Bijdrage Joël Voordewind aan algemeen overleg Regionale benadering binnen ontwikkelingssamenwerking

donderdag 22 maart 2012

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken in een algemeen overleg met staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken.

Onderwerp:   Regionale benadering binnen ontwikkelingssamenwerking

Kamerstuk:   32 605

Datum:            22 maart 2012

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Laat ik de heer Driessen bijvallen. De zorgen die hij uitspreekt over de opkomst van de islamisten in de zogenaamde Arabische Winter, deel ik met hem. Ik deel echter niet de eindconclusie van de heer Driessen. Zijn eindconclusie is namelijk inderdaad dat hij met zijn armen over elkaar achter de tafel gaat zitten en dat hij achterover gaat leunen en dus niets gaat doen. Daarmee schreeuwt de heer Driessen weer hard van achter de tafel. Dat noem ik niet verfrissend, maar die mantra kennen we. De PVV-fractie doet niets. Zij wil niet in Afghanistan interveniëren. Het is deze keer weliswaar geen militaire actie, maar zij zou dat toch een stevige actie kunnen noemen om in ieder geval het politieapparaat te verstevigen.

Ik kom op de zaak zelf. Toen ik de stukken las, dacht ik wel terug aan de focusbrief die de staatssecretaris heeft geschreven. Daarin doet hij een grote poging om juist de sectoren en de landen te beperken tot vijftien. Ik ben mij er heel goed van bewust dat de Kamer zich toen heeft afgevraagd of dat zo geïsoleerd moet gebeuren of dat het beter is om daarvoor een regionale benadering te kiezen. Dat heeft de minister gedaan, wat een goede lijn is. Toch bekroop mij het gevoel dat we met die regio's, zoals die nu benoemd zijn -- ik meen dat we vier regio's bestrijken -- weer bijna de hele wereld bestrijken. Moeten we ons zelfs bij die regionale benadering toch niet meer focussen op bijvoorbeeld twee regio's, zodat we ook onze fondsen daar gerichter kunnen inzetten, met name in die landen waar onze hulp op gefocust is? Het gaat wel aan mijn hart en ik kan mij voorstellen dat dit ook mevrouw Ferrier aan het hart gaat, maar in Latijns-Amerika, Zuid-Amerika, zijn er toch echt economieën die opkomen. Er is eerder sprake van een verdelings- of corruptievraagstuk dan van een breed armoedevraagstuk in die regio. In Afghanistan en Pakistan hebben we een missie. In die landen hebben we veel geïnvesteerd en we hebben er belang bij dat er meer stabiliteit komt in die regio. En het probleem in het Grote Merengebied is enorm groot en dat heeft een inktvlekwerking.

Dank voor de reactie op de aangenomen motie over Rwanda en dank voor de reactie op de verbreding richting Congo. Ik kan de staatssecretaris goed volgen als hij zegt dat we dat vanuit Rwanda moeten doen in plaats van vanuit Kinsjasa. De staatssecretaris zegt ook dat hij de bilaterale hulp aan justitiële ondersteuning wil intensiveren. In de brief staan de opmerkelijke zinnetjes: "De justitiële sector komt daarmee in aanmerking voor intensivering van de inzet. Indachtig de motie wordt er echter voor gekozen om deze intensivering te beperken."

Ik moet dan maar begrijpen dat het "minder, meer" is, terwijl dat niet de strekking van de motie is. Ik begrijp dat het een leuk woordspelletje is, maar "minder, meer" doet mij een beetje denken aan de meerjarenbegroting van de Europese Unie. Daarover zullen we straks een debat voeren, maar ik zeg alvast dat daarin ook staat dat er "minder, meer" zal worden gedaan. En de minister van Financiën zegt bij de begroting van de EU dat we bezuinigingen nastreven. Dat is echter geen bezuiniging maar het is "minder, meer". Graag wil ik daarop een reactie, want ik kan dat nog steeds niet helemaal plaatsen in relatie tot de breed gesteunde motie. Ik zie immers ook dat daar ten aanzien van het justitiële apparaat nog grote zorgen zijn. Ik weet wel dat het een dubbeltje op z'n kant is. Wat doe je op het moment dat je grote zorgen hebt? Stimuleer je dan nog? Geef je ze het voordeel van de twijfel, of zeg je: bij twijfel toch niet inhalen? Er zijn toch weer voorbeelden te over. Amnesty International schrijft nog steeds kritische rapporten over het justitiële apparaat. De persvrijheid wordt nu ook weer bedreigd. Er is immers weer een journalist opgepakt. Die persvrijheid staat daar dus onder grote druk. We hebben de situatie met Victoire Ingabire gezien. Ik vind het schandalig dat deze regering daaraan meewerkt, dat er namens haar huiszoeking is gedaan en dat er namens haar in Nederland bewijsmateriaal aangeleverd werd. Terwijl zij er nog niet genoeg vertrouwen in heeft dat het justitiële apparaat in Rwanda op orde is, werken wij mee aan het proces van de Nederlandse Rwandees Victoire Ingabire. Staatssecretaris Teeven weet alles van die zaak en heeft de bewijslast ook overgeleverd aan Rwanda. Kortom, we maken ons nog steeds grote zorgen en we vragen ons af of we wel "minder, meer" moeten doorvoeren. In ieder geval kan ik het niet rijmen met de motie.

Ik ga in op Somalië. We maken ons grote zorgen over de piraterij. Dat is echter vooral eigenbelang. De focus zou meer moeten liggen op de vraag hoe we de bevolking daar verder kunnen ondersteunen. De staatssecretaris heeft daar oog voor. Hij zegt dat we AMISOM inderdaad verder moeten ondersteunen, dat hij er eerder zelf voor heeft gepleit om die kant op te gaan en dat we, gezien de mensenrechtenschendingen, juist Ethiopië uit Somalië moeten "trekken". Voor die mensenrechtenschendingen is in het verleden overigens ook de Ethiopische regering verantwoordelijk geweest. We zien nu toch weer dat Ethiopië zich inmengt, ondanks dat het zich eerst had teruggetrokken. Daarover maken we ons dus ook grote zorgen. Natuurlijk is er sprake van een bedreiging aan de grenzen van Ethiopië, namelijk van Somalië aan de ene kant en van Eritrea aan de andere kant. Dat rechtvaardigt natuurlijk wel dat het daarin geld investeert, maar daar komen mensen om van de honger. Daarbij komt dat er ongeveer 100.000 Ethiopische soldaten aan de grens met Eritrea staan. Deze commissie heeft een werkbezoek aan dat land gebracht. Het is ongelooflijk hoelang dat conflict duurt. Het is natuurlijk niet aan Nederland om dat conflict zomaar op te lossen, maar als we de armoede en de honger in Ethiopië effectief willen aanpakken, dan zouden we ook veel meer op conflictpreventie en conflicthantering moeten inzetten. Dat kan uiteindelijk uitwerken in een betere verdeling van de inkomstenstromen, in beter onderwijs, gezondheidszorg et cetera. Daarvoor vraag ik dus extra aandacht.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 


« Terug