discussie over de vraag of er voor professionals nu sprake moet zijn van een meldplicht dan wel of de meldcode als zodanig wel voldoet. De taskforce zegt dat er zo'n meldplicht moet komen. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel daarentegen zegt dat de meldcode voldoet en ook meer recht doet aan de professionaliteit van de professionals. Het is al met al een heel lastige afweging die moet worden gemaakt. Eerlijk gezegd vind ik het verhaal van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel wel overtuigend maar ik hoor graag ook de mening van de minister en vooral die van de staatssecretaris hierover.

Mevrouw Volp (PvdA): Wij hebben vanmiddag nog een algemeen overleg over kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties. Ik weet niet of collega Segers daarbij ook aanwezig zal zijn, maar daar komen de vragen die hij nu stelt ook aan de orde. Waar we het in dit algemeen overleg met name hebben over zedendelicten, kan ik mij voorstellen dat we in een herhaling van zetten vervallen als we vanmiddag opnieuw die vragen gaan stellen.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb de vraag gesteld en laat het aan de staatssecretaris over of hij die gaat beantwoorden; ik zou dat zeer sympathiek vinden, omdat het wel raakt aan dit onderwerp.

Mevrouw Volp (PvdA): Waarschijnlijk zullen we er vanmiddag toch ook nog een rondje over hebben, want het is een belangrijk onderwerp en het is ook een uitgebreide discussie waard. Ik hoop dus dat de heer Segers vanmiddag bij dat andere algemeen overleg aanwezig kan zijn, zodat we hierover verder kunnen praten.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb dan een ander overleg, maar dat geheel terzijde. In ieder geval heb ik de vraag gesteld. Wellicht dat de staatssecretaris nog meer ruimte heeft om er vanmiddag uitgebreid op in te gaan. Dan zal ik zijn reactie nauwgezet volgen. Mijn insteek heb ik in ieder geval aangegeven.

Ik sluit mij aan bij de vragen die collega Volp heeft gesteld aan de minister over wraakporno en sexting. We moeten niet te snel dingen strafrechtelijk gaan optuigen en van alles uit de kast trekken. De vraag naar een quickscan vind ik dan ook een heel interessante. In een andere context hebben we daar inderdaad al ervaring mee opgedaan. Na enige aarzelingen van mijn kant aan het begin, was ik toch wel onder de indruk van het resultaat. Het lijkt mij goed om in dezen ook zo'n quickscan uit te voeren en om een vergelijking te maken met andere Europese landen om na te gaan hoe zij dit probleem aanpakken. Het te beschermen belang is namelijk echt anders als het gaat om je adresgegevens, een foto of erotisch materiaal. Zeker bij jongeren gaat het om een enorme inbreuk op hun privacy, die veel verdergaat dan wanneer iemand bijvoorbeeld ongewild je adres op internet zet. Ik vraag mij ook af of de verwijzing naar smaad en belediging en naar privacybescherming wel recht doet aan de ernst van de zaak. Verder is ten aanzien van dit onderwerp goede voorlichting van belang. Bij de voorlichting wordt tot nu toe heel erg gefocust op slachtoffers, maar het is ook van belang om te kijken naar potentiële daders. Spreek ook hen aan. Dat pleidooi zou ik ook in dit kader willen onderstrepen.

Ook ik heb vragen over de strafmaat. Dit onderwerp komt terug in het rapport Op goede grond, maar de Nationaal Rapporteur Mensenhandel heeft er overigens al vaker aandacht voor gevraagd. Ik wijs specifiek op de zaak in Valkenburg, waarbij sprake is van een 16-jarig slachtoffer en van een gevangenisstraf van een dag en een taakstraf, dit terwijl het parlement altijd heeft uitgesproken dat bij zedendelicten geen taakstraf past. Als je dan in de praktijk ziet hoe de rechter dit omzeilt, heb ik daar wel ernstige vragen bij. Zou de minister daarop kunnen reageren? Doet dit recht aan de ernst van de zaak als het om zedendelicten gaat?

Verder wordt aangegeven dat de strafmaat vier tot twaalf jaar is, maar in het overgrote deel van de zaken wordt minder dan een jaar gegeven. Zou dat niet reden moeten zijn om met de Raad voor de rechtspraak daarover nog eens heel goed te spreken?

Het pleidooi over de behandelcentra onderstreep en ondersteun ik. Er is ook sprake van gespecialiseerde hulp voor bijvoorbeeld slachtoffers van mensenhandel. Deze hulpverleners hebben een heel specifieke taak. We krijgen echter signalen dat die specialistische zorg, waarbij ik ook noem de opvang van geradicaliseerde jongeren, die een duidelijke veiligheidscomponent heeft maar die door de decentralisatie bij gemeenten terechtkomt, vermalen dreigt te worden. Ik blijf daar mijn zorgen over uitspreken. Zou niet eens onderzocht kunnen worden of Veiligheid en Justitie, juist omdat er ook sprake is van een veiligheidsaspect, die verantwoordelijkheid zou moeten overnemen als het om die heel specialistische hulp gaat?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik ken collega Segers als iemand die de rechtsstatelijkheid hoog in het vaandel heeft, maar ik hoor hem nu toch vragen stellen over rechterlijke uitspraken en het opleggen van straffen. Hoe duidt hij dat dan?

De heer Segers (ChristenUnie): Hij duidt dat als volgt. Het parlement heeft uitgesproken dat bij zedendelicten geen taakstraf past. Dat is echt een politieke keuze van het parlement, de wetgever, geweest. In de praktijk zie je echter dat in een groot aantal gevallen wel taakstraffen worden opgelegd. Dan is de vraag of die praktijk recht doet aan datgene wat de wetgever heeft bepaald. Ik vind dat dus een gerechtvaardigde vraag. Ik vraag niet om minimumstraffen, want daar zijn wij op tegen. Mocht daar enige ongerustheid over bestaan bij mevrouw Berndsen, dan kan ik die wegnemen, maar dit lijkt mij wel een onderwerp voor een gesprek met de Raad voor de rechtspraak in de zin van: u kent de intentie van de wetgever, u doet dit, hoe zit dat?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik snap het. Ik vind het op het randje, maar ik denk inderdaad dat de minister dit wel aan de orde zou kunnen stellen in een gesprek met de Raad voor de rechtspraak. Ik blijf overigens van mening dat wij ons als politiek niet met rechterlijke uitspraken moeten bemoeien, maar ik snap de bezorgdheid van collega Segers.

De heer Segers (ChristenUnie): Die daar heel blij mee is.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug