Bijdrage Eppo Bruins aan de Algemene Financiële Beschouwingen
De heer Bruins (ChristenUnie):
"Vertrouwen in de toekomst"; zo heet het regeerakkoord waar we inmiddels bijna drie jaar mee op weg zijn. Nog maar drie jaar! Terwijl ons land overspoeld wordt door een tweede golf van coronabesmettingen klinkt de titel als iets uit een ver verleden. Zoals Seneca het 2.000 jaar geleden welbespraakt verwoordde: hoeveel gebeurt er wat wij niet verwacht hadden en hoeveel van wat wij verwacht hadden is nergens komen opdagen? Het noopt tot bescheidenheid en toch haal ik het aan: vertrouwen in de toekomst. Want in de afgelopen drie jaar hebben we stapjes de goede richting op kunnen zetten, al achten wij vanuit de ChristenUnie nog steeds een echte hervorming van de woningmarkt, de arbeidsmarkt en het belastingstelsel nodig.
Voor nu laat ik het thema belastingen even links liggen, want binnenkort bespreken wij in marathonsessies met de staatssecretaris het hele belastingpakket. In aanloop daarnaartoe presenteert de ChristenUnie haar voorstel voor een hoopvol realistische belastingherziening, waarmee ons belastingstelsel rechtvaardiger en eenvoudiger wordt. Natuurlijk staat daarbij nog steeds als een paal boven water dat we van de toeslagen af moeten, in lijn met de vorig jaar breed aangenomen motie-Bruins/Van Weyenberg.
Maar ook in de huidige Miljoenennota staat een aantal hoopgevende stappen. Zo is de differentiatie van de overdrachtsbelasting een mooie stap om de positie van starters op de woningmarkt te verbeteren. Daarmee is gehoor gegeven aan de eerdere motie van mijn collega Dik-Faber. Ook de 150 miljoen die gestoken wordt in het kindgebonden budget vanaf het derde kind is mooi nieuws. Hiermee wordt de ondersteuning voor die iets grotere gezinnen rechtgetrokken met die voor de wat kleinere gezinnen. Daarnaast gaat het basistarief voor de eerste schijf eindelijk omlaag in plaats van omhoog. Tot slot denk ik aan de plannen voor een waarborgfonds. Hiermee komt extra geld beschikbaar om armoede en problematische schulden tegen te gaan. Met dit fonds moet het mogelijk worden dat problematische schulden slim en snel worden afgekocht en mensen weer zicht krijgen op een schone lei en een schuldenvrije toekomst. Ik vraag de minister hoe het inmiddels staat met de uitvoering en het opzetten van dit waarborgfonds.
Voorzitter. Vandaag zijn de Financiële Beschouwingen en dan gaat het natuurlijk over geld, maar ten diepste gaat het over veel meer. Want de rijksbegroting laat zien wie we als land zijn en hoe de overheid bijdraagt aan een bloeiende samenleving. En hoewel cijfers over het bbp ons misschien wat vertellen over groei en economie, zeggen ze niets over hoe het werkelijk met ons gaat. Wanneer je een pakje sigaretten koopt, is dat welvaartsbevorderend in termen van het bbp, en hetzelfde geldt voor de behandeling door je longarts. In navolging van de heer Nijboer zeg ik: welzijn is meer dan welvaart. Het laat zich dus niet alleen vangen in cijfers maar het is breder dan dat. Dat brede welvaartsbegrip verdient een nadrukkelijke plek in beleidsplannen en -voorstellen die juist gericht zijn op groei. Steunpakketten, begrotingen en belastingplannen hebben namelijk niet alleen impact op onze economische groei, maar ook op ons welzijn, op dat van volgende generaties en bovendien op dat van andere landen, kortom, op het hier en nu maar ook op het daar en later.
Ik vind het wenselijk om dit brede welvaartsbegrip nog beter te borgen in de beleids- en begrotingscyclus: brede welvaart als norm, bbp als voetnoot. Er zijn daarvoor nadere criteria nodig voor brede welvaart, transities en kwaliteit van uitgaven, zo spoort de Raad van State ons ook terecht aan. Dan denk ik bijvoorbeeld aan onderwijs en sociale vooruitgang, maar ook aan ecologische factoren en duurzaamheid en onze uitgestoken hand naar de armsten van deze wereld. Hoe ziet de minister de rol van bredewelvaartsindicatoren als het gaat om voorgenomen beleid en investeringen? Is hij bereid om nadere criteria uit te werken en deze een prominentere plek te geven? Er valt echt nog veel te winnen op dit terrein. Kijk bijvoorbeeld naar Nieuw-Zeeland, waar brede welvaart een expliciete plek heeft in de begrotingssystematiek. Of denk aan een prominente rol voor verschillende planbureaus om een nieuw regeerakkoord tegen het licht te houden vanuit een bredewelvaartsperspectief. Zouden we dat hier met elkaar kunnen afspreken?
Tot slot op dit punt, misschien wat vooruitlopend op de zaken, vraag ik hoe de minister de plek van het brede welvaartsbegrip ziet bij bijvoorbeeld de toetsing van voorstellen voor het groeifonds. Is het dan wel voldoende om te verwijzen naar de MKBA, zoals de premier dat deed bij de Algemene Politieke Beschouwingen? Of maken brede welvaart en de impact op volgende generaties en andere landen dan ook deel uit van het afwegingskader?
Voorzitter. Vorig jaar stelde ik dat het absurde het nieuwe normaal was geworden. Toen doelde ik vooral op de kwantitatieve verruiming door de ECB, de negatieve rente en de hoge marginale belastingdruk voor sommige groepen. Ik kon toen niet bevroeden dat in de huidige context het normaal van nu nog veel absurder zou zijn. Een tijdelijke nationale schuld van meer dan 60% of 70% kan verantwoord zijn, maar het voor langere tijd loslaten van de Europese begrotingsregels heeft risico's voor de stabiliteit van de eurozone op langere termijn. Ook de Raad van State ziet deze gevaren en geeft aan dat binnen één kabinetsperiode de Europese schuldennorm van 60% weer in zicht moet komen. In dat licht is de suggestie van de huidige minister dat het verlagen van de schuld prima twintig jaar kan duren, opvallend. Aan de andere kant heeft de staatsschuld tegenwoordig raar genoeg een renderend element in zich. Zolang immers de nominale economische groei hoger is dan de rente op overheidsobligaties, kost staatsschuld niets.
Vorig jaar vroeg ik bij het debat over de Najaarsnota middels een motie al aandacht voor verschillende scenario's met betrekking tot de discontovoet en de productiviteitsgroei. Ik vraag de minister wanneer wij de uitvoering van deze motie tegemoet kunnen zien. Immers, wanneer de discontovoet kleiner wordt dan de structurele groeivoet van de economie, verliezen houdbaarheidscijfers waarde en betekenis. Dit heeft consequenties voor hoe je denkt over begrotingsregels en staatsschuld. Dat maakt de fixatie op een bepaald getal, 60% of 70% staatsschuld, discutabel. Dus hoewel we na deze crisis snel weer terug moeten naar een financieel normaal qua begrotingsbeleid, betekent dat niet koste wat kost zo spoedig mogelijk terug naar bijvoorbeeld een staatsschuld van een bepaald percentage. Dit is een andere benadering dan die van de Raad van State. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Is een hogere staatsschuld een moreel probleem? Of is het om macro-economische redenen te verdedigen? Hoe wil hij omgaan met het risico dat de rente ooit weer kan stijgen? Wat doet dit met de Europese dynamiek van begrotingsregels? Zo vraag ik in navolging van de heren Nijboer en Tinbergen.
Voorzitter. Kort nog over de gemeenten en het sociaal domein. In het debat over de Voorjaarsnota vroeg ik de minister in beeld te brengen welke financiële problemen de coronacrisis heeft veroorzaakt bij gemeenten en dit te betrekken bij de augustusbesluitvorming. Wat kwam er precies op gemeenten af en wat was er nodig qua inzet op het sociaal domein? Toen werd toegezegd dit bij de verantwoordelijke bewindspersonen onder de aandacht te brengen. Ik vraag de minister nu hoe het hiermee staat. Is er zicht op wat gemeenten nodig hebben? Hoeveel zekerheid hebben zij inmiddels? Is het niet verstandig om nu al verder vooruit te kijken en te onderzoeken wat de effecten zijn die in de komende jaren als gevolg van de crisis op gemeenten afkomen en of zij daar überhaupt toe geëquipeerd zijn? Kunnen zij dat aan? Dan heb ik het niet alleen over financieel, maar ook over capaciteit en expertise.
Voorzitter. Tussen de maatregelen die met Prinsjesdag zijn gepresenteerd, staan ook een paar nieuwe loten aan de stam, zoals de BIK. Het is al aan de orde gekomen. Het is best logisch om in crisistijd investeren aantrekkelijker te maken, maar er is nog veel onduidelijk. Wat het kabinet wel kan zeggen over de regeling, hebben we gezien in de brief, maar dat klinkt allemaal best sociaal wenselijk maar erg vaag. Dat moet over zes dagen toch echt concreter en overtuigender zijn, zeg ik richting de staatssecretaris. Zorgt het kabinet ook voor een mkb-toets van de BIK, zoals is afgesproken voor nieuwe regelingen?
Voorzitter. Dan de Europese gelden. In het debat over het Europese herstelfonds hebben we met de motie-Sjoerdsma/Bruins het kabinet opgeroepen om zorgvuldig te bekijken hoe we Nederland optimaal kunnen laten profiteren van dit herstelfonds. Inzetten op de toekomst vraagt om inzetten op innovatie, zoals Horizon Europe, en minder op structuurfondsen. Als er nog beweging mogelijk is in Europa, als er beweging mogelijk is, blijft het kabinet dan inzetten op innovatie en vooral op die pijlers waar we goed scoren binnen Horizon Europe, zoals ERC en publiek-private samenwerking?
Voorzitter. Ik begon mijn bijdrage met de stoïcijn Seneca. De coronacrisis maakt duidelijk hoe relatief ons maakbaarheidsdenken en ons gevoel van controle zijn. Die onberekenbaarheid waar Seneca over praat, is de onberekenbaarheid van de coronacrisis. Die heeft duidelijk zwakke plekken laten zien, ook in onze economie. De economische klappen komen vooral terecht bij kwetsbare groepen, jongeren, zzp'ers en flexwerkers. Het CPB geeft terecht aan dat het nu de uitdaging is om de onderliggende ongelijkheid aan te pakken, zodat een volgende crisis een sterkere samenleving treft. Laten we als regering, parlement en overheid die uitdaging aangaan en daarom inzetten op bloei van de samenleving. Want omgeven worden door onzekerheid ontslaat ons niet van de plicht ons best te doen, met vertrouwen in de toekomst. Laat ik daarom eindigen met een nuchter advies van een andere stoïcijn, Epictetus. Hij schreef: we moeten zo goed mogelijk doen wat in onze macht ligt en voor de rest met de omstandigheden omgaan zoals ze nu eenmaal zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.