Bijdrage Carola Schouten aan het algemeen overleg Internationaal fiscaal beleid

woensdag 03 juni 2015

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Financiën aan een algemeen overleg met staatssecretaris Wiebes van Financiën

Onderwerp:   Internationaal fiscaal beleid

Kamerstuk:    25 087

Datum:            3 juni 2015

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Ik kan wel beloven dat ik als achtste spreker helemaal niet meer origineel ben, maar ik ga mijn best doen.

Allereerst bedank ik de staatssecretaris voor de brief. Hij was inderdaad echt laat. Ik snap dat dit misschien door omstandigheden komt, maar toch vraag ik of we de volgende keer iets meer tijd kunnen krijgen, juist omdat er heel interessante dingen in staan. Het valt mij op dat er een andere toon lijkt te worden aangeslagen de afgelopen weken. De heer Groot merkte het al op bij de adviespraktijk en ik merk het ook een beetje bij de staatssecretaris. Laat ik hem daarin aanmoedigen. De toon begint te veranderen. Laten we die meteen omzetten in daden, want dat is uiteindelijk wat we willen. De daden bestaan wat ons betreft uit het bekijken hoe iedereen een fair share kan krijgen. Wij willen niet dat Nederland te boek staat als een aantrekkelijk fiscaal doorsluisland. Wij moeten ervoor zorgen dat landen die het economisch wat minder hebben, zoals de ontwikkelingslanden, niet op deze manier benadeeld worden, want dat is water naar de zee dragen. Wij geven ontwikkelingshulp aan die landen en zij moeten ervoor zorgen dat de bedrijven in hun land geen uitwijkmogelijkheden hebben om winsten door te sluizen naar bijvoorbeeld Nederland.

De eerste daad die de staatssecretaris kan plegen betreft het opvoeren van het tempo bij de country-by-country reporting, de uitvoering van die motie, want 2018 is echt ontzettend laat. Wat is het probleem? Deelt hij onze mening dat het allemaal wat sneller moet en ook kan?

De heronderhandelingen over de belastingverdragen met de ontwikkelingslanden lijken de goede kant op te gaan. Er valt nog wel een hele discussie te voeren over de vraag of de antimisbruikbepalingen ver genoeg gaan, maar laten we zeggen dat er stappen worden gezet. Ik zie wel dat er nog heel wat landen te gaan zijn. Hoe staat het met de snelheid daarvan en waar lopen we vertraging op? Kunnen wij in Nederland dat nog sneller doen?

Ik sluit me aan bij de vragen die de heer Merkies stelde over de Belgiëroute. Om hoeveel bedrijven gaat het? Wij hoeven geen namen en rugnummers, maar wij willen weten hoe groot het probleem is. Ik mag hopen dat de Belastingdienst of in ieder geval de staatssecretaris er wel enig zicht op heeft. De staatssecretaris ziet het misschien niet als een probleem, maar wij wel. Wij willen inzicht krijgen in de omvang van het probleem.

Ten aanzien van Griekenland sluit ik me ook aan bij de vele vragen die zijn gesteld, met name door de heer Klaver. Aan de ene kant willen we graag dat de Grieken belastingen gaan heffen. We weten inderdaad dat er, eufemistisch gesproken, wat verbeteringen in aan te brengen zijn. Wij creëren de mogelijkheid om winst naar ons land toe sluizen. Je kunt wel zeggen dat Griekenland dat zelf moet oplossen, maar wij mogen ook niet wegkijken. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid. Ik hoor het kabinet alleen maar zeggen dat we er veel belang bij hebben dat in Griekenland de boel op orde komt, sterker nog, wij sturen er mensen naar toe om de praktijk te verbeteren. De eerste stap is dan toch ervoor te zorgen dat wij die uitwijkmogelijkheden niet bieden? Ik hoor graag de visie van de staatssecretaris hierop. Het zou stroken met zijn inzet om Nederland niet als een uitwijkroute te laten beschouwen.

Ik kom op de automatische uitwisseling van informatie. Er is nog wel wat discussie over, terwijl de staatssecretaris heeft gezegd dat hij op dit punt graag vooroploopt omdat hij kansen en mogelijkheden ziet. Ik heb begrepen dat België nu al start met de automatische uitwisseling van informatie. Waarom kunnen wij dat dan nog niet? Waarom gaan wij eerst wachten op het hele OESO-traject? Zit daar een volgordelijkheid in of kunnen we nu al gewoon stappen zetten? Als dat laatste kan, zou dat zeker onze voorkeur hebben.

De laatste zin in de brief over het gaandeweg uitsterven van de kunstmatige structuren vond ik ook intrigerend. Is het een wens van de staatssecretaris of is het een constatering? Wat is zijn proactieve rol daarin? Het lijkt een beetje passief, alsof het gaat gebeuren buiten hem om in het grote geheel der dingen. Ik denk dat de staatssecretaris er zelf een heel actieve rol in kan spelen. Is hij dat met mij eens en was dat ook de inzet van zijn zin of laat hij het vooral om zich heen gebeuren?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2015 > juni