Bijdrage Gert-Jan Segers aan het plenair debat over de gang van zaken m.b.t. het onderzoek naar giftige stoffen bij Defensie

dinsdag 11 november 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Defensie aan een plenair debat met minister Hennis-Plasschaert van Defensie

Onderwerp:   Debat over de gang van zaken m.b.t. het onderzoek naar giftige stoffen bij Defensie

Kamerstuk:    34 000 - X

Datum:           11 november 2014

De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Wie wist wanneer van wat en wie heeft daarna wat precies gedaan? Dat is de centrale vraag die vroeger of later beantwoord zal moeten worden. Boven alles draait het natuurlijk om de gezondheid van de medewerkers, mensen die nu het ergste vrezen. Zij moeten leven met de vrees dat ziekteverschijnselen soms pas vijftien of twintig jaar na dato optreden. Zij leven met het zwaard van Damocles boven hun hoofd. Vinden zij in Defensie een luisterend oor, een bondgenoot? Krijgen zij de zorg die ze nodig hebben? Zal Defensie hun recht doen? Het is goed dat er een meldpunt is en dat er bijeenkomsten zijn georganiseerd, maar welke nazorg is er gedurende het onderzoek? Is die hulp en bijstand er zolang het onderzoek, dus ook het historisch onderzoek, nog loopt?

Het zal de minister niet zijn ontgaan dat er enige discussie is over het voorzitterschap van de taskforce. Wat de ChristenUnie-fractie betreft mag daar geen discussie over bestaan. Het onderzoek en de begeleiding ervan moeten boven elke discussie verheven zijn, want anders zal dat steeds weer opspelen in iedere fase van het onderzoek, zeker als slachtoffers straks wellicht ontevreden zijn over de uitkomst ervan. Graag hoor ik van de minister of zij in het belang van het onderzoek iemand anders wil belasten met deze verantwoordelijkheid.

In het kader van transparantie heeft de minister 500 documenten verzameld en op internet gepubliceerd. Dank daarvoor. Die transparantie is te prijzen. Die openheid van zaken heeft er ook toe geleid dat NRC al tot een analyse kwam, een heel scherpe analyse. Die schetst een bepaald beeld over het handelen van Defensie. Er worden harde conclusies getrokken. Hoe kijkt de minister in dat licht terug op de brief van 27 juni, waarin zij stelt dat zij vooralsnog geen aanwijzing heeft dat medewerkers blootgesteld zijn aan te hoge concentraties gevaarlijke stoffen? In haar laatste brief lijkt die stelling al enigszins genuanceerd te zijn. De minister erkent immers dat de meldingen wellicht meer behelzen dan individuele incidenten. Het lijkt mijn fractie namelijk desastreus voor het aanzien van Defensie als werkgever, niet in de laatste plaats voor de betrokken medewerkers, als de medewerkers toch twee jaar moeten wachten op de uitkomst van dat onderzoek, terwijl er ondertussen veel stukken openbaar worden gemaakt waarop de minister weigert te reageren. Mijn belangrijkste vraag is: kan dat onderzoek niet sneller, juist voor de mensen die in zo'n grote onzekerheid leven?

Op welke manier wordt chroomhoudende verf vandaag de dag gebruikt? De ChristenUnie-fractie wil graag van de minister horen of zij kan uitsluiten dat het gebruik van de verf ook nu voor risico's zorgt. Schrijft de minister, als blijkt dat er verband is tussen werken met chroomhoudende verf en gezondheidsklachten van (oud-)werknemers, dat zij haar verantwoordelijkheid neemt? Wanneer is dat duidelijk? Is dat het geval na de GGD-onderzoeken of pas na het RIVM-onderzoek? En wat houdt verantwoordelijkheid nemen in dit kader in?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug