Inbreng verslag Carola Schouten inzake Wet bijzondere maatregelen financiële ondernemingen.

donderdag 15 december 2011

Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten inzake de Wet bijzondere maatregelen financiële ondernemingen.

Onderwerp:   Wet bijzondere maatregelen financiële ondernemingen

Kamerstuk:   33 059

Datum:            15 december 2011

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Een belangrijk voorstel in de serie van wetsvoorstellen voortkomend uit de financiële crisis van afgelopen jaren.

Over de uitwerking van het wetsvoorstel hebben deze leden nog wel enkele vragen en opmerkingen. Voorliggend wetsvoorstel loopt vooruit op Europese wetgeving. De fractie van de ChristenUnie heeft begrip voor de haast die het kabinet wil maken om tot meer interventiemogelijkheden te komen, zeker gezien de ervaringen van afgelopen jaren en de onzekere financieel economische toekomst de komende jaren. Maar wat is de kans dat straks het hele wetgevingstraject opnieuw doorlopen kan worden, omdat de implementatie van de nieuwe Europese richtlijn, die hetzelfde beoogd te regelen, toch andere wetgeving vraagt? In hoeverre sluit voorliggend wetsvoorstel aan bij de voorziene onderdelen van de Europese Richtlijn en in hoeverre is straks nieuwe wetgeving nodig, zo vragen deze leden? In hoeverre sluit het voorliggende wetsvoorstel aan bij wat in andere Europese lidstaten aan wetgeving is ingevoerd of in voorbereiding is?

Het wetsvoorstel breidt de bevoegdheden van de toezichthouders fors uit in het geval zich problemen voordoen bij financiële instellingen. Is er aandacht besteed aan de fase voorafgaand aan ingrijpen door de toezichthouders, dus voorafgaand aan inwerkingtreding van voorgesteld artikel 3:159c, zo vragen deze leden? In hoeverre is voorzien in een voortraject, bijvoorbeeld in de vorm van verplichte overlegstructuren tussen toezichthouders en financiële instellingen, waar een overlevingsplan gemaakt kan worden dat voorziet in een vrijwillige reorganisatie van de betreffende instelling mocht dat nodig zijn? Verdient een vrijwillige reorganisatie niet de voorkeur, zo vragen deze leden, met vanzelfsprekende voorwaarde van toelaatbare omstandigheden?  Kan het kabinet ingaan op het invoegen van een dergelijk voortraject, ingebracht door Victor de Seriere tijdens zijn inaugurele rede hoogleraar effectenrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen? Ook gelet op het  feit dat financiële instellingen verplicht worden om zogenaamde living wills te maken, en ook de nieuwe Europese Richtlijn daarin voorziet? Sluit een dergelijke regeling ook niet aan bij de wens van belanghebbenden voor meer rechtszekerheid?

Voorliggend wetsvoorstel creëert nieuwe bevoegdheden voor de toezichthouders, maar ook de Minister van Financiën kan ingrijpen indien nodig. De nieuwe bevoegdheden mogen worden toegepast bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor de stabiliteit van het financiële stelsel. Ook moet er rechtstreeks verband zijn tussen de onderneming en het acute dreigende gevaar voor het financiële stelsel. In hoeverre zijn deze criteria sluitend, en voorkomen ze discussie? Kan het kabinet ingaan op de relatie tussen het ingrijpen door de toezichthouders en/of de minister? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat ook na ingrijpen door AFM of DNB de Minister moet of kan ingrijpen? En waarom wordt bijvoorbeeld gekozen voor het wettelijk regelen van ingrijpen door de Minister nu de mogelijkheden voor de toezichthouders zijn uitgebreid? Wat is de achterliggende motivatie? Is het niet voldoende om te volstaan met een aanwijzing richting DNB of AFM? Kan het kabinet ook nader ingaan op de relatie van voorliggend wetsvoorstel met de comptabiliteitswet en de daarin opgenomen bepalingen over staatsdeelnemingen, zo vragen deze leden. En ten slotte op dit punt, op wat voor manier wordt de Kamer op de hoogte gehouden van ontwikkelingen, gelet op de vergaande gevolgen van al dan niet ingrijpen door de Minister en/of de toezichthouders?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben nog wat vragen over de (vermeende) rechtsonzekerheid van het wetsvoorstel voor belanghebbenden. Kan het kabinet aangeven welk percentage aandeelhouders een aandelenbelang heeft van minder dan 5%, en daarmee dus niet gehoord zullen worden voorafgaand aan ingrijpen door de toezichthouders? Genoemde leden vragen ook een toelichting op de inzet van handhavingsinstrumenten door DNB. Kan het kabinet nog eens nader ingaan op welke instrumenten wanneer ingezet kunnen worden, bijvoorbeeld eerst de reguliere toezichtinstrumenten voor interventie-instrumenten, en wat de criteria zijn voor toepassing van de verschillende interventie-instrumenten?

De leden van de fractie van de ChristenUnie horen ten slotte graag meer over de reikwijdte van de nieuwe interventiemogelijkheden. Impliceert voorliggend  wetsvoorstel dat te allen tijde geïntervenieerd wordt, of vindt er nog een zelfstandige afweging plaats of een financiële instelling ondersteund dient te worden? Zo ja, wat zijn dan de criteria op basis waarvan dit bepaald wordt? Kan aangegeven worden op welke activiteiten de interventie van toepassing is? Is dat op alle activiteiten van een instelling, of alleen op die activiteiten van de instelling die passen onder de nutsfunctie? Is het kabinet het met deze leden eens dat het van belang is de reikwijdte van de interventie aan te geven, zodat niet essentiële activiteiten niet onder de interventie zullen vallen en daarmee te voorkomen dat de interventie bekostigd zal worden door de belastingbetaler?

Zijn deze nieuwe instrumenten ook van toepassing op problemen die zich voordoen op bijvoorbeeld de commerciële vastgoedmarkt en de gevolgen daarvan voor de financiële stabiliteit van banken, verzekeraars en pensioenfondsen, zo vragen zij?

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.


« Terug