Maidenspeech Gert-Jan Segers over verklaring grond overweging voorstel verandering Grondwet mbt BES

dinsdag 09 oktober 2012

Maidenspeech van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers tijdens een plenair debat met minister Spies van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Onderwerp:   Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer

Kamerstuk:   33 131

Datum:            9 oktober 2012

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Een nieuw Kamerlid heeft de wetsbehandeling waarbij hij zijn maidenspeech mag uitspreken, niet voor het uitkiezen. Hoezeer ik mij ook heb voorgenomen om mij bij dit werk niet alleen te laten leiden door de agenda van de Kamer, het onderwerp van mijn maidenspeech is mij toch door die agenda opgedrongen. Ik moet echter zeggen dat ik niet ontevreden ben over het feit dat het in mijn geval gaat over een mogelijke grondwettelijke basis voor de staatsrechtelijke positie van de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Ik sta hier namelijk op de spreekwoordelijke schouders van Cynthia Ortega-Martijn, een van mijn directe voorgangers. Ik noem haar naam bij deze gelegenheid met ere. In de periode waarin zij lid was van deze Kamer, was zij als geen ander betrokken bij het niet-Europese deel van het Koninkrijk. Vorig jaar heeft zij de minister nog een uitgebreid verslag overhandigd van haar bezoek aan de BES-eilanden. In de schriftelijke voorbereiding van dit wetsvoorstel heeft zij nog blijk gegeven van haar enorme betrokkenheid bij deze eilanden. Nu ik het estafettestokje van Cynthia Ortega mag overnemen, vind ik het wel bijzonder dat het daarbij juist gaat om de BES-eilanden.

Bovendien zie ik een diepere symboliek in de combinatie van dit wetsvoorstel en mijn maidenspeech. Dit wetsvoorstel betreft eilanden en bewoners die duizenden kilometers verderop gesitueerd zijn en die in deze Kamer niet voor zichzelf kunnen spreken. Nu ik hier voor het eerst het woord mag voeren bij de behandeling van een wetsvoorstel, wil ik mij sterk maken voor de bewoners van de BES-eilanden en allereerst vanuit hun perspectief naar dit wetsvoorstel kijken. In die geest hoop ik in de komende periode een ambassadeur te zijn van mensen die anders nooit gehoord worden en van mensen die in sommige gevallen nooit voor zichzelf zouden kunnen spreken.

Ik kom nu bij het wetsvoorstel zelf. Nadat de bewoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba ervoor hadden gekozen om deel uit te gaan maken van Nederland en er op 10-10-10 een voorlopige staatsrechtelijke constructie in gang werd gezet, was duidelijk dat er nog een definitieve constructie moest komen. De wijze waarop op dit moment voor deze oplossing is gekozen, is echter veelzeggend. Er was met de eilanden overeengekomen dat na een periode van vijf jaar een evaluatie zou plaatsvinden en dat daarna in goed overleg een definitieve staatsrechtelijke constructie zou worden gekozen. Dit is vastgelegd in artikel 239 van de WolBES. Ziedaar, niet na de afgelopen vijf jaar, maar al na twee jaar ligt dit wetsvoorstel voor. Terwijl eerder is beloofd om terughoudendheid te betrachten ten aanzien van wetgeving, ligt er nu nota bene een voorstel voor een grondwetswijziging voor. Dat is allesbehalve terughoudend. Laat helder zijn dat ook de ChristenUnie-fractie ziet dat de verankering van de relatie met de BES-eilanden via het Statuut eveneens een noodoplossing is. Onze fractie is niet tegen een nieuwe grondwetbepaling, maar die oplossing moet wel duurzaam zijn en een voorstel daartoe kan alleen worden gedaan na een deugdelijke consultatie. Die consultatie is in dit geval niet deugdelijk te noemen, omdat de eilanden niet tijdig hebben gereageerd; ik kom daar straks op terug.

Inmiddels ontvangen wij brieven van onder meer de bestuurscolleges van de BES-eilanden waarin zij aangeven dat dit voor hen nu niet de goede stap in het staatsrechtelijke traject is. Toch zet het kabinet door. Het laat iets zien van de ongelijke en soms ronduit ongemakkelijke verhoudingen binnen het Koninkrijk. Het versterkt het gevoel op de BES-eilanden dat wij hier over hen, maar zonder hen beslissen, en dat er soms zelfs sprake is van eersterangs- en tweederangsburgers. Dat is funest voor de goede verhoudingen. Mijn eerste vragen aan de minister zijn dan ook: waarom nu en waarom zo? Dit voorstel had naar het oordeel van de fractie van de ChristenUnie veel meer in gezonde en volwassen dialoog met zowel de bestuurders als burgers van de eilanden zelf tot stand kunnen komen. Op een later tijdstip had een en ander een veel duurzamer karaker kunnen hebben dan dit voorstel.

Artikel 209 WolBES schrijft een consultatieproces voor, in het geval er sprake is van wetgeving die betrekking heeft op de BES-eilanden. Mijn fractie heeft daar in de schriftelijke inbreng nadrukkelijk naar gevraagd, aangezien de memorie van toelichting daarover nagenoeg niets wist te melden. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik het antwoord van de minister tot mij nam: "Ondanks verschillende verzoeken en uitstel van de reactietermijn hebben zij reactie gegeven." Waarom is hiervan geen melding gemaakt in de memorie van toelichting? is de minister met mij van mening dat dit onwenselijk is? Volgens artikel 209, lid 4 WolBES kan er alleen in geval van dringende omstandigheden worden afgezien van consultatie. Is hiervan sprake in de optiek van de minister? Wat zijn die dringende omstandigheden dan? Hoe dan ook, deze omissie is betreurenswaardig wat mijn fractie betreft. Je zou zeggen dat een extra telefoontje in dit geval wonderen had kunnen doen.

Toont deze gang van zaken niet bij uitstek aan dat een vertegenwoordiging van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba hier in Den Haag noodzakelijk is? Ook de Rijksvertegenwoordiger geeft aan dat er nog veel schort aan de coördinatie van het rijksbeleid en de afstemming met het lokaal bestuur. Daarvan is dit een goed voorbeeld. Wat vindt de minister van zijn aanbeveling om de Rijksvertegenwoordiger als coördinerend orgaan te versterken? Dat kan bijvoorbeeld door nieuwe regelgeving en wijziging van bestaande regelgeving verplicht voor advies voor te leggen aan de Rijksvertegenwoordiger.

Een andere optie die ik de minister ook graag wil voorleggen, is om een adviesraad voor de BES-eilanden op te zetten. Zoals de Onderwijsraad gevraagd en ongevraagd kan adviseren over onderwijswetgeving, zou een adviesraad voor de BES-eilanden dat kunnen doen over wetgeving die betrekking heeft op deze eilanden. Graag krijg ik een reactie op beide suggesties.

Ook na eventuele aanvaarding van dit wetsvoorstel liggen er nog belangrijke vragen op tafel met betrekking tot het kierecht van niet-Nederlanders, de differentiatiebepaling in relatie tot het gelijkheidsbeginsel en de definitieve status van de eilanden. Ondertussen worden er op sommige van deze punten al wel keuzes gemaakt. Dat geldt zeker voor het gebruik van de zogenaamde differentiatiebepaling, op grond van artikel 1, lid 2 van het Statuut, ingevolge welke bij wet- en regelgeving rekening kan worden gehouden met de eigenheid van de eilanden. De verschillen tussen hier en daar waren blijkbaar niet van belang bij de op de eilanden controversiële wetgeving met betrekking tot bijvoorbeeld abortus en het homohuwelijk, maar de verschillen waren wel weer relevant op materieel terrein, bijvoorbeeld als het gaat om de hoogte van een uitkering. Ik noem ook de zorgen rond kinderrechten en armoede.

In de optiek van de fractie van de ChristenUnie kunnen in dit wetsvoorstel niet alleen de verschillen worden benadrukt door middel van de differentiatiebepaling, maar is het zeer raadzaam om juist ook de gelijkwaardig van onze medeburgers in het Caraïbisch deel van Nederland te benadrukken. Ik heb daarom een amendement ingediend om de differentiebepaling aan te vullen met een zinsnede die de gelijkwaardigheid van de bewoners van de BES-eilanden onderstreept. Graag krijg ik daarop een reactie.

Dan kom ik ten slotte op het punt van het kiesrecht. Dat is een principieel punt dat door de Raad van State is aangehaald en dat ook uitvoerig in de nota naar aanleiding van het verslag is behandeld. Het kabinet gaat niet verder dan te constateren dat er een dilemma ontstaat, maar maakt hierin zelf geen keuze. Op de vraag van mijn fractie of er alternatieven zijn, antwoordt de minister in de nota naar aanleiding van het verslag dat er uitsluitend gekunstelde opties zijn, waaronder het opnemen van de eilanden in een provincie. Ik hoor verder geen visie of andere haalbare alternatieven. Zij stelt: ofwel de niet-Nederlandse inwoners worden uitgesloten van het kiesrecht -- daarmee wordt hun een grondrecht ontnomen dat de niet-Nederlandse inwoners van andere gemeenten wel hebben -- ofwel zij krijgen het kiesrecht wel, maar daarmee worden zij bevoordeeld ten opzichte van niet-Nederlanders in het Europese deel van Nederland, omdat zij dan mede invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer.

Ik vraag de minister om daarin een keuze te maken. Wat de fractie van de ChristenUnie betreft, geeft het argument van de gelijke behandeling de doorslag. Mijn fractie is van oordeel dat niet-Nederlandse inwoners op de eilanden dezelfde rechten zouden moeten hebben als niet-Nederlandse inwoners in Nederland. Aan het principiële bezwaar tegen de indirecte invloed op de samenstelling van de Eerste Kamer moet dan op een andere manier tegemoet worden gekomen.

Mevrouw de voorzitter. De fractie van de ChristenUnie is er niet van overtuigd dat de Grondwet op deze manier en op dit moment moet worden gewijzigd. Zij geeft de minister in overweging om de behandeling van deze grondwetswijziging op te schorten tot na de evaluatie. Afspraak is afspraak; dat geldt niet alleen voor de eilanden, maar ook voor de rijksoverheid. Investeer in onderling vertrouwen en werk aan draagvlak voor een grondwetswijziging. Die moet niet alleen worden gedragen door een meerderheid hier, maar ook door een meerderheid op de eilanden.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik mag u als eerste hartelijk feliciteren, mijnheer Segers. Om u in de gelegenheid te stellen de felicitaties van uw collega's in ontvangst te nemen, zal ik de vergadering schorsen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 

 


« Terug