Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Klimaat en energie
Bijdrage Carla Dik-Faber aan een algemeen overleg met minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat
Kamerstuknr. 31239
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. We zijn op weg naar een duurzame economie met volledig hernieuwbare energie in 2050. Deze omslag wordt het meest zichtbaar bij de problemen door netwerkschaarste. In principe is dat, denk ik, goed nieuws. De stimuleringsmaatregelen werken kennelijk en lokaal opgewekte duurzame energie beleeft een enorme opmars. Maar plannen waarvoor draagvlak is en die voldoen aan juridische en financiële randvoorwaarden lopen nu stuk, omdat er geen adequate elektriciteitsinfrastructuur voorhanden is. Dit zorgt voor onnodige achterstand en vertraging bij de omschakeling naar duurzame energie in ons land en dat is natuurlijk ontzettend jammer, en meer dan dat. Er is dus op dit moment zowel snelle actie nodig als een blik gericht op de toekomst. We moeten naar een integrale visie op een duurzaam energiesysteem op het gebied van toekomstig verwacht energiegebruik, energieproductie, energiedragers, energieopslag, planologie en infrastructuur. Wat de ChristenUnie betreft is er een zonnige toekomst voor lokaal opgewekte energie.
Voorzitter. Ik kon helaas niet bij de rondetafel aanwezig zijn, maar ik wil wel op het punt van de netwerkschaarste enkele gedachten inbrengen. Het zijn er vier.
De Regionale Energie Strategieën vormen een goed aanknopingspunt om in dit vraagstuk het eerste stuk duidelijkheid te bieden. Wil de minister aan de regio's vragen om in hun RES'en specifiek in te gaan op de netwerkschaarste en de lokale vooruitzichten in energieopwekking en -afname? Twee. De ChristenUnie ziet uit naar de aangekondigde AMvB. Wij willen dat transport van de productie van elektriciteit uitgezonderd wordt van de enkelvoudige storingsreserve. Ziet de minister kans om de voorhangprocedure voor deze AMvB voor het einde van het jaar te laten plaatsvinden, zodat de AMvB volgend jaar al kan ingaan? Vanuit mijn fractie is daar in ieder geval alle medewerking voor. Drie. Voor de lange termijn zijn opslag en conversie goede oplossingen bij pieken en dalen in de stroomvoorziening en bij capaciteitsgebrek. Voor de korte termijn vraag ik de minister of het mogelijk is om kleine zonneprojecten voor 70% van het piekvermogen aan te sluiten. Dat betekent ook wel wat voor de SDE+. Dat begrijp ik, maar dan kunnen we in ieder geval projecten aansluiten en zodra de netwerkcapaciteit beschikbaar is, kunnen we gewoon door om maximaal projecten aan te haken en te realiseren. Vier. Er zijn de afgelopen jaren op diverse plekken in het land, waaronder Breda en Haarlem, proeven geweest met slim verbruiken, waarbij bewoners hun energieverbruik aanpassen op de pieken in groene stroom. Heeft de minister zicht op de conclusies van dit soort proeven, worden deze proeven ook gedaan bij bedrijven en wat zou daarvan het potentieel zijn?
Voorzitter. Naast deze vier opties zal ook uitbreiding en innovatie van het netwerk nodig zijn. Dat blijkt ook uit het onderzoek dat in Noord-Nederland is uitgevoerd. Door het anders verwarmen van gebouwen, het gebruik van elektrisch vervoer en meer elektrificatie in de industrie ontstaat een verdubbeling van de elektriciteitsvraag. Wat kan de minister doen om de uitbreiding van de netcapaciteit te ondersteunen? Ik vraag dat, want ook uitbreiding is dus nodig. Ik sluit me aan bij de vragen die door de VVD zijn gesteld op het punt van regie.
Voorzitter. Vorige week was de presentatie van de gedragscode zon op land. Ik wil langs deze weg de initiatiefnemers, de zonnebranche, de natuur- en milieuorganisaties en de belangenbehartigers van omwonenden nogmaals feliciteren met dit resultaat. Ik ben blij dat in de gedragscode aandacht is voor ecologie, maatschappelijke inpassing, participatie en de zonneladder. Daar is-ie! Samen met de andere Kamerleden die bij de presentatie aanwezig waren, heb ik schriftelijke vragen gesteld. Vandaag al wil ik de minister vragen om de code aan te bevelen bij de bevoegde gezagen die de RES'en en ook ander beleid voor zon op land vaststellen. Ziet de minister deze code ook als een handvat om het beleid voor zon op land in de RES'en te beoordelen?
De voorzitter:
Een ogenblik, mevrouw Dik-Faber. De heer Moorlag wil u graag bevragen.
De heer Moorlag (PvdA):
Ik ben ook zeer positief over een instrument als de zonneladder en ik vind ook dat er een betere ruimtelijke afweging moet plaatsvinden. Er komen na het gebruik van daken ook andere projecten boven aan de zonneladder te staan. Die projecten kunnen nu niet aangesloten worden. Daardoor ontstaat dus stagnatie en dan vraag ik me af wat die zonneladder nog waard is.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik kan hier maar één ding op zeggen, namelijk dat ik er ook ongelooflijk van baal. Er zijn in een korte tijd zo veel meer zonneparken bij gekomen dan we van tevoren voorzien hadden. Daardoor worden nu al die mooie initiatieven voor zon op dak weggedrukt. Dat gebeurt niet overal, maar bijvoorbeeld in de kop van Overijssel is dat wat er aan de hand is. Ik vind dat gewoon niet oké en daarom denk ik dat het heel belangrijk is dat in die RES'en wordt gekeken naar wat het aanbod en wat de vraag is. Vervolgens zal men aan de slag moeten gaan met de netwerkschaarste, want ook daar zullen stappen gezet moeten worden.
De heer Moorlag (PvdA):
De minister heeft zich tot dusverre betoond als iemand die dogmatisch is in het non-discriminatiebeginsel. Dat is in de wet vastgelegd, maar goed: wetten zijn geen natuurwetten, wetten zijn veranderbaar. De zonneladder gaat juist wel uit van discriminatie, want die zegt: eigenlijk moet je een bepaald type projecten voorrang geven boven andere. Zou je in de regelgeving, hetzij in de SDE, hetzij in de Elektriciteitswet, toch niet ook wat discriminatoire bepalingen moeten opnemen, zodat de projecten die boven aan de zonneladder staan, met voorrang in aanmerking komen voor aansluiting?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik vind het een heel interessante gedachte. Ik zie ook dat de SDE+ stuurt op kostprijs. Aan de ene kant is daar heel veel voor te zeggen, want je wilt natuurlijk met zo min mogelijk geld, dat wordt opgebracht door burgers en bedrijven, maximaal duurzame energie realiseren. Tegelijkertijd zie je dat bepaalde zaken daardoor weggedrukt worden. Ik heb in dit debat al vaker gezegd dat dat aan de ene kant innovaties zijn. Dat zijn zaken die nu nog relatief duur zijn en er maar moeilijk tussen komen, omdat ze nog niet kosteneffectief zijn. Maar in de toekomst hebben we ze wel heel hard nodig. Het andere punt betreft participatie en draagvlak. Dat zijn elementen waar de SDE+ niet op toetst. Ik vind dat echt een gemiste kans en ik denk dat het zeker ook aan de orde is bij zon op dak versus zon op land. Het is zeker iets waar ik graag naar wil kijken, maar het is volgens mij niet iets dat we nu even een-twee-drie in dit debat van vanmiddag geregeld hebben.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw bijdrage.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. De ChristenUnie is blij dat de rijksoverheid 80 locaties, allemaal rijksgrond, in Nederland gaat aanwijzen voor het plaatsen van zonne-energie en windenergie. Ik denk dat dat ook een belangrijke stap is in de energietransitie. We hebben in het Klimaatakkoord afgesproken dat 50% van alle nieuwe hernieuwbare productie op land eigendom wordt van de lokale omgeving. In de brief over het beschikbaar stellen van rijksgronden wordt benadrukt dat er altijd een aanbestedingsproces zal lopen, een tender waarbij meestal — zo ken ik dat — buitenlandse en/of grote investeerders kunnen instappen. Maar kan de minister zich voorstellen, mede in het licht van de afspraken in het Klimaatakkoord, dat vooral burgers en burgercoöperaties een rol gaan spelen bij de ontwikkeling van deze 80 locaties? Zo ja, hoe gaat hij dat dan organiseren?
Voorzitter. De ChristenUnie is tevreden over de stapsgewijze afbouw van de salderingsregeling, die duidelijkheid en voorspelbaarheid geeft voor de burger en de sector. Mijn vraag is wel of de minister kan schetsen wat de gevolgen zijn voor woningcorporaties en huurders? Ik heb een brief gekregen van Aedes en zij vragen zich af hoe het zit met de gevolgen voor de woningcorporaties. Er zijn ook al woningcorporaties die bijvoorbeeld stoppen met de transitie naar nul-op-de-meterprojecten, omdat de salderingsregeling weer een grondslag is voor de energieprestatievergoeding. En daar is de NOM, de nul op de meter, weer van afhankelijk. Het is een heel kaartenhuis en door nu die salderingsregeling om te bouwen, lijkt dat kaartenhuis in elkaar te storten. Dat lijkt mij niet de bedoeling.
Voorzitter. Ik heb net al wat gezegd over de SDE+. Ik zou heel graag willen dat de SDE gaat sturen op innovatie, maar bijvoorbeeld ook op opslag, iets wat al door mevrouw Agnes Mulder is genoemd.
De ISDE-regeling. Eindelijk vervalt dan de subsidie op pelletkachels. Dat gebeurt met ingang van 2020, maar dit geldt echter ook voor zonneboilers in de nieuwbouw. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Deze techniek lijkt me hard nodig om de doelen voor duurzame warmte te halen. Graag een reactie.
Voorzitter. Geen debat zonder biomassa. Vorige week kwam het ook al aan de orde. Mijn fractie is al vanaf het energieakkoord 2013 bijzonder kritisch op houtige biomassa. Ik ben blij dat er, mede door door mijn fractie ondertekende of gesteunde moties over biomassa, vaart lijkt te komen in het vergunnen en normeren van biomassacentrales. Daarnaast zien wij zeer uit naar het duurzaamheidskader voor biomassa dat begin volgend jaar gereed is. Voor bijstook in kolencentrales is er een apart duurzaamheidskader en dat voelt niet goed, want dan hebben we er dus twee naast elkaar. Hoe kan dan een integrale afweging in vraag versus beschikbaarheid worden gemaakt voor de inzet van biomassa? De werkelijkheid is dat kolencentrales alles leegtrekken en er niets meer over is voor bijvoorbeeld duurzame mobiliteit.
In een interview met Michael Norton, de directeur milieu van de Europese koepel EASAC, is te lezen dat 80% van de geïmporteerde houtpellets uit de VS bestaat uit hele bomen en dat duurzaamheidscriteria moeilijk te controleren zijn. Hij stelt, en dat ben ik met hem eens, dat in de EU een fout is gemaakt door biomassa als CO2-neutraal te bestempelen, in ieder geval de houtige biomassa. Erkent de minister dit ook en wat gaat hij daaraan doen?
Voorzitter, mijn allerlaatste opmerking. Ik heb de afgelopen week de klimaatagenda van de Jonge Klimaatbeweging in ontvangst genomen. Ook onze eigen jongerenorganisatie, PerspectieF, doet daaraan mee. Op welke manier worden jongeren betrokken bij de uitwerking van het Klimaatakkoord?
Meer informatie
Archief > 2019 > november
- 28-11-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Klimaat en energie
- 27-11-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Mijnbouw / Groningen
- 22-11-2019 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber e.a. over de Gedragscode Zon op Land
- 22-11-2019 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber over het bericht «Omdat duizenden bedrijven geen natuurvergunning hebben weten we niet hoeveel stikstof de industrie uitstoot»
- 14-11-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over een snelle oplossing van de stikstof- en PFAS-problematiek
- 14-11-2019 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber over het gebruik van biomassa als energiebron
- 11-11-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte
- 07-11-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Ontwerp Novi
- 06-11-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Geneesmiddelenbeleid