Inbreng schriftelijk overleg Convenant Staatsbosbeheer

dinsdag 27 mei 2014

Inbreng schriftelijk overleg van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken ten behoeve van het Convenant Staatsbosbeheer

Onderwerp:   Convenant Staatsbosbeheer

Kamerstuk:    29 659

Datum:            27 mei 2014

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het concept-convenant tussen het ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer. Deze leden hebben hierbij enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat Staatsbosbeheer naast het beheer van natuurlijk erfgoed ook een forse opgave heeft om met zijn terreinen te ondernemen en meer private financiering aan te trekken en daarnaast de maatschappelijke betrokkenheid te vergroten. Sinds de publicatie van het rapport “Ruimte in het bos!” in 2009, maar ook daarvoor al, wordt hierover gesproken. Destijds zagen de verschillende bewindslieden en ook de evaluatiecommissie echter geen aanleiding tot een wijziging van de aansturingsrelatie of de positionering. De afgelopen jaren hebben we echter kunnen constateren dat de marktgerichtheid en vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer soms moeizaam van de grond komen. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben dan ook gepleit voor meer ruimte voor Staatbosbeheer om de verschillende opgaven goed in te vullen.

Deze leden vragen de staatssecretaris aan te geven wat de verschillen zijn tussen het sturingsarrangement uit 2009 en het concept-convenant. Op welke concrete punten krijgt Staatsbosbeheer meer ruimte? Genoemde leden vragen de staatssecretaris tevens concreet aan te geven hoe Staatsbosbeheer geholpen is met de nieuwe Wet Markt en Overheid en op welke punten eventueel nog onduidelijkheid kan ontstaan over de marktactiviteiten van Staatsbosbeheer. Is de nu voorgestelde positionering van Staatsbosbeheer het eindplaatje of is het denkbaar dat in overleg met Staatsbosbeheer hierin verdere ontwikkeling plaatsvindt om de marktgerichtheid en vermaatschappelijking meer ruimte te geven?

In artikel 4 lid 1 van het convenant lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat Staatsbosbeheer streeft naar een jaarlijkse groei van het aandeel van inkomsten uit de markt in de totale inkomsten. Deze leden vragen of en welke doelstellingen hieraan gekoppeld zijn. Hoe groot moet het aandeel inkomsten uit de markt in 2020 bijvoorbeeld zijn?

In artikel 6 lid 1 staat: “Staatsbosbeheer concurreert niet met goede doelenorganisaties, maar streeft naar financiële ondersteuning van projecten met bijdragen van particulieren en bedrijven. Dit onder dezelfde voorwaarden als andere terreinbeherende organisaties. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de staatssecretaris ervoor wil zorgen dat er geen concurrentie plaatsvindt, maar dat de verschillende organisaties elkaar versterken. Is het denkbaar dat het huidige convenant in de toekomst herzien wordt om aan deze gezamenlijke inzet van de organisaties meer ruimte te bieden? Hoe moet de financiële ondersteuning van projecten met bijdragen van particulieren en bedrijven in de praktijk vorm krijgen?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het convenant niet duidelijk is op het punt hoe de samenwerking met andere terreinbeherende organisaties, zoals Natuurmonumenten en de provinciale landschappen in de praktijk gestalte moet krijgen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij de samenwerking voor zich ziet?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben een specifieke vraag over de aankoop van hout en biomassa. Kan de staatsecretaris aangeven in hoeverre Staatsbosbeheer hout en biomassa mag bijkopen dat niet uit eigen bos afkomstig is en hoe in dit geval marktverstoring wordt voorkomen?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat Staatsbosbeheer met zijn terreinen meer synergie gaat zoeken met andere maatschappelijke opgaven, bijvoorbeeld op het gebied van waterveiligheid en gezondheidszorg. Zij vernemen graag of Staatsbosbeheer een plan heeft voor verdere vermaatschappelijking met concrete doelstellingen. Hoe wordt gemonitord of de vermaatschappelijking voldoende oplevert? En hoe ziet de staatssecretaris haar rol bij het sturen op vermaatschappelijking?

Een belangrijke aanbeveling uit het rapport “Ruimte in het bos!” uit 2009 was de versterking van de positie van de Raad van Toezicht. Kan de staatssecretaris aangeven hoe deze aanbeveling is uitgevoerd, in hoeverre de positie van de Raad van Toezicht in de afgelopen jaren is versterkt en welke rol de staatssecretaris ziet voor de Raad van Toezicht bij de uitvoering van het convenant?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 

« Terug

Archief > 2014 > mei