Bijdrage Gert-Jan Segers en Peter van Dalen aan het notaoverleg over de Staat van de Europese Unie 2014

maandag 31 maart 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Europese Zaken en ChristenUnie fractielid Peter van Dalen van het Europees Parlement aan een notaoverleg met minister-president Rutte en minister Timmermans van Buitenlandse Zaken 

Onderwerp:   Staat van de Europese Unie 2014

Kamerstuk:    33 877

Datum:            31 maart 2014

De heer Segers (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Er is groeiend onbehagen over Europa en dat gevoel is de afgelopen tien jaar sterker geworden. Het geloof in de Europese Unie brokkelt af, zo kopte de Volkskrant vanmorgen. In de Staat van de Europese Unie erkent het kabinet dat gevoel van onbehagen, maar maakt het wat mij betreft niet duidelijk hoe aan dat gevoel tegemoet wordt gekomen.

Het gevoel van onbehagen komt niet uit de lucht vallen. Immers, aan de ene kant zijn er de logica en de stuwkracht van de interne markt en de gemeenschappelijke munt, die de rol van de nationale overheden verkleinen, en aan de andere kant is er de logica van de natiestaat met zijn eigen geschiedenis, die essentieel is voor het voortbestaan van de democratische gemeenschappen in Europa. Naast die natiestaten ontwikkelde de Europese Unie zich tot een overheid met veel bureaucratische macht, maar zonder veel politiek gezag. Die werd gedoogd zolang het maar voordeel opleverde. Nu die samenwerking ook zichtbare nadelen oplevert, is er een groeiend onbehagen over Europa.

Er lijken twee gangbare uitwegen. Aan de ene kant is er de weg van onder andere D66, die van verdere soevereiniteitsoverdracht, meer dan we comfortabel vinden, zoals Diederik Samsom dat zei. Dat is de uitbouw van structuren op afstand van de burger, de weg van schaalvergroting en economisch centralisme. Wat mij betreft is dit een utopische aanpak die alleen maar zal leiden tot meer vervreemding bij burgers. Aan de andere kant is er de radicale keuze om uit de Europese Unie te stappen, om vanuit een soort heimwee alle zegeningen van de Europese samenwerking en vrede overboord te gooien. Die groep wordt nota bene aangevoerd door iemand die voor de euro stemde en voor toetreding van Griekenland tot de euro. Inderdaad, dan heb ik het over de heer Wilders van de PVV.

Tussen die twee wegen is er een derde weg. We onderkennen dat we zijn aangewezen op Europese samenwerking, maar tegelijkertijd willen we een soberdere Europese Unie, met veel meer onderlinge verschillen en verschillende vormen van samenwerking en tegelijk een vitale, nationale politieke gemeenschap en zeggenschap over eigen publieke instellingen en voorzieningen. Hiervoor is een bezinning nodig op de eigen rol van de nationale overheid en de manier waarop zij het publieke belang in ons land kan dienen. Het kabinet lijkt dat ook te willen door aan te geven dat er een nationale aanpak moet komen voor zaken als belastingen, pensioenen, zorg, sociale zekerheid en onderwijs, maar hoe wil het kabinet dat volhouden als er een begrotingsunie komt? Hoe verhoudt de zeggenschap over de genoemde terreinen zich tot de richtlijnen die de Europese Unie uitvaardigt en die ook betrekking hebben op deze terreinen? Hoe verhoudt dit streven zich tot de uitspraak dat de sociale dimensie van de EMU versterking behoeft?

De start van een nieuwe Europese Commissie is wat de ChristenUnie-fractie betreft een kans om de verhouding tussen nationaal en supranationaal te agenderen en te herzien. Een nog grotere kans is het Europees voorzitterschap in 2016 of het debat in het Verenigd Koninkrijk rond het referendum in 2017. Dan gaat het om heronderhandelingen waarop het Verenigd Koninkrijk aanstuurt. Is het kabinet bereid die kansen te benutten en hierin het voortouw te nemen? Ik doel dan zeker ook op het voornemen om te werken aan een interinstitutioneel akkoord.

Hoe stoppen wij de gestage groei van het democratisch niemandsland, waarbij steeds weer bevoegdheden worden overgedragen zonder dat de democratische controle afdoende is geregeld? En als die al is geregeld, staat hij op grote afstand tot de burger en de nationale politieke gemeenschap waarmee die burger zich identificeert.

Mijn vraag is op welke manier de legitimiteit en slagvaardigheid van de Europese besluitvorming kunnen worden versterkt via de nationale parlementen en hoe dat plaatsvindt in relatie tot het Europees semester.

Een ander cruciaal onderwerp: de onderhandelingen tussen de EU en Turkije. De fractie van de ChristenUnie maakt zich grote zorgen over de persvrijheid, het afsluiten van Twitter en YouTube, de mate waarin er sprake is van scheiding van machten en de rol van Turkije in Syrië. Kort en goed: wat mijn fractie betreft, zijn deze onderhandelingen een doodlopende weg die zowel in Turkije als in Europa alleen tot groeiende frustratie zal leiden. Laten we er daarom een punt achter zetten en werken aan een beter perspectief, namelijk een geprivilegieerd partnerschap. Ik zal op dat punt in tweede termijn een motie indienen.

De voorzitter: Dank u wel voor uw bijdrage. Mevrouw Maij heeft nog een vraag.

Mevrouw Maij (PvdA): Dan kan de heer Segers ook verder ingaan op zijn punt. In Turkije gaat het duidelijk mis; daar zijn wij het volgens mij allemaal over eens. Tegelijkertijd zijn er in Turkije heel veel krachten die juist de andere kant op zouden willen. Is het een idee om de regering te vragen om te bekijken of de pre-accessiesteun meer in de richting van het maatschappelijk middenveld kan worden geduwd, zodat de krachten in het maatschappelijk middenveld die wel een positieve democratische kant op willen, worden ondersteund?

De heer Segers (ChristenUnie): Ik ben in het algemeen voor ondersteuning van het maatschappelijk middenveld als dat wil toewerken naar meer democratie en versterking van de rechtsstaat. We moeten echter helder zijn over het eindperspectief. Is er een reëel eindperspectief waarin Turkije inderdaad een plek zal innemen binnen de EU? Wat de ChristenUnie-fractie betreft, is dat eindperspectief er niet. Dus ja, ik ben voor versterking van het maatschappelijk middenveld en aanmoediging van democratische krachten, maar zonder dat eindperspectief.

Mevrouw Maij (PvdA): Misschien is dat iets wat we aan de regering zouden kunnen vragen. Als dat mag, doe ik dat via de heer Segers. Tegelijkertijd vraag ik de heer Segers of wij, wanneer de Commissie dit jaar weer met haar verslag over Turkije komt, dit heel scherp en goed kunnen analyseren. We moeten niet van tevoren zeggen dat het toch niets wordt, maar juist heel goed bekijken waar volgens ons verbeteringen nodig zijn, waar verbeteringen plaatsvinden en waar wijzelf met een ander Turkije naartoe willen.

De heer Segers (ChristenUnie): Samen met een land bekijken waar verbetering nodig is, is ook mogelijk zonder het perspectief van een EU-lidmaatschap. Bovendien is er geen sprake van verbetering, maar van verslechtering. We praten allang en we zien verslechtering onder de huidige regering. We zien inderdaad een beknotting van de persvrijheid. Het gaat met dat land dus de verkeerde kant op. Mijn fractie vreest dat eindeloos doorpraten zonder dat er sprake is van verbetering en zonder dat dat uiteindelijk zal leiden tot toetreding tot de EU, per saldo tot grotere frustraties zal leiden in Turkije en tot angst binnen de EU en onder de Europese bevolking voor het eindperspectief van de EU zelf. Dat is dus slecht voor de EU en voor Turkije zelf. Hulp ja, maar zonder dat eindperspectief van een EU-lidmaatschap.

De voorzitter: Het woord is aan de heer Van Dalen, van de ChristenUnie-fractie in het Europees Parlement. De heer Van Dalen komt aangelopen met een boekje dat hij vanmorgen aan de premier en de minister van Buitenlandse Zaken heeft aangeboden. Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Van Dalen (EP/ChristenUnie): Voorzitter. Hartelijk bedankt. Ik heb dat rapportje mede namens collega Dennis de Jong aangeboden. Ik noem hem daarom graag in het kader van dit rapport. Ik wil het daar nu ook over hebben. Mijn partij wil een ander Europa. We hebben gezien dat je Europa kunt veranderen en dat je met Europa een andere weg kunt inslaan. Daarvan is het door mij aangeboden rapport een voorbeeld. In 2009 hadden wij als Europa een buitenlands beleid als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. In dat buitenlands beleid zijn allerlei aspecten opgenomen. Mevrouw Ashton heeft in het Europees Parlement meerdere keren over dat buitenlandse beleid verteld, maar het viel ons op dat het punt van godsdienstvrijheid totaal geen rol speelde in dat beleid, terwijl vele miljoenen mensen worden vervolgd vanwege hun geloof. Dat is niet alleen mij, maar ook een aantal collega's opgevallen. Wij hebben de koppen bij elkaar gestoken en wij hebben gezegd dat wij het buitenlands beleid van de EU, dat nu een gegeven is, moeten gaan veranderen. Dat hebben wij gedaan door samen met onder anderen collega Dennis de Jong een debat aan te vragen over godsdienstvrijheid in het Europese buitenlands beleid.

Dat debat is ook gevoerd, in januari 2011. We hebben gehoord en gezien dat bij mevrouw Ashton daarna de koers toch wat anders is geworden, dat ze oog heeft gekregen voor de vele mensen op deze aarde die worden vervolgd vanwege hun geloof.

Ze heeft ons ook uitgenodigd: kom maar op, doe maar mee om mijn beleid aan te passen. Dat hebben we gedaan. Zo hebben we in het Europees Parlement een werkgroep opgericht die staat voor godsdienstvrijheid. In die werkgroep participeren ongeveer alle fracties. Deze werkgroep heeft in de afgelopen periode twee mijlpalen bereikt. In de eerste plaats heeft in de afgelopen zomer de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken de richtlijnen tot bescherming van godsdienstvrijheid aangenomen. Deze zijn bedoeld voor alle EU-ambassades in de meer dan 150 landen waar deze ambassades zijn gevestigd. Ze vormen een gereedschapskist voor functionarissen van die ambassades om godsdienstvrijheid te monitoren en daarop beleid te ontwikkelen. De richtlijnen werken ook andersom. Degenen die slachtoffer van geloofsvervolging zijn, kunnen nu naar die ambassades toe gaan en zeggen: hé, deze richtlijnen zijn nu van kracht, sta mij bij in mijn ellende en help mij om een betere positie te verwerven. Die mijlpaal betekende een eerste verandering in het Europese buitenlandse beleid.

De tweede komt er nu hopelijk ook aan met het rapport dat we hebben gemaakt. Het is het eerste jaarverslag van de werkgroep godsdienstvrijheid in het Europees Parlement. In dit jaarverslag staan een aantal institutionele aanbevelingen over de manier waarop de Europese Commissie en de andere Europese instellingen nog beter moeten en kunnen omgaan met godsdienstvrijheid in de wereld. Daarnaast staan er een aantal landenspecifieke aanbevelingen in. Die gelden voor landen waar godsdienstvrijheid echt een nijpend probleem is. Helaas is dat met name zo in veel landen waar christenen worden vervolgd. Ik heb dit rapport vanmorgen aan de Voorzitter, de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken aangeboden, om er kennis van te nemen, maar ook meer dan dat. Nederland wordt voorzitter in 2016. Ik doe een beroep op dit kabinet om dit thema, het gebrek aan godsdienstvrijheid, waar zoveel honderden miljoenen mensen onder lijden, op te pakken en op de agenda te zetten in aanloop naar het komende voorzitterschap. Ik hoor graag de reactie van het kabinet hierop.

De heer Pechtold (D66): Vindt de ChristenUnie dat de Europese Unie gaat over de integriteit van het lichaam?

De voorzitter: U bedoelt: het menselijk lichaam.

De heer Van Dalen (EP/ChristenUnie): De identiteit van het lichaam?

De heer Pechtold (D66): Over het lichaam, over zelfbeschikking, over -- laat ik helder zijn -- bijvoorbeeld abortus.

De heer Van Dalen (EP/ChristenUnie): Wij vinden dat de Europese Unie niet aan de slag moet met een thema als abortus. Dat is een zaak voor de lidstaten. Maar -- ik voel de vraag al aankomen -- waarom dan toch dit thema op de agenda van de Europese Unie? Als dat de vraag van de heer Pechtold zou zijn, dan zeg ik: wij geven invulling aan de uitwerking van het beleid van Europa en dit is een onderwerp in het buitenlands beleid dat wij nog onderbelicht vinden, vandaar dat wij mevrouw Ashton erop hebben gewezen dat ze dat meer moet uitbouwen.

De heer Pechtold (D66): Nee. Het eerste deel van het antwoord verbaast me. De heer Van Dalen zegt dat het niet gaat om een verbod op bijvoorbeeld abortus omdat dat aan de lidstaten is. Kan hij mij eens vertellen waarom hij in het Europees Parlement het burgerinitiatief van twee miljoen handtekeningen promoot waarmee de Europese Unie en nu ook de Commissie worden gedwongen om een standpunt in te nemen over de bescherming van het leven vanaf het begin? Als je het initiatief goed leest, zie je dat dat neerkomt op een Europees verbod op abortus en stamcelonderzoek. Het verbaast me dat de heer Van Dalen dat in de Europese Unie promoot en hier zegt dat het iets van de lidstaten zelf is.

De heer Van Dalen (EP/ChristenUnie): Mijnheer Pechtold, u moet heel goed lezen waarover dit initiatief gaat. Het is een burgerinitiatief. Uw partij is daar altijd klassiek voor: hoe meer burgerbetrokkenheid, hoe beter. In dat opzicht zou u het al kunnen steunen. Maar wat zegt het initiatief precies? Jaarlijks wordt vanuit het EU-onderzoeksbudget een aantal miljoenen uitgegeven aan stamcelonderzoek. Bij dat onderzoek wordt levend materiaal van geaborteerde embryo's gebruikt.

In dit initiatief wordt erom gevraagd dat de financiering van de EU voor het onderzoek met dit materiaal wordt gestopt. Dat is een initiatief van de burgers. Ik vind het een goede zaak om die financiering te stoppen. Ik zou sowieso een veel bredere discussie willen hebben over de financiering van de Europese Unie, maar op dit onderdeel steun ik die campagne. Dus ja, een stopzetting van de financiering voor dit specifieke onderzoek met dat materiaal heeft mijn steun.

De heer Pechtold (D66): Het eerste deel van mijn vraag wordt niet beantwoord en daar ging het mij om. Het burgerinitiatief gaat ook over bescherming van het leven in het eerste begin. Dat is dus een oproep aan de Europese Unie, de Commissie, om abortus wel degelijk in het Europees beleid strafbaar te stellen of in ieder geval onmogelijk te maken. De heer Van Dalen zegt heel duidelijk -- dan hebben wij helderheid in het debat -- dat de ChristenUnie vindt dat abortus een nationale aangelegenheid is. Daar dient de Europese commissie zich dus verre van te houden. Er dient dus geen Europees beleid op het gebied van abortus te komen.

De heer Van Dalen (EP/ChristenUnie): De heer Pechtold moet goed luisteren naar wat ik zeg. Ik heb gezegd dat dit onderzoek plaatsvindt met geaborteerd materiaal. Voor dat onderzoek is Europese subsidie gegeven en dat moet worden gestopt. Dat is iets anders dan spreken over de vraag of abortus, euthanasie of dergelijke onderwerpen bepaald moeten worden door de Europese Unie. Mijn partij en ik zeggen over die onderwerpen: daarvan moet Europa afblijven. In dit geval gaat het dus over geaborteerde embryo's die worden gebruikt voor een Europees onderzoek dat gefinancierd wordt met EU-geld en dat moet gestopt worden.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug