Bijdrage Carola Schouten aan de plenaire behandeling van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten aan een plenaire wetsbehandeling met minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Onderwerp: Regeling van de arbeidsvoorwaarden van gedetacheerde werknemers i.v.m. de implementatie van Richtlijn 2014/67/EU inzake de handhaving van de detacheringsrichtlijn en tot wijziging van de IMI-verordening over de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie
Kamerstuk: 34 408
Datum: 26 april 2016
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Je zou bijna in een lentestemming komen na deze woorden, ware het niet dat het buiten nog kouder is dan tijdens de kerst, zo heb ik begrepen. Hopelijk heeft dat geen invloed op de gesteldheid van de minister.
Met het voorliggende wetsvoorstel moet worden voorkomen dat er nog sprake is van uitbuiting en verdringing. We kennen de schrijnende voorbeelden, omdat het de overheid zelf was die daarvoor de ruimte gaf, hoewel niet bedoeld. Bij de aanleg van de A4, de A15 en de A2 hebben wij inderdaad heel schrijnende voorbeelden gezien, die wat ons betreft zo snel mogelijk uitgebannen moeten worden. Dit wetsvoorstel zet daarvoor een aantal goede stappen; ik kan er al vrij helder over zijn dat mijn fractie er zo tegenaan kijkt.
Ik heb wel een vraag. Heeft de minister nou eindelijk duidelijk wanneer hij vindt dat deze wet goed werkt? Wanneer is het een effectieve wet? We hebben ook niet echt in beeld om hoeveel gedetacheerden het precies gaat. Hoe gaat de minister bepalen of de wet doet wat hij moet doen? Wat zijn zijn inschattingen daarover?
Ik heb ook nog een vraag over de meldingsplicht. We hebben gezien dat die pas per 2018 kan worden geëffectueerd. Waarom duurt dat zo lang? Er zijn voorbeelden van andere landen, zoals België, waar dit al speelt. Het lijkt mij dat daarin wel wat eerder een versnelling aangebracht kan worden. Ik wil daarop graag een reactie van de minister.
De wet die we vandaag behandelen, heeft vorige week opeens een heel ander karakter gekregen. De minister heeft vorige week een groot plan gelanceerd om de arbeidsmarkt recht te trekken, waaronder een regeling voor de seizoenswerkers. De minister presenteerde een aangescherpte grondslag voor afspraken tussen de sociale partners over de seizoenswerkers, die hij bij de tweede nota van wijziging in deze wet heeft laten zetten. Ik snap dat, omdat het seizoen eraan komt waarin er weer in kassen en dergelijke gewerkt gaat worden. In plaats van de algemene uitzondering komt er een specifieke uitzonderingsmogelijkheid met strengere eisen voor seizoenswerkers. De tussenpozen worden verkort van zes naar drie maanden.
Dat vinden wij goed nieuws. Wij hebben hierover al een lange tijd gesproken en wij hebben daarbij steeds de knelpunten in kaart gebracht. Het is goed dat er nu eindelijk iets geregeld wordt voor deze groep mensen. Ik ben wel benieuwd waarom ervoor gekozen is om het zo specifiek in de wet te regelen en niet via de gewone uitzonderingsgrond, die ook al in de wet stond. En wat gaan we doen met de sectoren waar geen cao is? Die vraag is al eerder gesteld en die stellen wij nog steeds na deze nota van wijziging. Ik hoop dat de minister daarover vandaag nog helderheid kan geven.
Er zijn vorige week nog meer zaken naar buiten gekomen, waaronder het minimumjeugdloon. We gaan dat later nog behandelen, maar laat ik hier maar gelijk zeggen dat wij erg blij zijn dat dit nu geregeld gaat worden, want een jongere die een opleiding heeft afgerond en die volwaardig werk verricht, moet ook gewoon recht hebben op een volwaardig loon. Ik wil toch nog een keer een compliment geven aan Young & United, die dit punt duidelijk op de kaart heeft gezet. Wat ons betreft zijn de credits dan ook voor hen. We gaan daar nog verder over spreken.
Ik gaf net al aan in mijn interruptie dat ik wel een onderdeel heb gemist tijdens de hele presentatie van de plannen en ik vind dat oprecht een teleurstelling. Het gaat om de positie van invalkrachten in het onderwijs. Als zij onder de Wet werk en zekerheid komen te vallen, en onder de ketenbepaling, dan hebben zij na drie keer een weekje invallen een vast contract of ze worden veroordeeld tot payrollachtige constructies. Ik wil die zekerheid ook aan die invalkrachten bieden; laat dat duidelijk zijn. Maar ik vind het echt onbegrijpelijk dat wij aan de ene kant tegen het onderwijs zeggen dat men al die mensen maar in vaste dienst moet nemen, terwijl daar aan de andere kant geen extra geld tegenover staat. Als we dat willen, laten we dan ook consequent zijn, want nu staan scholen met hun rug tegen de muur.
Ik zal het nog wat specifieker zeggen: dit geldt niet voor alle scholen, maar alleen voor het bijzonder en speciaal onderwijs. Het openbaar onderwijs is hiervan uitgezonderd, want dat valt onder het ambtenarenrecht. Als het voor deze minister zo'n principieel punt is, waarom regelt hij het dan niet gelijk voor alle scholen? Nu komt er een raar onderscheid tussen twee verschillende schoolsoorten, waarbij de één wel de ketenbepaling moet volgen en de ander niet. Maar nog belangrijker: een aantal scholen komt echt in de knel. Ja, er zijn mogelijkheden om bepaalde pools vorm te geven, maar juist de scholen van een specifieke richting, waarvan er niet zo veel zijn, komen in de knel met hun personeelsbeleid en moeten, als ze een dergelijke pool willen opzetten, hun invalkrachten letterlijk uit heel het land halen. We kunnen er van alles van vinden dat die scholen er zijn, maar we hebben hier wel vrijheid van onderwijs. Een school heeft gewoon de mogelijkheid om een eigen personeelsbeleid te voeren. Die discussie ligt hier niet op tafel, maar die scholen worden hier wel de dupe van. Ik weet dat er cao-onderhandelingen spelen en ik weet dat er nu over gesproken wordt, maar ik weet ook dat de tijd enorm dringt. Op 1 juli moet het allemaal geregeld zijn. Ik heb er eerlijk gezegd geen vertrouwen in. Ik hoop dat de minister tegen mij en de Kamer kan zeggen dat het allemaal geregeld is. Als dat zo is, haal ik het amendement gelijk van tafel, want het gaat mij erom dat het geregeld wordt, niet om wie het regelt.
Nu we het ene deel — het knelpunt in de Wet werk en zekerheid voor de seizoenarbeiders — wel geregeld hebben, snap ik niet waarom de minister het andere deel niet wil regelen, want het is echt een reëel probleem. Daarom heb ik samen met de heren Heerma en Van Weyenberg een amendement ingediend dat regelt dat de ketenbepaling voor de invalkrachten niet in werking treedt, maar dat er wel bij AMvB nadere regels gesteld kunnen worden om te voorkomen dat er misbruik van die bepaling wordt gemaakt. Dat willen wij immers ook niet. Ik ben best bereid om te bekijken of ik moet sleutelen aan dat amendement om het scherper te krijgen. Het gaat mij namelijk echt om de zaak. Ik hoop dat de minister bereid is om een oplossing voor dit knellende probleem te vinden.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.
Archief > 2016 > april
- 26-04-2016 - Bijdrage Carola Schouten aan de plenaire behandeling van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie
- 21-04-2016 - Bijdrage Carola Schouten aan de plenaire behandeling van het voorstel van wet van het lid Yücel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en het Burgerlijk Wetboek om gelijke beloning van mannen en vrouwen te bevorderen
- 20-04-2016 - Bijdrage Carola Schouten aan het voortgezet algemeen overleg Gevangeniswezen
- 19-04-2016 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat over het Stabiliteitsprogramma en het Nationaal Hervormingsprogramma