Inbreng Gert-Jan Segers inzake wijziging Wetboek Strafrecht ivm verruiming groepsaansprakelijkheid

donderdag 24 januari 2013

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Voorstel van wet van het lid Helder tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met onder andere de verruiming van de groepsaansprakelijkheid bij openlijke geweldpleging

Kamerstuk:    33 234

Datum:            24 januari 2013

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het initiatief wetsvoorstel dat zich richt zich op de strafverzwaringsgronden voor openlijke geweldpleging. Deze strafverzwarende omstandigheden komen op dit moment niet voor rekening van iedere geweldpleger in een groep, maar slechts voor degene die persoonlijk enig goed heeft vernield.

Genoemde leden delen de intentie van de indiener dat personen in groepen ook mede verantwoordelijkheid dragen voor de daden van deze groep. Zij menen echter dat er gradatie kan zijn in de strafmaat naar mate van de gedragingen van het individu. De indiener merkt op dat leden van een groep zich vaak onaantastbaar voelen en er nu te weinig afschrikwekkende werking is van het strafrecht. Genoemde leden betwijfelen of het initiatiefvoorstel deze afschrikwekkende werking wel zal hebben.

De indiener refereert onder meer naar de gebeurtenissen rond het Project X feest in Haren. Genoemde leden geven in overweging dat er ook andere mogelijkheden zijn dan het verder uitbreiden van de groepsaansprakelijkheid om dit soort groepsgedrag aan te pakken. Zij wijzen op de ervaringen met onder meer het doe normaal bevel (ASBO) in Engeland. Volgens deze leden is het voorkomen van dergelijk ongewenst groepsgedrag wenselijker dan het verder aanscherpen van het strafrecht.

Indiener wijst er op dat in het Burgerlijk Wetboek (BW) wel sprake is van groepsaansprakelijkheid voor de gevolgen. Deze civielrechtelijke groepsaansprakelijkheid is opgenomen in art. 6:166 BW. Genoemde leden constateren echter dat het hier om schadevergoeding naar civielrecht gaat. Gezien de ernst van de zaken en de hoogte van de daarbij behorende straffen behoort bij het strafrecht volgens deze leden de bewijslast ten aanzien van de schuldvraag van individuele leden van de groep zwaar te wegen.

De indiener wil met het voorstel de strafverzwaringsgronden voor de hele groep te laten gelden de bewijslast voor het OM verlichten. Genoemde leden vragen of hierover contact is geweest met het OM. Genoemde leden vragen of in de praktijk behoefte is aan de voorgestelde aanpassingen.

Nu het tweede lid van artikel 141 Sr pas aan de orde komt, indien het in vereniging plegen van geweld tegen personen of goederen als zodanig, conform het bepaalde in het eerste lid is bewezen, vragen deze leden naar de toegevoegde waarde van de voorgestelde aanscherping van de strafverzwaringsgronden. Naar deze leden begrijpen is het grootste probleem in de praktijk of bewezen kan worden geacht dat de misdragingen inderdaad in groepsverband (vereniging) zijn gepleegd. Met andere woorden: vast zal moeten komen te staan dat iemand daadwerkelijk deel uitmaakte van de groep die vernielingen of geweld heeft gepleegd en niet een toevallige omstander was, dan wel een lid van de groep die zich nadrukkelijk afzijdig hield. Graag ontvangen zij daarop een toelichting.

Genoemde leden constateren dat de Raad van State van mening is dat het voorstel niet proportioneel is ten opzichte van de door de indiener veronderstelde problemen met betrekking tot de straftoemeting en strafmotivering. Voor genoemde leden is dit een zwaarwegend punt bij de uiteindelijke beoordeling van het wetsvoorstel.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug