Bijdrage Gert-Jan Segers inzake wijziging BW ivm juridisch ouderschap vrouwelijke partner moeder

dinsdag 23 oktober 2012

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers aan een plenair debat met staatssecretaris Teeven van Veiligheid & Justitie

Onderwerp:   Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie

Kamerstuk:   33 032

Datum:            23 oktober 2012

De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Mater semper certa est. Bij alle onzekerheden die er door de eeuwen heen over het vaderschap van kinderen hebben bestaan, was er in ieder geval die ene zekerheid: de moeder is altijd de biologische moeder. Die zekerheid is ons echter in deze tijd ontvallen. In een wereld waarin draagmoederschap en eiceldonatie mogelijk zijn, is ook de moeder uit wie het kind geboren is, niet altijd meer de biologische moeder. Lang gold dat het ouderpaar van een kind bestond uit een vader en een moeder. Nu geldt in ons land dat een kind ook kan opgroeien met twee vaders of twee moeders.

Voor de ChristenUnie-fractie is de toegenomen complexiteit geen winst, maar ik erken dat dit wetsvoorstel poogt om vanuit het recht met de nieuwe situatie om te gaan. Bij veruit de meeste ouderparen is er geen reden te twijfelen aan het vaderschap van de juridische vader. De meeste kinderen worden opgevoed door hun biologische vader en moeder. De meeste kinderen hoeven zich op latere leeftijd geen ingrijpende vragen te stellen, zoals: waar kom ik eigenlijk vandaan? Of: wie is mijn vader en wie is mijn moeder? Vanuit dit perspectief en met onderstreping van het belang van het kind kijken wij naar dit wetsvoorstel.

Voor mijn fractie zijn vier juridische ijkpunten van belang bij de beoordeling van de voorgestelde wijziging van het Burgerlijk Wetboek. Een eerste ijkpunt is dat de hoofdregel van het afstammingsrecht wat ons betreft in stand moet blijven. Tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten, behoort het juridische ouderschap te sporen met het biologische ouderschap. Een kind is het kind van zijn biologische moeder en zijn biologische vader.

Een tweede ijkpunt is dat de belangen van de biologische ouder altijd een afwegingsfactor blijven.

Een derde ijkpunt is dat het belang van het kind moet worden gediend, onder meer door het recht om te weten wie zijn biologische vader en moeder zijn en doordat het mogelijkheden behoudt om de juridische werkelijkheid te laten sporen met de biologische werkelijkheid.

Een vierde ijkpunt is dat, de belangen van alle betrokkenen in aanmerking nemend, het feitelijke gezinsleven de bescherming verdient door de juridische vestiging daarvan.

Al deze belangen sporen niet per definitie met elkaar. Daarom is de afweging ook van belang. In zijn beoordeling van het voorstel is de Raad van State er niet van overtuigd dat de afweging in dit geval een juiste is. Zo is de raad van oordeel dat er geen recht wordt gedaan aan de genoemde hoofdregel van het afstammingsrecht. In de schriftelijke voorbereiding heeft onder andere mijn fractie erop gewezen dat de regering nog in 2005 een drietal bezwaren had tegen de voorliggende wijziging van het afstammingsrecht. De heer Van der Staaij heeft deze genoemd. Met steun van de Raad van State is toen gekozen voor een vereenvoudiging van de adoptieprocedure voor duomoeders.

Tegen deze achtergrond en met de vier genoemde uitgangspunten in gedachten heb ik een aantal vragen. Erkenning door een vader is vaak aan de orde als de wens leeft om het biologische vaderschap te laten sporen met het juridische vaderschap. Omgekeerd kan de erkenning teniet worden gedaan, juist omdat de juridische vader niet de biologische vader is. Dan is het toch opmerkelijk om een rechtsregel te vestigen waarin we in elk geval één ding zeker weten, namelijk dat de duomoeder, die het kind erkent, een afstammingsrelatie vestigt terwijl zij niet de biologische ouder is. Is het wetsvoorstel niet alleen daarom al in strijd met de hoofdregel die ook de staatssecretaris belijdt als uitgangspunt voor het familierecht, namelijk dat de juridische werkelijkheid zo veel mogelijk moet aansluiten op de biologische werkelijkheid?

Kan de staatssecretaris nog eens uitleggen waarom het kind daarmee zou zijn gediend? Nu de wet twee soorten moederschap introduceert, kan de merkwaardige situatie zich voordoen dat het kind bij het overlijden van de biologische moeder een moeder overhoudt, niet zijnde de biologische moeder, die op enig moment hertrouwt met een andere moeder die het kind erkent. Kan dat de bedoeling zijn?

Deze vragen en opmerkingen zijn in die zin relatief, dat het nu al mogelijk is om via een vereenvoudigde adoptieprocedure een juridisch ouderschap te vestigen. Niettemin zal het aantal situaties waarin het kind mogelijk de biologische ouder niet kent, waarschijnlijk toenemen. De vraag is of het belang van het kind ermee gediend kan zijn om het kind in elk geval op latere leeftijd zo veel mogelijk in staat te stellen om de biologische ouders alsnog te kennen en dat misschien wel af te dwingen.

Wij hebben het dan bepaald niet alleen over situaties van twee ouders van het gelijke geslacht, maar ook over nogal wat onbekende vaders van ongehuwde moeders. Daarover is in de voorbereiding ook gesproken, tot de optie van DNA-testen en verplichte registratie aan toe. Verschillende adviezen over dit wetsvoorstel leggen de vinger juist bij dit punt. Onder anderen de heer De Wit heeft daarbij ook de vinger gelegd. Kunnen wij kinderen helpen als zij zich de indringende vraag stellen waar zij vandaan komen? De vraag rijst of artikel 207, tweede lid, onder a, moet worden aangepast. De vaststelling van ouderschap van rechtswege is niet mogelijk, indien een kind twee ouders heeft, maar wat nu als de twee ouders allebei vrouw zijn en het kind het vaderschap wil laten vaststellen? Zou een kind niet de mogelijkheid moeten hebben om het biologisch vaderschap te laten vaststellen, niet zijnde een juridisch vaderschap? Nu is dat in beginsel alleen mogelijk via de donorwet KID, maar die is uiteraard niet in alle gevallen aan de orde. Met andere woorden, zou het niet goed zijn dat een verklaring zoals die wordt overlegd bij KID, houdende het biologische ouderschap, ook in andere gevallen kan worden afgedwongen? Ik heb een amendement ingediend waarmee het recht om te weten in de wet wordt verankerd. De heer Van der Staaij noemde het al. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris daarop.

De gezinssituatie van sommige kinderen is complex geworden. Makkelijke afwegingen bij het dienen van het recht van gezinssituaties zijn er niet. Zij zijn er nu niet, maar ook niet als dit wetsvoorstel wordt aangenomen. Zoals de staatssecretaris heeft gemerkt, zijn daarbij verschillende vragen te stellen. Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris met belangstelling af.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug