Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Pleegzorg / Gezinshuizen

donderdag 16 mei 2019

Bijdrage Joël Voordewind aan een algemeen overleg met minister de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Kamerstuknr. 31839

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor de brieven die hij toch weer op tijd naar de Kamer heeft gestuurd, waaronder die over de pleegouders en de gezinshuizen. Ik dank vooral alle medewerkers in de pleegzorg en in de gezinshuizen die hun uiterste best doen om deze kinderen dagelijks en ook ’s nachts met alle liefde te omhelzen. Veel respect daarvoor.

Voorzitter. Het is altijd onze ambitie geweest als ChristenUnie, ook toen wij in de parlementaire werkgroep zaten om de jeugdzorg dichterbij te krijgen, om uithuisplaatsingen zo veel mogelijk te voorkomen en als het dan echt niet kan, kinderen in een gezinsgerichte opvang te krijgen; lees: pleeggezinnen of gezinshuizen en bij voorkeur familienetwerken. Voorzitter. We zien dat het aandeel van gezinsvormen in de jeugdhulp met verblijf gedaald is van 56% naar 54%, van 46.000 naar 42.000. We zien dat de gezinsgerichte opvang maar een klein beetje gestegen is, van 5.000 naar 6.000. Dat is relatief een redelijke stijging, maar op het totaal bekeken natuurlijk nog maar een kleine transitie. Wij vinden wel dat dit een belangrijk onderdeel zou moeten zijn van de transformatie. Als we naar de jeugdzorg kijken, dan zou het toch een belangrijk onderdeel moeten zijn om te kijken of we van de residentiële jeugdzorg veel meer naar de gezinsgerichte jeugdzorg zouden kunnen gaan. Ik weet dat dat de ambitie is van deze Minister en het staat ook in het regeerakkoord. Daarom zijn we blij dat er een koersdocument ligt voor de gezinshuizen en dat dat nu wordt omgevormd tot een actieplan. De grote lijnen liggen er. Respect voor de Minister en zijn medewerkers dat zij hier nu full speed mee aan de gang gaan. Wanneer verwacht hij dat het actieplan klaar is?

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, een vraag van mevrouw Tielen.

Mevrouw Tielen (VVD):

Ik hoor de ambitie van meneer Voordewind: liever in een gezinshuis opgroeien dan in een jeugdzorginstelling. Gevoelsmatig ben ik dat heel erg met meneer Voordewind eens. Maar is meneer Voordewind bekend met bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek of effectiviteitscijfers die laten zien dat het daadwerkelijk een betere kwaliteit van opgroeien oplevert?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

U bedoelt in de gezinnen zelf of in de gezinsgerichte opvang?

Mevrouw Tielen (VVD):

In de gezinsgerichte opvang, dus hetzij pleeggezinnen, hetzij gezinshuizen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Uiteraard, omdat je daar specialisten aan het werk hebt. Maar wij willen die specialistische kennis natuurlijk graag onderbrengen bij de ouders zelf. Daarom is het ook goed dat deze Minister een plan heeft voor opvoedingsondersteuning en voor preventie, om te zien of we de kennis die er is nog veel intensiever onder de aandacht kunnen brengen van met name nieuwe ouders, om te kijken of we de hele jeugdzorgproblematiek voor kunnen zijn. Dat is nog een voorliggend traject waar wij ook enorm op in willen zetten.

De voorzitter:

Mevrouw Tielen, afrondend.

Mevrouw Tielen (VVD):

Is meneer Voordewind het dan met mij eens dat er iets meer moet gebeuren aan kennisontwikkeling en kennisverspreiding over wat daadwerkelijk de goede aanpak is, voordat we echt hele grote verande-ringen plaats laten vinden zonder goed te weten of het echt effectief is?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Daarom is het ook goed dat we kwaliteitseisen stellen. Dat doet de Minister nu ook. Ze zijn gelukkig goed van de grond gekomen, maar nu moeten we een professionaliseringsslag met de gezinshuizen zien te maken. Dat zit allemaal in het koersdocument en dat moet uiteindelijk uitgewerkt worden in de actieplannen. Lopende dat traject moeten we natuurlijk gaan kijken of het effectief is. Nogmaals, het meest effectief is natuurlijk als we al die kennis en kunde kunnen overbrengen op de ouders zelf en veel intensiever tot inhuisplaatsing overgaan. Met de familie-groepsplannen voorkomen we dat kinderen uit huis worden geplaatst. Voorzitter, ik vervolg mijn betoog als u het toestaat. Het gaat inderdaad over de inhuisplaatsingen. Het voorbeeld van Apeldoorn is meerdere keren hier in de Kamer genoemd, ook door de Minister. Burenhulp, meeleefgezinnen; mevrouw Kuiken heeft dat ook genoemd. Er ligt dus nog een hele schakering van mogelijkheden voordat er een uithuis-plaatsing plaatsvindt. Het familiegroepsplan is in de Jeugdwet opgenomen. Kan de Minister een stand van zaken geven over het familiegroepsplan en hoe dat nu uitwerkt?

Als we daadwerkelijk de transformatie willen reguleren en stimuleren, dan zou ik de Minister willen vragen om samen met de sector te kijken of we de jeugdhulpwerkers beter zouden moeten omscholen van residentiële hulpverleners naar de gezinsgerichte vormen van hulpverlening. Ziet hij zo’n gesprek met de sector ook zitten om te kijken of we misschien tot een landelijk omscholingsprogramma moeten komen? Als we dit belangrijk vinden als kabinet en als Kamer, dan zouden we ook naar de opleidings- en omscholingsprogramma’s moeten kijken. Is hij daartoe bereid?

Dan de kwaliteitseisen. Er moet een professionaliseringsslag gebeuren. Is het de bedoeling dat de kwaliteitscriteria en kwaliteitsstandaarden worden opgenomen in het register van het Zorginstituut? Ik lees bij de kwaliteits-criteria niks over de SKJ-registratie, de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd. Ik merk op dat er in het veld onduidelijkheid is over deze registratie. Is deze registratie nu wel of niet verplicht voor gezinshuishoudens? Ik hoor dat graag van de Minister.

Een onderwerp dat bij de uitwerking van de actieplannen pleegzorg en gezinshuizen vaker en zeker blijvende aandacht moet krijgen, zijn de financiële en fiscale randvoorwaarden. Mevrouw Westerveld heeft daar aandacht voor gevraagd. Ik hoor graag van de Minister welke mogelijkheden hij ziet om tot goede fiscale randvoorwaarden te komen. Dan bedank ik de Minister voor het feit dat hij nu de leeftijd voor de gezinshuizen van 18 naar 21 wil optrekken. Dat heeft hij bij de pleegzorg ook gedaan. Fijn dat deze maatregel al zo snel wordt ingezet. Wanneer gaat hij de wetswijziging verhoging leeftijd voor pleegzorg in de gezinshuizen formeel regelen? Kan hij daarop ingaan?

Ten slotte, voorzitter.

De voorzitter:

Rondt u af?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik rond af. Ik steun het pleidooi van de heer Raemakers als het gaat om Nidos en de pleegzorg voor vluchtelingenkinderen om misschien kabinetsbreed – ik weet niet of deze Minister dat alleen kan – te kijken of daar ook tot 18-plus gekomen kan worden. Dank u wel, voorzitter.

Informatie

« Terug