Bijdrage Eppo Bruins aan een plenair debat inzake wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst

Eppo Bruins - Foto: Anne Paul Roukemawoensdag 15 juni 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Eppo Bruins aan een plenair debat met staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwerp:   Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst

Kamerstuk:    34 459          

Datum:           15 juni 2016

De heer Bruins (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Dit wetsvoorstel heeft een merkwaardige route achter de rug. Daar is al veel over gezegd. Na de behandeling in dit huis leidde de interpretatie van de staatssecretaris van de afspraken die hier gemaakt waren, tot zo veel discussie en aanscherpingen van de wettekst dat we hier vandaag opnieuw staan. De wet is goedgekeurd en delen zijn in werking getreden, maar toch staan we weer hier. Er kan van alles over gezegd worden, maar laten we het debat voeren over waar we nu staan en dat is de vraag of de voorgestelde wettekst nu alles bevat wat in de Eerste Kamer is afgesproken. Daar zal ik mijn bijdrage op toespitsen.

Ik wil beginnen met hier mijn waardering uit te spreken voor de omroepen. Naar de mening van de ChristenUnie zijn omroepen niet de laatste ijsschots van de verzuiling, zoals de heer Elias zei, maar de eenentwintigste eeuwse uiting van de culturele diversiteit aan waardengemeenschappen die Nederland rijk is. Een democratisch bestel kent omroepen.

Belangrijk in dit wetsvoorstel is dat de verhouding tussen de NPO en de omroepen nu duidelijker wordt. De NPO moet rekening houden met de vrijheid en de verantwoordelijkheid van de omroeporganisaties en de omroepen hebben de vrijheid en verantwoordelijkheid voor het media-aanbod. Dat wordt nu ook duidelijk gemaakt in artikel 2.2 en artikel 2.88 van de Mediawet. De positie van de NPO ten opzichte van de omroepen wordt hierdoor beter geborgd, omdat de sturende rol wettelijk wordt ingekaderd. Omroeporganisaties worden volgens de memorie van toelichting ook betrokken bij de positiebepaling. Zij kunnen bijvoorbeeld meepraten over het coördinatiereglement, bindende regelingen en jaarplannen. Maar hoe is de betrokkenheid formeel geregeld?

Het coördinatiereglement wordt na aanname van dit wetsvoorstel aangepast. Dit coördinatiereglement is heel bepalend voor de formele verhouding tussen de NPO en de omroepen. Op welke manier en op welke momenten kunnen de omroepen straks meepraten en zo mogelijk adviseren? Hoe kan de Kamer straks goed beoordelen wat die formele verhouding tussen de NPO en de omroepen is? Heeft de staatssecretaris inmiddels gesproken met de omroepen en, zo ja, wat is de uitkomst daarvan?

De staatssecretaris meldt dat de mogelijkheid van bezwaar en beroep openstaat voor omroepen, bijvoorbeeld als zij het niet eens zijn met de ordening en plaatsing van programma's. Dat zou op basis van het zogenaamde urenindelingsbesluit moeten gebeuren. Maar is er wel voldoende tijd voor omroepen om in bezwaar en beroep te gaan tegen een besluit van de NPO? Een bezwaarprocedure zou zomaar enkele jaren in beslag kunnen nemen en dan is het veel te laat om nog te kunnen handelen.

In de schriftelijke beantwoording staat dat de NPO over de programmering gaat en de omroepen over de invulling, maar er staat ook dat de programmering van de NPO inhoudelijke kaders en afspraken bevat. Er staat dat de NPO de bevoegdheid heeft om elk programmavoorstel bij intekening en achteraf te toetsen aan de inhoudelijke kaders en doelstellingen die zijn beschreven in het concessiebeleidsplan, de prestatieovereenkomst, de profielen van aanbodkanalen, de afspraken met omroeporganisaties, het coördinatiereglement en de begroting van de NPO. Zoals ik het proces interpreteer — daarbij betrek ik ook de brief van 28 februari, die is ondertekend door de NPO en een groot deel van de omroepen — gaan de omroepen straks over de invulling en de inhoudelijke keuzes in hun programma's. Ik vraag de staatssecretaris om ook in deze Kamer deze constatering nog eenmaal onomwonden te bevestigen.

In de Eerste Kamer is de motie-Bikker aangenomen over een betere borging van de positie van levensbeschouwing binnen de publieke omroep. De motie bekrachtigt het budget en de ruimte in de programmering. Juist de publieke omroep helpt ons om kennis te nemen van elkaars overtuigingen en levensbeschouwing en zorgt zo voor samenbinding in de Nederlandse maatschappij. De ChristenUnie vindt levensbeschouwelijke programma's onmisbaar binnen de programmering. Hoe gaat de staatssecretaris de motie-Bikker uitvoeren?

Het is goed dat de rol van de minister van OCW bij de benoeming van leden van de raad van bestuur en de raad van toezicht van de NPO en RPO wordt geschrapt in dit voorstel. Dat is ook in lijn met de motie-Mohandis/Segers, waarin de regering wordt verzocht om de besturen van de NPO niet meer te laten benoemen door de minister, maar alleen indirect door de raad van toezicht van de NPO. Er loopt een verkenning naar de rol van de minister bij de benoemingen in de publieke mediasector, naar aanleiding van een toezegging in de Eerste Kamer. De verkenning gaat over de benoemingsprocedure bij de NOS, de NTR, de Ster, het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het Commissariaat voor de Media. Is de uitkomst van de verkenning inmiddels bekend? Wanneer gaat de staatssecretaris de benoemingsprocedure breder aanpakken?

De NPO moet op basis van de wet een representatieve maatschappelijke adviesraad organiseren. De heer Elias had het er ook al over. Hoe staat dit in verhouding tot de ledenomroepen, die ook de samenleving betrekken bij de publieke omroep? Zeker waar het de programmering betreft, zouden toch juist de omroepen deze taak moeten vervullen? Bovendien hebben de omroepen al een wettelijke taak om publieksbetrokkenheid invulling te geven.

Ik eindig met de regionale omroepen. Met goedkeuring van de Eerste Kamer zijn onderdelen van de wet van 16 maart over de regionale publieke mediadienst al in werking getreden. Ik heb nog wel een paar vragen over de regionale omroepen. Zo ligt er een aangenomen motie-Heerma/Segers die waarborgt dat de regionale publieke omroepen redacties op provinciaal niveau behouden. Begin deze maand hebben de Provinciale Staten van Zeeland een motie aangenomen voor een eigen, zelfstandige omroep met een volwaardige redactie voor de regio Zeeland. De Staten benadrukken het belang van een onafhankelijke positie van Omroep Zeeland en het behoud van de regionale nieuwsvoorziening. Hoe gaat de staatssecretaris de motie-Heerma/Segers uitvoeren in deze omstandigheid?

Ook aangenomen is de motie-Heerma/Segers waarin de regering wordt verzocht om inhoudelijk en financieel recht te doen aan de bijzondere positie van de Omrop Fryslân en hierover met de provincie Friesland afspraken te maken. De staatssecretaris heeft naar aanleiding van de motie in de Eerste Kamer gezegd dat hij in overleg met de provincie, de omroep en de RPO met een regeling zal komen. Ik vraag de staatssecretaris hoe het daarmee staat.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2016 > juni