Inbreng schriftelijk overleg Carla Dik-Faber ten behoeve van Informele Milieuraad d.d. 22 en 23 juli 2015
Inbreng schriftelijk overleg van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu aan een Informele Milieuraad
Onderwerp: Informele Milieuraad d.d. 22 en 23 juli 2015
Kamerstuk: 21 501 - 08
Datum: 16 juli 2015
Klimaatfinanciering
Nederland is geen voorstander van het formuleren van tussentijdse kwantitatieve klimaatfinancieringsdoelen omdat dit niet aansluit bij de begrotingssystematiek. Genoemde leden vragen waarom tussentijdse doelen niet zouden aansluiten bij de begrotingssystematiek? Waarom past het doel voor 2020 hier wel in, maar zou een doel voor 2018 hier niet in passen? Genoemde leden pleiten er voor wel een duidelijk ingroeipad vast te stellen zodat ontwikkelingslanden zekerheid hebben over de te ontvangen financiering.
Genoemde leden missen een bredere visie van de regering op klimaatfinanciering zoals de rolverdeling en samenhang tussen publieke en private financiering, hoe klimaat en ontwikkeling daarin kunnen samengaan, welke doelgroepen bereikt moeten worden en de kaders voor private financiering. Is de regering bereid hier uiterlijk dit najaar meer invulling aan te geven juist met het oog op de verdere internationale onderhandelingen?
Private financiering wordt gemobiliseerd met publiek klimaatgeld uit ODA. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om hoeveel publiek klimaatgeld het gaat, en wat de randvoorwaarden zijn voor het gebruik van publiek geld voor private investeringen.
De brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 13 april spreekt niet over de inzet van private financiering in samenhang met publieke financiering, en hoe beide elkaar kunnen versterken. Private financiering werkt volgens genoemde leden niet overal, en publieke investering is niet overal nodig, een combinatie van beide stromen kan nodig zijn. Volgens genoemde leden kan de impact van zowel private als publieke klimaatfinanciering vergroot worden als hier scherper beleid op wordt geformuleerd. Is de regering bereid kaders op te stellen waar private klimaatfinanciering voor bedoeld is en aan moet voldoen, evenals inzicht in hoe dit ten goede komt aan zowel adaptatie als mitigatie?
Onduidelijk is volgens genoemde leden wat de doelgroep is van klimaatfinanciering. Het risico is aanwezig, zeker bij private investeringen, dat de investeringen grotendeels gericht zijn op grootschalige infrastructuur projecten, waar het snelst winst te behalen is. Maar, dergelijke projecten komen vaak vooral ten goede aan steden, de elite en de middenklasse, en sluiten de meest arme en kwetsbare bevolkingsgroepen uit terwijl die over het algemeen het zwaarst getroffen worden door klimaatverandering en het minst toegang hebben tot energie. Investeringen komen dan wel het klimaat ten goede, maar de kansen voor ontwikkeling van arme en kwetsbare mensen worden genegeerd. Terwijl het wel gaat om inzet van publiek geld, uit ODA, voor private investeringen.
Genoemde leden vragen wat de visie van de regering hierop is. Volgens deze leden is het ook goed mogelijk ontwikkeling en mitigatie tegelijk in projecten te vatten. Deze projecten zijn echter vaak wat beperkter van omvang per project (maar wel makkelijk opschaalbaar), waarbij er hogere ‘management ’kosten zijn en vragen wat meer tijd voordat er grote sommen geld aan kunnen worden besteed. Is de regering bereid om klimaatfinanciering ook te richten op armoedebestrijding/ontwikkeling?
Een focus van klimaatfinanciering op alleen klimaat heeft als risico dat gekeken wordt naar landen waar de snelste winst te behalen is qua uitstoot zonder daarbij het ontwikkelingsperspectief mee te wegen. Het risico is dan aanwezig dat de lageinkomenslanden, waar over het algemeen mensen wonen die het meest te lijden hebben van klimaatverandering, aan de zijlijn blijven staan terwijl daar wel veel profijt te behalen is door het combineren van zowel klimaat als ontwikkeling. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn dan ook blij dat de Nederlandse overheidsfinanciering voor de transitie naar een emissiearme en klimaatweerbare wereld zich primair richt op de meest kwetsbare en armste landen die zelf niet in staat zijn de nodige financiering te mobiliseren.
Doordat er nog veel onduidelijkheid is over klimaatfinanciering, vooral als het naar fondsen gaat waar vervolgens de bestemming van het geld (nog) niet is ingevuld, is het extra moeilijk om geld uit private bronnen te mobiliseren, wat goed moet zijn voor de helft van klimaatfinanciering. De ChristenUnie-fractie vraagt daarom om in te zetten op snelle duidelijkheid hierover.
In de Bali Akkoorden uit 2007 is afgesproken dat middels de zogeheten Nationally Appropriate Mitigation Actions direct klimaatfinanciering van het een ontwikkelde land naar een ontwikkelingslanden te geven in de vorm van een investering. Deelt de regering de mening dat dit een instrument is om snel meer duidelijkheid te krijgen en concrete actie? Deelt de regering de mening dat dit interessant kan zijn voor het Nederlands bedrijfsleven en een effectieve manier om klimaatfinanciering uit private middelen te mobiliseren? Klopt het, zo vragen deze leden dat Duitsland en Zweden al 70 miljoen euro in NAMA’s hebben gestopt? Is de regering bereid dit voorbeeld te volgen en zo de klimaatonderhandelingen een impuls te geven?
Doelen duurzame ontwikkeling (Sustainable Development Goals)
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van belang dat de nieuw op te stellen internationale doelen voor duurzame ontwikkeling die de opvolgers worden van de millenniumdoelen robuuste indicatoren krijgen en dat tussentijds de voortgang hiervan wordt gemeten. Graag vernemen deze leden van de regering wat de SDG’s voor Nederland zelf betekenen en dan met name de SDG’s voor klimaat en energie, inclusief het aandeel hernieuwbare energie en efficientie. Deze doelen zijn immers niet alleen op ontwikkelingslanden gericht, maar zijn doelen voor alle landen.
Doel 7.1 richt zich op de toegang tot betaalbare, betrouwbare en moderne energiediensten. De leden van de ChristenUnie-fractie missen in dit doel de criteria duurzaam en veilig en vragen de regering hier specifiek op in te zetten. Volgens genoemde leden sluiten bovendien de geformuleerde indicatoren nog onvoldoende aan bij de begrippen betaalbaar, betrouwbaar, duurzaam en veilig. Zij vragen of de regering zich wil inzetten voor meer gedifferentieerde indicatoren zoals voorgesteld door de Global Tracking Framework in het Sustainable for Energy for All (SE4ALL) initiatief waarin toegang tot energie wordt gemeten op basis van een range van eigenschappen van een energiedienst zoals kwaliteit, betaalbaarheid, veiligheid en betrouwbaarheid. Is de regering bereid de indicatoren te laten aansluiten bij GTF bijvoorbeeld een indicator die aangeeft welk deel van de bevolking toegang heeft tot elektriciteit op tenminste niveau 3 van GTF en welk deel van de bevolking toegang heeft tot schone en efficiënte brandstoffen en technologie op tenminste niveau 4 van GTF?
Volgens genoemde leden kan ook de indicator voor het aandeel duurzame energie scherper. Nu richt deze indicator (7.2) zich alleen op het totale aandeel en op doorgevoerde wetgeving. Volgens genoemde leden is het ook van belang om de jaarlijkse voortgang van dit aandeel te monitoren.
Tenslotte merken genoemde leden op dat in doel 7a voor het jaar 2030 wordt gesproken over toegang tot geavanceerde en schonere fossiele brandstoffen. Dit is volgens genoemde leden inconsistent omdat het totale raamwerk van doelen juist gericht is op het intensiveren van de globale transitie naar duurzame energie. Zij vragen de regering om zich in te zetten om dit onderdeel te schrappen. Volgens genoemde leden moet verder niet alleen gekeken worden naar de totale investeringen in duurzame energie maar ook naar de verhoudingen met investeringen in niet-duurzame energie. Dit betekent dat ook jaarlijks moet worden gekeken naar het procentuele aandeel en de veranderingen daarin. Is de regering bereid daar op in te zetten?
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.
Archief > 2015 > juli
- 27-07-2015 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber over de erkenning van MTCS als een duurzaam certificeringssysteem voor hout in het Nederlands beleid voor duurzaam inkopen en de reactie hierop van inheemse volken
- 20-07-2015 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber over de BTW-plicht voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer
- 16-07-2015 - Inbreng schriftelijk overleg Carla Dik-Faber ten behoeve van Informele Milieuraad d.d. 22 en 23 juli 2015
- 15-07-2015 - Inbreng Carla Dik-Faber ten behoeve van een wijziging van de Zorgverzekeringswet met het oog op het nemen van regels betreffende een Zvw-pgb
- 08-07-2015 - Inbreng Carla Dik-Faber ten behoeve van Uitvoering van het op 13 december 2006 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (Trb. 2007, 169)
- 02-07-2015 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het voortgezet algemeen overleg Tabaksontmoedigingsbeleid (AO d.d. 23/06)
- 02-07-2015 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het voortgezet algemeen overleg Mirt (AO d.d. 2/7)
- 02-07-2015 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het voortgezet algemeen overleg Voortgang trekkingsrecht PGB (AO d.d. 1/7)
- 02-07-2015 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg MIRT
- 02-07-2015 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Voortzetting Energie en SDE+
- 01-07-2015 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het voortgezet algemeen overleg Ziekenhuiszorg en eerstelijnszorg in krimpregio’s (AO d.d. 26/05)
- 01-07-2015 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het notaoverleg Gaswinning Groningen
- 01-07-2015 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Voortgang trekkingsrecht pgb