Inbreng verslag (wetsvoorstel) Carola Schouten ten behoeve van Belastingplan 2016

woensdag 07 oktober 2015

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Financiën ten behoeve van Belastingplan 2016

Onderwerp:   Belastingplan 2016

Kamerstuk:    34 302          

Datum:           7 oktober 2015

1. Inleiding

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016). Genoemde leden willen de regering graag een aantal vragen bij het wetsvoorstel voorleggen.

3. Inkomensbeleid

De regering neemt verschillende maatregelen, zoals de verhoging van de arbeidskorting, de verlenging van de derde schijf, de verlaging van het tarief van de tweede en derde schijf, het verlagen van het startpunt van de afbouw van de arbeidskorting, het verhogen van het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting, het afbouwen tot nihil van de algemene heffingskorting en de lichte verhoging van de eerste schijf. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering middels een tabel inzichtelijk kan maken wat het gecumuleerde effect is van deze maatregelen voor verschillende inkomensgroepen, waarbij de bedragen voor 2016 en 2017 worden afgezet tegen bedragen van 2015.

Genoemde leden vragen welke gevolgen de voorgestelde maatregelen hebben voor het belastingverschil tussen één- en tweeverdieners. Mocht het huidige al relatief grote belastingverschil tussen één- en tweeverdieners gelijk blijven of groter worden, waarom vindt de regering deze ontwikkeling dan gerechtvaardigd?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in het bijzonder aandacht voor de positie van alleenverdieners met kinderen. Zij vrezen dat dat de voorgestelde maatregelen leiden tot een verdere verslechtering van de inkomenspositie van alleenverdieners ten opzichte van tweeverdieners. Zij vragen de regering om de cumulatieve inkomenseffecten van de maatregelen in paragraaf 3 voor 2016 en 2017 op een rij te zetten voor de volgende huishoudsamenstellingen: alleenverdiener met een salaris van 40.000 euro, alleenverdiener met een salaris van 60.000 euro, alleenverdiener met een salaris van 80.000 euro, tweeverdieners met een salaris van 30.000 respectievelijk 30.000 euro, tweeverdieners met een salaris van 40.000 respectievelijk 20.000 euro, tweeverdieners met een salaris van 40.000 respectievelijk 40.000 euro. Zij vragen de regering tevens aan te geven hoeveel loonbelasting deze huishoudens in 2016 en 2017 gaan betalen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering aandacht te houden voor de positie van alleenverdieners met kinderen, in het bijzonder bij de herziening van het toeslagenstelsel en het belastingstelsel.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering tijdens de Algemene financiële beschouwingen heeft aangegeven de door het Nibud verwachte forse koopkrachtdaling voor chronisch zieken en gehandicapten niet te onderschrijven. De verwachting van de regering is dat de gemeenten de eigen bijdragen niet zullen verhogen. Kan de regering aangeven waarop deze verwachting gebaseerd is, zo vragen genoemde leden. Deze leden vragen de regering om te onderbouwen welke koopkrachteffecten voor chronisch zieken en gehandicapten verwacht worden. Kan de reggering regeren op de bevindingen uit het Nibud-rapport ‘Koopkrachtveranderingen voor mensen met een beperking 2015-2016’?

Verlaging tweede en derde schijf en verlenging derde schijf

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een toelichting van de keuze van de regering om de derde schijf te verlengen, in plaats van een koopprachtmaatregel te nemen die een bredere groep tegemoet komt zoals een verhoging van de algemene heffingskorting.

Steilere en volledige afbouw algemene heffingskorting

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een reactie op de effecten van de steilere en volledige afbouw van de algemene heffingskorting op de koopkracht van ouderen met een middeninkomen, die niet profiteren van de tijdelijke verhoging van de ouderenkorting.

Verhoging ouderenkorting

De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten waarom de regering voor een eenmalige verhoging kiest van de ouderenkorting en niet voor een structurele verhoging. Welke verwachting heeft de regering voor de koopkrachtontwikkeling van ouderen in de komende jaren, zo vragen deze leden.

4. Herziening box 3

4.1 Afwegingen

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering toe te lichten waarom een belasting van het werkelijk rendement uit sparen nu en in de nabije toekomst niet uitvoerbaar is. Zij merken op dat saldi en rentebedragen van spaarrekeningen bij de VIA reeds door banken aan de Belastingdienst geleverd worden. Als een belastingplichtige kan aantonen dat hij jaar op jaar enkel rendement haalt uit sparen, is het toch eenvoudig mogelijk om de werkelijk ontvangen rente op deze spaarrekening(en) te belasten, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de regering ervoor heeft gekozen om te differentiëren naar een gemiddelde vermogensverdeling en niet naar de daadwerkelijke vermogenstitels die een belastingplichtige bezit. Nu gaat de regering er bij belastingplichtigen die enkele en alleen sparen, ten onrechte van uit dat zij ook beleggen, waardoor het fictief rendement hoger is.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom het vlakke tarief van 30% gehandhaafd is. Heeft de regering ook overwogen om bij de tarieven aan te sluiten bij de tarieven van box 1? Waarom is er niet voor gekozen om de budgetneutraliteit los te laten zodat de opbrengst uit de vermogensrendementsheffing verhoogd kan worden, bijvoorbeeld ter dekking van lagere lasten op arbeid?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor de toeslagen nu 150.000 huishoudens buiten box 3 gaan vallen door de hogere vrijstelling.

4.2 Samenstelling box 3-vermogen en rendementen

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom voor sparen niet gekozen om nog dichter aan te sluiten bij het werkelijk rendement, bijvoorbeeld door de spaarrente van het voorgaande jaar te nemen, in plaats van het gemiddelde rendement over de voorgaande vijf jaar. Is er niet alsnog sprake van een belasting die als onrechtvaardig kan worden beschouwd, als er gerekend wordt met een fictief rendement van 1,63% als de rente momenteel 1,0% is, zo vragen genoemde leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom er bij het bepalen van het rendement op obligaties niet is gerekend met de rendementen van afgelopen jaren. Tevens vragen deze leden waarom het fictieve rendement op obligaties is gebaseerd op het verwachte rendement in de toekomst, terwijl bij de overige vermogensbestanddelen wordt gekeken naar het verleden..

4.3 Gemiddelde vermogensmix op basis van schijven

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom het jaar 2012 is gekozen om de vermogensmix te bepalen. Is het niet mogelijk om de gemiddelde vermogensmix per schijf jaarlijks aan te passen, net zoals de fictieve rendementen worden aangepast?

Waarom is voor de bepaling van het fictieve rendement gekozen om te werken met een meerjarig gemiddelde, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Zijn er geen andere mogelijkheden waarbij het werkelijk rendement dichter wordt benaderd?

4.6 Complexiteit

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre er bij de vormgeving van box 3 rekening is gehouden dat belastingplichtigen hun vermogen elders gaan onderbrengen, bijvoorbeeld in box 2. Welke maatregelen worden genomen om negatieve effecten van dit box-hoppen zoveel mogelijk tegen te gaan, zo vragen deze leden. Overweegt de regering om ook de heffing op basis van fictief rendement in box 2 uit te breiden naar alle beleggings-bv’s om hiermee tegenwicht te bieden tegen de maatregelen in box 3, zo vragen genoemde leden.

4.7 Onderzochte alternatieven

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom er niet is te voorzien in een uitvoerbare tegenbewijsregeling, waarmee bijvoorbeeld spaarders die kunnen aantonen dat ze hun vermogen enkel en alleen jaar op jaar op een spaarrekening hebben staan, kunnen worden belast als spaarder. Nu worden deze spaarders namelijk belast op basis van een fictief rendement van 2,9%, dat drie keer zo hoog is als het huidige werkelijk rendement op spaarrekeningen (1,0%). In feite komt dan een belasting van 0,87% neer op een vermogensrendementsheffing van 87%. Genoemde leden vragen de keuze om van een tegenbewijsregeling af te zien, nader te onderbouwen.

6. Integratie S&O-afdrachtvermindering en RDA per 2016

Vormgeving

De leden van de ChristenUnie-fractie naar een nadere onderbouwing van de wijziging van de percentages en de schijven en het vervallen van het plafond van de S&O-afdrachtvermindering per 2016. Is het gelijk laten blijven van de verdeling van het budget over de verschillende grootteklassen leidend geweest bij het vaststellen van de parameters?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de mogelijkheden voor verzilvering met de nieuwe regeling voor alle grootteklassen bedrijven groter zijn geworden, met andere woorden of alle bedrijven er met deze regeling op vooruit gaan. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in dat licht ook in te gaan op de opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs bij de integratie van de S&O-afdrachtvermindering en de RDA. Meer in het bijzonder vragen zij in te gaan op de verzilveringsproblemen voor starters (weinig winst, geen mensen in loondienst) en ZZP-ers als verrekening via de loonheffing gaat plaatsvinden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de percentages in de eerste schijf zijn verlaagd en met name die voor starters en tegelijkertijd is besloten om geen plafond meer te hanteren in de nieuwe geïntegreerde regeling. Welke consequenties heeft dit voor de mate van benutting door het MKB enerzijds en het grootbedrijf anderzijds? Hoe denkt de regering te voorkomen dat het budget voor S&O-afdrachtvermindering wordt opgeslokt door grote bedrijven en dat dientengevolge het budget het jaar daarop verlaagd zal moeten worden?

Het toegekende RDA-bedrag wordt momenteel verrekend met de verschuldigde vennootschapsbelasting (Vpb) en is derhalve een netto bedrag ter grootte van 15% van de kwalificerende uitgaven inzake speur- en ontwikkelingswerk. Bij integratie in de WBSO wordt het tarief gesteld op 16%, maar hierover is dan nog vennootschapsbelasting verschuldigd. Bedrijven die in Nederland Vpb betalen ontvangen derhalve dan nog maar 12% (uitgaande van een tarief  25% Vpb over 16% WBSO) en gaan er fors op achteruit.

De leden van de ChristenUnie-fractie menen dat aan de bezwaren met betrekking tot de budgettering en het netto-voordeel tegemoet gekomen kan worden als het tarief in de tweede schijf wordt verhoogd van 16% tot 18% met handhaving van een plafond. Dit plafond zal vervolgens hoger gesteld moeten worden dan het huidige plafond van € 14 mln omdat de RDA geïntegreerd wordt in de WBSO. Genoemde leden vragen de regering op dit voorstel reageren. Hoe denkt de regering te bereiken dat innovatieve belastingplichtigen ook na de integratie eenzelfde netto voordeel genieten als thans het geval is?

Momenteel kan de extra aftrek van de RDA leiden tot een verrekenbaarverlies dat binnen de regels van verliesverrekening ook in andere jaren te benutten is. Na integratie kan alleen de verschuldigde loonbelasting binnen een jaar gebruikt worden om de afdrachtvermindering te benutten en gaat een onbenut deel verloren. Is de regering bereid hier een oplossing op te vinden zodat onbenutten voordelen ook in andere jaren geeffectueerd kunnen worden?

De huidige RDA kan afgezet worden tegen het resultaat van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting. Na de integratie dient effectuering plaats te hebben binnen één S&O-inhoudingsplichtige. Is de regering bereid dit nadeel weg te nemen door de introductie van een fiscale eenheid benadering?

Evaluatie van de S&O-afdrachtvermindering

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het ook een mogelijkheid is dat beide regelingen weer uit elkaar worden getrokken als tijdens de evaluatie in 2018 of anderszins blijkt dat door verrekening via de loonheffing in plaats van de winstbelasting bepaalde groepen ondernemers benadeeld worden en het doel van de regeling, namelijk het bevorderen van innovatie, minder goed bereikt kan worden.

7. Vereenvoudiging verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de regering met de verbruiksbelasting niet alleen vereenvoudigd, maar tevens een duurder tarief voorstelt. Deze leden vragen om een toelichting op de gemaakte keuze. Is hier sprake van een taakstellende opbrengst, zo vragen genoemde leden en zo ja, is deze opbrengst bedoeld ter dekking van een andere maatregel?

8. Verruiming schenkingsvrijstelling eigen woning

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre de tijdelijke verruiming van de schekkingsvrijstelling is geëvalueerd. Deze leden willen weten hoe vaak gebruik is gemaakt van de tijdelijke verruiming van de schekkingsvrijstelling en welke belemmeringen naar voren zijn gekomen. Hoe vaak verwacht de regering dat van de structurele verruiming van de schekkingsvrijstelling per jaar gebruik zal worden gemaakt, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om nadere toelichting op de gestelde leeftijdsgrens van veertig jaar voor de structurele verruiming van de schekkingsvrijstelling. Hoe verhoudt de woningschuld van veertigplussers zich tot de woningschuld van veertigminners en acht de regering veertigplussers minder kwetsbaar, zo vragen deze leden. Genoemde leden vragen waarom de voorgestelde structurele verruiming van de schekkingsvrijstelling pas in 2017 in plaats van al in 2016 ingaat. Wat zijn de budgettaire redenen die hieraan ten grondslag liggen? Deze leden willen weten waarom de regering gekozen heeft voor een eenmalige vrijstelling in plaats van vrijstelling van gelijke hoogte voor gedurende het gehele leven, zodat de betrokkenen hun schenking ten behoeve van de eigen woning van de verkrijger over meerdere jaren kunnen verspreiden.

De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten hoe de regering staat tegenover het opnemen van een vergelijkbare vrijstelling in de erfbelasting, indien de erfenissen en legaten gebruikt worden voor de eigen woning of aflossing van de eigenwoningschuld.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering een bredere schenkingsvrijstelling dan alleen voor eigen woning heeft overwogen. Deze leden willen weten wat de mening van de regering is over het uitbreiden van de schenkingsvrijstelling tot de aflossing van alle studieschulden, gezien de huidige beperkte vrijstelling voor de aflossing van studieschulden en het feit dat één op de vijf oud-studenten een betalingsachterstand heeft.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om nader toe te lichten hoe mogelijke uitvoeringsproblemen voorkomen worden in de beoordeling van de samenloop van de nieuwe vrijstelling met eerdere vrijstellingen. Zij constateren dat het voorgestelde overgangsrecht van de verruiming schenkingsvrijstelling eigen woning ingewikkeld is, en vraagt de regering of zij op de volgende punten voorbeelden kan geven van de voorgestelde regeling:

- de aanvullingsmogelijkheid voor (bijvoorbeeld) ouders die hun kind in 2016 een maximaal bedrag voor de eigen woning schenken;

- de samenloop met de eenmalige verhoogde vrijstelling van € 27.432 (2015) voor schenkingen van ouders aan kinderen;

- de samenloop met een eerdere gehele of gedeeltelijke benutting van de tijdelijke verruiming van de schenkingsvrijstelling eigen woning in 2013 of 2014.

9. Overig

9.1 Betere aansluiting loonbelasting en inkomstenbelasting

De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten of de regering nog nadere stappen overweegt om de aansluiting tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting te verbeteren. Kan de regering toelichten om welke maatregelen het dan gaat, zo vragen deze leden.

9.5 Herintroductie vrijstelling kolenbelasting voor opwekking elektriciteit

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering van mening is dat aan de voorwaarden voor de herintroductie vrijstelling kolenbelasting voor opwekking elektriciteit is voldaan, namelijk dat het netto elektrisch rendement van de centrales 38% moet zijn op 1 januari 2016 en 40% op 1 juli 2017 (ter vervanging van de eis dat er drie jaren tachtig kolencentrales worden gesloten per 1 januari 2016 en de resterende twee per 1 juli 2017). Wanneer wordt bepaald of de oude kolencentrales aan de rendementseisen voldoen en of de vrijstelling dus überhaupt van toepassing kan zijn? Wat zijn de consequenties als op 1 januari 2016 blijkt dat de centrales niet aan de rendementseisen voldoen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het gezien de klimaatproblematiek en de recente gerechtelijke uitspraak dat Nederland in 2020 25 procent minder broeikasgassen uit dient te stoten dan in 1990 niet in de rede zou liggen om af te zien van de herintroductie van de vrijstelling van de kolenbelasting voor de opwekking van elektriciteit. Kan de regering hierop beargumenteerd reageren, zo vragen deze leden.

Overige punten

In de brief over de belastingherziening van 19 juni 2015 schrijft het kabinet dat het minder degressief maken van de energiebelasting op elektriciteit, waarbij de opbrengst wordt teruggesluisd naar bedrijven, een maatregel is die op draagvlak lijkt te kunnen rekenen. Waarom heeft de regering hiertoe geen concrete voorstellen gepresenteerd in het Belastingplan, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering over de mogelijkheden om de verhoogde vrijstelling in de erfbelasting voor mantelzorgers in stand te houden, contact heeft gehad met belangenvereniging Mezzo. Zo ja, is er ook gesproken over de mogelijkheden om ter vervanging van het mantelzorgcompliment tot een heldere afbakening te komen van mantelzorgers die voor de verhoogde vrijstelling in aanmerking kunnen komen. Wat is hier uit gekomen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat alleen defined contribution regelingen die pensioenfondsen uitvoeren in Nederland in aanmerking komen voor een btw-vrijstelling, maar defined benefit regelingen niet. De regering geeft in haar brief van 15 september (34300 IX, nr. 4) aan dat pensioenfondsen in België geen btw betalen. Genoemde leden vragen om een toelichting of dit inhoudt dat het Europese recht en de arresten over btw-lasten voor pensioenfondsen niet dwingend voorschrijven om btw in rekening te brengen bij pensioenfondsen. Kan de regering toelichten hoe het onderscheid in het btw-regime tussen verschillende types pensioenregelingen zich verhoudt tot de wens voor vereenvoudiging van het belastingstelsel, zo willen deze leden weten. Deze leden vragen waarom de regering als het om de btw-vrijstelling gaat het standpunt inneemt dat deelnemers alleen in het geval van defined contribution regelingen de risicodragers zijn, terwijl in het nieuwe financieel toetsingskader en de nieuwe governancewetgeving de visie van de regering is dat deelnemers ook bij defined benefit regelingen risico’s dragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in te gaan op de situatie van ZZP-ers die, vanwege het opdrogen of minder worden van de opdrachtenstroom (en om te voorkomen dat ze in de bijstand terecht komen), ervoor hebben gekozen voor hun 60e met vroegpensioen te gaan. De consequentie hiervan is echter dat er niets bijverdiend mag worden, terwijl er wellicht op een later moment wel weer opdrachten kunnen aandienen. Genoemde leden begrijpen dat de regering vanuit een stimuleringsbeleid om ouderen langer door te laten werken een grens moet stellen. Maar genoemde leden constateren dat deze grens juist bij een specifieke groep, de ZZP-ers, nadelig of zelfs belemmerend uit te pakken. Zelfs als deze mensen weer tegen betaald werk aan zouden lopen, dan mag dat gewoon niet meer. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering bereid is te kijken naar de mogelijkheden om deze belemmeringen weg te nemen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering helder uiteen te zetten welke BTW-teruggaafregels van toepassing zijn voor voedselproducten die worden gedoneerd aan een liefdadigheidsinstelling, worden gerecyled, danwel worden verbrand. Maakt het nog uit, zo vragen deze leden, of de voedselproducten wel of niet verkoopbaar zijn (bijvoorbeeld omdat de THT-datum is verstreken)?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om een reactie op de commentaren van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en het Register Belastingadviseurs op het Belastingplanpakket.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2015 > oktober