Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een plenair debat met staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderwerp: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Kamerstuk: 33 841
Datum: 22 april 2014
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil allereerst de staatssecretaris, maar vooral ook de ambtenaren bedanken voor het vele werk dat zij hebben verzet, ook op tijdstippen buiten reguliere werktijden. Die tijdstippen naderen we nu weer zo'n beetje. Er liggen honderden bladzijden tekst waarin de vragen van de Tweede Kamerleden — ook mijn vragen — uitvoerig worden beantwoord. Dit is heel behulpzaam geweest in het komen tot een zorgvuldige behandeling van het wetsvoorstel, vandaag en in de komende dagen.
We staan aan de vooravond van een grote verandering voor onze samenleving. Gemeenten krijgen een bredere verantwoordelijkheid voor deelname aan de maatschappij door mensen met een beperking of psychische problematiek. Deze ondersteuning van gemeenten biedt een vangnet en kan net die steun in de rug geven die nodig is om deel te nemen aan de maatschappij. De ChristenUnie vindt het belangrijk dat de overheid er is als schild voor hen die geen netwerk hebben om op terug te vallen. Het is logisch dat juist de gemeente hierin een grote rol krijgt, als bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat. In de nieuwe Wmo worden mensen meer dan onder de huidige wet aangesproken op wat zij kunnen doen om zelfredzaam te zijn, om te participeren in de samenleving en om wat zij daarin voor anderen kunnen betekenen. Ik verwijs in dit verband naar de preambule van de wet, waarin dit heel goed is verwoord.
Voor mijn fractie is een aantal punten van groot belang geweest bij het goed kunnen beoordelen van de inhoud en het tijdpad van deze wet. Allereerst is het voor mijn fractie belangrijk om deze wet te zien in de context van het hervormen van de langdurige zorg. De kosten voor de langdurige zorg zijn de afgelopen jaren zo hard gestegen dat er iets moet gebeuren om de zorg voor chronisch zieken en gehandicapten, die we zo belangrijk vinden, nog collectief te kunnen betalen. Er is altijd al gediscussieerd over de omvang van de wet. In de loop der jaren werden functies toegevoegd en zijn functies verdwenen. Mijn fractie vindt dat er best kritisch naar de huidige wijze van de organisatie van de langdurige zorg mag worden gekeken. Ik benadruk daarbij dat het dan niet alleen om financieel-economische argumenten gaat, maar ook om sociale en morele redenen.
Hiermee kom ik op het tweede punt. Mijn fractie vindt het een goede ontwikkeling dat een groter beroep is gedaan op wat burgers zelf kunnen en op wat zij voor anderen kunnen betekenen. Vermaatschappelijking van de zorg sluit aan bij een ontwikkeling die al gaande is, namelijk dat mensen langer thuis willen wonen en zelf regie willen voeren over de zorg die zij nodig hebben, daarbij ondersteund door mantelzorgers en vrijwilligers. De beweging van de verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving is dus al langer gaande en dat beoordeel ik niet als negatief. Te lang ging het meer om instituties dan om de zorgvraag van cliënten. Er is een enorme bureaucratie opgetuigd. Fundamenteler gaat het om de visie op overheid en samenleving. De ChristenUnie vindt het belangrijk om, waar dat mogelijk is, verantwoordelijkheid neer te leggen in of terug te geven aan die samenleving. Als je hulp nodig hebt, wie is dan je eerste aanspreekpunt: de overheid of een medemens?
Ik kom op mijn derde punt. De grote uitdaging is om de transitie zo vorm te geven dat niemand tussen wal en schip raakt, dat iedereen gezien wordt. Dat is geen gemakkelijke uitdaging. Huisartsen waarschuwen dat eenzaamheid onder ouderen zal toenemen door alle veranderingen in de zorg. Hierop is geen eenvoudig antwoord te geven. Laat één ding echter duidelijk zijn: we kunnen dit niet allemaal oplossen met wet- en regelgeving. Ook nu zijn mensen eenzaam. We kunnen echter wel afspreken dat we de transitie zo vormgeven dat de randvoorwaarden in orde zijn. Een van die randvoorwaarden is voldoende financiële ruimte. Door de afspraken van vorige week is meer geld beschikbaar gesteld voor de dagbesteding en voor de functies vv 4 en vg 3, waardoor er meer duidelijkheid is over een plek in de instelling. Dat is ook voor mijn fractie van heel groot belang. Ik denk ook aan de samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars, aan de ondersteuning van vrijwilligersnetwerken, et cetera. Ik zal op al deze punten nog dieper ingaan.
Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de ChristenUnie de richting die met deze wet wordt ingeslagen, kan steunen. Ook is de ChristenUnie van mening dat we nu niet moeten tornen aan de invoeringsdatum van 1 januari 2015. Ik weet dat een aantal fracties en organisaties het met mij op dit punt oneens is. Laat ik dan benadrukken dat het wijzigen van de Wmo al jaren in de Kamer wordt besproken. Er is een zeer uitgebreid proces aan deze week vooraf gegaan. De staatssecretaris heeft uitvoerig de tijd genomen om de wet met veel partijen in het veld af te stemmen. We hebben elkaar al in eerdere debatten gesproken over de wijzigingen die zijn aangebracht, bijvoorbeeld ten aanzien van de functies verpleging en verzorging. Er zijn afspraken gemaakt met de branche en er zijn extra middelen vrijgekomen. Nu de bezuinigingen zijn verzacht, wordt 2015 een overgangsjaar waarin gemeenten zich prima kunnen richten op de nieuwe taken. Wat de ChristenUnie betreft, is het nu tijd voor de plenaire behandeling.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik deel het standpunt van mevrouw Dik-Faber dat het tijd is voor de plenaire behandeling. Dat is volgens mij ook helemaal geen discussiepunt. Het gaat om het verschil tussen de besluitvorming en de invoering. Wij hebben altijd van links tot rechts in deze Kamer gezegd dat er bij zulke grote en complexe wetten een jaar moet zitten tussen de besluitvorming en de invoering. Waarom is dat voor de ChristenUnie nu opeens niet meer van belang?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb zojuist al geschetst dat het niet de eerste keer is dat wij over deze wet spreken. Er is een uitvoerig traject aan voorafgegaan. Ik denk dat het voor gemeenten voldoende helder is welke taken er op hun bordje komen. Ook gemeenten zijn klaar om de wet uit te voeren. Ik heb een Wmo-toer gemaakt door het land; ik zal er zo meteen wat dieper op ingaan. Ik heb veel wethouders gesproken, ook wethouders die niet van de ChristenUnie zijn. Allen zeggen tegen mij dat zij het belangrijk vinden dat er nu duidelijkheid komt. Als wij deze wet nog een jaar uitstellen, betekent dit dat de onduidelijkheid een jaar langer voortduurt. Daar zitten gemeenten niet op te wachten.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Als wij de besluitvorming nu zouden afronden, dan weten gemeenten wat ze gaan invoeren. Het gaat er nu vooral om dat de mensen om wie het gaat — voor de duidelijkheid: dat zijn niet de wethouders, maar de mensen die zorg nodig hebben en de mensen die werken in de zorg — ook genoeg tijd hebben om zich voor te bereiden en om betrokken te raken in het proces. Zij geven nu aan: stel die wet uit zodat wij dit zorgvuldig kunnen voorbereiden. Waarom luistert mevrouw Dik-Faber daar niet naar?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik bestrijd dat cliëntenorganisaties en de mensen om wie het gaat vanaf nu worden betrokken bij het wetgevingstraject. Cliëntenorganisaties spreken al heel veel, niet alleen met de staatssecretaris, maar ook met de politieke partijen. Ik heb zelf gesprekken gevoerd en ik ga ervan uit dat velen in deze Kamer dat hebben gedaan. Ook van cliëntenorganisaties hoor ik iedere keer: duidelijkheid, duidelijkheid. Gecombineerd met het feit dat 2015 een transitiejaar is en dat het gat van 500 miljoen bij gemeenten is gereduceerd tot 100 miljoen, denk ik dat wij er nu met elkaar klaar voor zijn.
Mevrouw Siderius (SP):
Ik wil het met mevrouw Dik even hebben over de verzachting en met name de tegenprestatie die onder andere de ChristenUnie levert om die verzachting in te brengen, onder andere in dit wetsvoorstel. Ik probeerde net bij de SGP al wat duidelijkheid te krijgen, maar dat lukte niet. Ik heb hier een amendement van het lid Van der Staaij en het lid Slob van 20 februari 2013 dat de inperking van de vrije artsenkeuze ongedaan maakt. Blijft de handtekening van de partijleider van de ChristenUnie onder dit amendement staan?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Afgelopen week zijn aan verschillende tafels gesprekken gevoerd over hervormingen in de zorg. Ik zat zelf aan de caretafel en mijn collega Arie Slob zat aan de curetafel. Daar is ook gesproken over de keuzevrijheid en artikel 13. Dat gesprek gaat nog verder en dan zal blijken wat de uitkomsten daarvan zijn.
De voorzitter:
Ik stel voor dat wij het debat over een andere wet ook voeren bij de behandeling van die andere wet. Ik snap de samenhang, dus ik heb deze vraag nog toegestaan, maar wij gaat niet verder over de inhoud. Dat doen wij op een ander moment.
Mevrouw Siderius (SP):
Ik stel voor dat ik over mijn eigen inbreng ga.
De voorzitter:
Daar gaat u ook over, maar ik ga over het toestaan van vragen. Ik zeg dat wij de vragen doen over deze wet en dat wij de vragen over de Zorgverzekeringswet en andere wetten doen als die aan de orde zijn.
Mevrouw Siderius (SP):
Voor mij is deze vraag op dit moment aan de orde, dus dan gaat u dat toch niet blokkeren? Ik stel gewoon een inhoudelijke vraag.
De voorzitter:
Ja, maar die gaat over een ander wetsvoorstel dan het wetsvoorstel dat nu hier aan de orde is. Wij hebben dat net eerder ook al bij de hand gehad. U kunt uw vragen stellen over de Wmo. Daar doe ik helemaal niet moeilijk over. Ik houd ze bij en u hebt er allemaal ook ruim gebruik van gemaakt. Wij gaan echter niet ook nog vragen stellen over een ander wetstraject.
Mevrouw Siderius (SP):
Dit is gewoon politieke actualiteit. Vorige week is in de achterkamertjes een deal gesloten, onder andere over de verzachting van de bezuinigingen op de langdurige zorg. Daar schijnt iets tegenover te hebben gestaan. Daar wil ik vanavond duidelijkheid over hebben. Het lijkt mij logisch dat mevrouw Dik gewoon antwoord geeft op mijn vraag. Blijft de handtekening van de heer Slob onder dit amendement staan, ja of nee?
De voorzitter:
Een vraag over een inhoudelijk ander punt moet u op een ander moment stellen. U kunt vragen stellen over de samenhang, over wat het met elkaar te maken heeft. De vraag over het een of het ander, moet u op een ander moment met elkaar bespreken. Over de samenhang kunt u misschien nog wel wat zeggen, mevrouw Dik.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het is duidelijk dat er gesprekken zijn gevoerd afgelopen week. Er is ook gesproken over artikel 13 aan die tafel. Daarbij hebben alle partijen aangegeven dat zij hechten aan keuzevrijheid in de zorg. Alle partijen hebben ook aangegeven dat zij hechten aan solide overheidsfinanciën. Die gesprekken worden na het meireces voortgezet. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Duidelijkheid en onduidelijkheid. Het is volgens mij als volgt, en dat is ook de keuze die aan mevrouw Dik voorgelegd kan worden. Zij heeft nu tweeënhalve week tweeënhalf uur in de week huishoudelijke hulp en haar partner mag drie dagen in de week naar de dagbesteding. Dat raakt zij kwijt, maar dan heeft zij wel duidelijkheid. Wat zou zij dan kiezen?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij wordt hier een situatie geschetst die voor volgend jaar in elk geval niet aan de orde is. Er zijn afspraken gemaakt over de decentralisatie en over het zorgaanbod van gemeenten. Gemeenten zullen hun uiterste best doen om continuïteit van zorg te garanderen. Daar is ook extra geld voor beschikbaar gesteld in het overleg van vorige week, namelijk 150 miljoen. De ChristenUnie ziet knelpunten bij de dagbesteding. Ik vertrouw erop — ik schat ook in dat het zo zal gebeuren — dat gemeenten het daarop inzetten. Wat mij betreft is die situatie niet dus aan de orde.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Dat is dan mooi. Dat is dan een garantie van de ChristenUnie. Die is genoteerd. Wij hebben hierover al flink met elkaar van gedachten gewisseld. Dat geld is mooi hoor, daar niet van. Het komt echter in het deelfonds sociaal domein. Dat mogen gemeenten ook besteden aan re-integratiecursussen. Dus wat mevrouw Dik hier nu garandeert, kan zij helemaal niet waarmaken. Dat geld kan immers ook ergens aan besteed worden. Dus onzekerheid, zekerheid? Het is één grote onzekerheid.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie hecht enorm aan de beleidsvrijheid die gemeenten hebben. De grote zorgen in het land, bij gemeenten, zitten op het punt van de dagbesteding. Mijn verwachting is dat daar veel aandacht naartoe zal gaan. Verder wil ik heel graag uitspreken, juist vanwege die beleidsvrijheid, dat ik het vertrouwen geef aan gemeenteraden om het geld in te zetten waar het het meest nodig is. Ik vind het jammer om te constateren dat de CDA-fractie dat vertrouwen niet heeft.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter, dit is een persoonlijk feit.
De voorzitter:
Dat betekent dat u geen vraag stelt, maar dat u een persoonlijk feit maakt.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ja, dit is een persoonlijk feit. Dat is niet wat heb gezegd. Ik heb gezegd dat het sociale domein op zich een prima keuze is. De fractie van de ChristenUnie garandeert hier echter dat dat geld besteed gaat worden aan dagbesteding en dat kan niet binnen de wet zoals die nu voorligt.
De voorzitter:
Het persoonlijk feit is genoteerd in de Handelingen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb geen garanties gegeven. Ik heb duidelijk aangegeven welke afspraken zijn gemaakt. Ook heb ik duidelijk aangegeven waar ik de knelpunten zie en waar mijn verwachtingen liggen, in het vertrouwen in onze gemeenteraden, in onze raadsleden en ook in de raadsleden van mevrouw Keijzer en in onze gezamenlijke wethouders.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik vind de vragen van mevrouw Siderius wel bijzonder relevant. Zonder die deal stonden wij hier immers vandaag niet, want dan was er geen meerderheid voor het wetsvoorstel dat wij nu bespreken. Ook mijn collega's krijgen de gelegenheid om de Wlz erbij de betrekken en de aanspraak verpleging en verzorging. Ik zou het onterecht vinden dat nu wij bijna acht uur aan het debatteren zijn en mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie aan de beurt is, wij ineens beperkingen krijgen in wat wij wel en niet mogen vragen. Ik wil mevrouw Dik daar ook over bevragen, net als mevrouw Siderius. Eén, wat is er precies uitgeruild? Wij weten immers niet wat er precies is gebeurd. Waar geeft de ChristenUnie nu steun aan? Twee is het punt van mevrouw Keijzer, pagina 234, tweede alinea, van de nota naar aanleiding van het verslag: er staat geen hek om de dagbesteding. Punt drie gaat over die andere leugen die de wereld in is geslingerd. Er komt geen extra geld voor dagbesteding. In 2018 geeft de ChristenUnie steun aan een bezuiniging van 780 miljoen euro. Sorry voor de mond vol, voorzitter.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Op de eerste vraag van mevrouw Agema, over de afspraken die vorige week zijn gemaakt, kan ik niet anders reageren dan met een herhaling van wat ik eerder al heb gezegd. Onderling is het vertrouwen uitgesproken dat we er samen uitkomen. Daarbij zijn punten genoemd als keuzevrijheid en solide overheidsfinanciën. De gesprekken daarover worden na het meireces voortgezet.
Verder staat er inderdaad geen hek om de dagbesteding. Dat is maar goed ook. Ook de ChristenUnie heeft steeds gepleit voor ruimte voor gemeenteraden. Dat doen wij vanuit het vertrouwen dat gemeenteraden het geld inzetten waar het het meest nodig is. Ik zie dat er een groot knelpunt zit bij de dagbesteding. Het is echter uiteraard aan gemeenteraden om het geld in te zetten binnen het sociale domein. We kunnen mensen niet in hokjes plaatsen, maar laten we alsjeblieft ook de budgetten niet in hokjes plaatsen.
Mevrouw Agema (PVV):
Nee, maar daarmee is mevrouw Dik-Faber natuurlijk wel zeer uitgebreid in het nieuws gekomen. Daarmee heeft ook mijnheer Slob heel veel reclame gemaakt. Ik maakte zojuist een foutje; ik moet nog iets corrigeren. Het gaat namelijk niet om 780 miljoen, maar om 770 miljoen. Ik moet immers wel 2018 met 2018 vergelijken. Het gaat dus om 770 miljoen van 810 miljoen. Dat betekent dat de ChristenUnie reclame maakt voor het feit dat zij akkoord gaat met 95% van de bezuiniging. Dit geldt zelfs als het hele bedrag in mindering wordt gebracht op de dagbesteding, wat dus niet gebeurt. 95% van die bezuiniging blijft gewoon staan. De ChristenUnie tekent daarvoor. Ik wil inderdaad weten welke andere deal er ligt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben, samen met de VNG, ontzettend blij dat er voor de komende jaren substantieel extra geld beschikbaar is gesteld voor gemeenten om hun taken te kunnen uitvoeren. Ik heb de brief van de VNG hierover gelezen. In die brief staat letterlijk: we kunnen nu de focus verschuiven van de bezuinigingen naar de vernieuwing van het zorgaanbod. Ik zou tegen de leden van de PVV-fractie zeggen: laten we onze zegeningen tellen. Er is een mooi resultaat bereikt, waar gemeenten blij mee zijn en waarmee mensen in kwetsbare situaties uiteindelijk kunnen worden geholpen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Mevrouw Dik-Faber gaf zojuist eindelijk toe dat de 200 miljoen die eenmalig beschikbaar komt, niet per se naar de dagbesteding gaat, maar dat dit geld moet worden besteed in het brede sociale domein. Dat is iets anders dan wat er op de site van de ChristenUnie stond. Daar wordt gesproken over extra geld voor dagbesteding. Op de site stond: Slob is tevreden met het extra geld voor de dagbesteding. Dit was een belangrijk punt voor ons, et cetera, et cetera. Deelt mevrouw Dik-Faber mijn standpunt dat het inderdaad niet zo netjes is om het zo op te schrijven, als de waarheid eigenlijk is dat het bedrag in een veel groter geheel opgaat?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb een Wmo-toer door het land gemaakt. Ik heb ontzettend veel mensen gesproken. Ik heb daarbij niet alleen mensen van gemeenten gesproken, maar ook cliënten. Ik ben bij locaties voor dagbesteding geweest. Daarbij heb ik gezien dat de knelpunten vooral zitten bij de dagbesteding. Dagbesteding is van cruciaal belang voor cliënten zelf, maar ook voor mantelzorgers. Die kunnen het door de dagbesteding langer volhouden. We spreken over decentralisatie en we verwachten van mensen dat ze langer thuis blijven wonen. Die dagbesteding hoort daar gewoon bij. Dat heb ik opgepikt uit die landelijke toer. Ik heb vertrouwen in onze gemeenteraden en in de wethouders. Zij zullen het geld inzetten waar het het meest nodig is. Er staat een hek om het sociale domein. Het geld zal niet gaan naar de spreekwoordelijke lantaarnpalen. Ik kan herhalen dat ik gewoon heel erg blij ben met het resultaat dat hier voorligt.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het is in ieder geval niet kies om met veel bombarie te roepen dat dit geld naar de dagbesteding gaat, terwijl het in een groter geheel verdwijnt.
Ik wil hier nog even het volgende aan toevoegen. Ja, er ligt een knelpunt bij de dagbesteding. Dat knelpunt blijft, want op termijn gaat er slechts 30 miljoen extra naar die dagbesteding, wordt er dus 30 miljoen minder bezuinigd op de dagbesteding. Maar ook op allerlei andere vormen van zorg wordt straks enorm veel bezuinigd, bijvoorbeeld op de huishoudelijke zorg. Kennelijk heeft mevrouw Dik-Faber wel heel goed geluisterd naar wat er bij de dagbesteding aan de hand is. Daarop kan dus wel 30 miljoen minder worden bezuinigd. Maar helaas heeft ze niet gezien wat er bij al die andere vormen van zorg aan de hand is. Dat is wel jammer, want daar liggen ook knelpunten.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zal niet ontkennen dat meerdere knelpunten om onze aandacht vragen. We spreken hier niet over een eenvoudige zaak. Ik heb geconstateerd dat de nood zeer hoog is bij de dagbesteding. Daarom dien ik met een aantal fracties een amendement in waarin gemeenteraden wordt gevraagd, zich in het beleidsplan rekenschap te geven van het belang van dagbesteding. Er komt dus aandacht voor van gemeenteraden. Daarom wil ik — mijn excuus dat ik dit blijf herhalen — het vertrouwen geven aan gemeenteraden dat zij hier adequaat invulling aan geven.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Als er dan vertrouwen is in de gemeenteraadsleden, waarom dan een amendement waarin je één onderwerpje met name noemt in de wet?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het belang van dagbesteding zal ook de CDA-fractie onderschrijven. Laten we blij zijn met het behaalde resultaat.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Maar daar gaat de discussie niet over. De discussie gaat er niet over of het goed is dat er minder bezuinigd wordt dan wel of dagbesteding goed is. De fractie van de ChristenUnie doet alsof door die 195 miljoen euro alle mensen die nu dagbesteding hebben, die straks ook krijgen. Dat kan niet, want daarvoor alleen al is 300 miljoen euro nodig. Als het niet 700 miljoen is, want dat gaat nu om in dagbesteding. Bovendien komt dat geld nu eenmaal in het sociaal domein terecht. En dat is het punt. De fractie van de ChristenUnie poneert hier iets wat gewoon niet klopt.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik herinner mij een vrij recente brief van de VNG waarin zij aangeeft dat er een gat te overbruggen is van 500 miljoen. 200 miljoen is eerder toegezegd. Nu komt er nog eens 195 miljoen bij. Wat over blijft is een zeer, zeer klein bedrag. Ik ben ontzettend blij met het resultaat. Ik vind het jammer dat dit door andere fracties niet gedeeld wordt. Daarin verschillen wij dan. Ik heb mijn punt duidelijk gemaakt.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat neemt niet weg dat de bezuinigingen geen fijn verhaal zijn om uit te leggen. Helaas wordt in veel discussies de visie op een zorgzame samenleving vertroebeld door discussies over bezuinigingen. De ChristenUnie vindt solidariteit de drager van ons zorgstelstel. We willen niet dat die onder druk komt te staan doordat de zorg onbetaalbaar wordt. Voor mijn fractie is de centrale vraag hoe en waar je bezuinigt en tegelijkertijd recht kunt doen aan de zorgzame samenleving. Daarom heb ik samen met collega Arie Slob een Wmo-tour door het land gemaakt. Ik refereerde er al aan. We zijn in gesprek gegaan met bewoners van zorginstellingen, met jongeren die begeleid wonen, met wijkverpleegkundigen, met buurtzorg, met mensen die een eigen zorgcorporatie willen opzetten, met wethouders en raadsleden en met vele, vele anderen. We hebben een congres over de zorg georganiseerd en een dag lang samen nagedacht over kansen en knelpunten van de decentralisatie. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een actieplan voor de zorg, ondertekend door alle ChristenUnie-lijsttrekkers in het land.
Ik ga nu in op een aantal voor mijn fractie belangrijke punten in. Punten die ook in het actieplan verwoord zijn. Een van de belangrijkste punten in ons actieplan voor de zorg is de dagbesteding. De zorgen over de bezuiniging op dagbesteding zijn groot. Daarom heeft de ChristenUnie ervoor gepleit om die bezuiniging te verzachten. Vorige week zijn de gesprekken hierover gevoerd. En met resultaat: de bezuiniging voor volgend jaar is teruggebracht van 25% naar 6%. Ook voor de jaren daarna is geld beschikbaar. Natuurlijk respecteren we hierbij de systematiek van de wet, waarbij beleidsvrijheid van gemeenten vooropstaat. Gemeenten moeten echter voldoende financiële armslag hebben om zinvolle dagbesteding aan te bieden. Dit is in onze ogen essentieel willen we de langdurige zorg hervormen, zodat mensen langer thuis kunnen blijven wonen. Dagbesteding is belangrijk voor cliënten en voor mantelzorgers, zodat ze even op adem kunnen komen en hun zorgtaken langer kunnen volhouden. Dat er daadwerkelijk meer geld komt voor gemeenten om dagbesteding te financieren is daarom voor mijn fractie van groot belang. Ik refereerde al aan een amendement dat ik hierover samen met VVD, PvdA, D66 en SGP heb ingediend en dat van gemeenten vraagt om hieraan aandacht te besteden in hun beleidsplan.
Een ander punt uit ons actieplan voor de zorg is de beschikbaarheid van een plek in een instelling. Daarom zijn we blij dat ook hierover afspraken gemaakt konden worden. Er is extra geld beschikbaar om cliënten met een vv 4- of vg 3-indicatie een plek in een instelling te bieden. Daardoor krijgen onder anderen mensen met dementie en mensen met een verstandelijke beperking meer zekerheid over hun zorg als thuis wonen niet meer gaat.
Overal in het land sluiten verzorgingshuizen hun deuren. Soms is dat onvermijdelijk. Daar werd al eerder in het debat aan gerefereerd, maar wij krijgen ook de indruk dat zorginstellingen er soms wat al te gemakkelijk voor kiezen om verouderd vastgoed in krimpgebieden af te stoten. Dat betekent niet alleen dat mensen moeten verhuizen, terwijl ze soms al hun hele leven in een dorp wonen, maar ook dat de sociale infrastructuur rond een instelling wegvalt. Dat is een van de punten uit ons actieplan voor de zorg.
Mevrouw Agema (PVV):
Dit is ook weer zoiets: "extra geld!" De ChristenUnie maakt eerst het sluiten van verzorgingshuizen mogelijk met het Kunduzakkoord. Vervolgens levert zij 5 miljoen met het akkoord van vorige week. 5 miljoen voor 65.000 plekken! Dat is echt een totale wassen neus. Hoe kun je dat extra geld noemen?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik wil een aantal zaken onderscheiden. Allereerst is er een tendens in onze samenleving dat mensen langer thuis blijven wonen. Ik heb hier de cijfers. In 1980 woonde 63% van de 80-plussers in een verzorgingshuis, in 2010 nog maar 24%. Vervolgens is voor volgend jaar duidelijk dat de aanspraken op zzp 4 en hoger overeind blijven. Een andere discussie is dat de zorgkantoren vooruitlopen op bezuinigingen. Daar hebben wij al eerder aandacht voor gevraagd van de staatssecretaris. Hij is daarmee aan de slag gegaan. Volgend jaar is dus nog niet het grote bedrag nodig dat in latere jaren nodig is. Dat ziet de PVV-fractie in de tabel terug. Als het thuis niet meer gaat, dan zullen de mensen die ik zojuist heb genoemd, een plek krijgen in een verzorgingshuis. Daar is geld voor gereserveerd. Dat is een oplopende reeks, uitgaande van de afspraken die er al liggen.
Mevrouw Agema (PVV):
In 2013 is de financiering van zzp's 1 en 2 gestopt, in 2014 die van zzp 3. Dat betekent dus dat wij straks in 2015 in plaats van 65.000 plekken 0 plekken overhouden. En het staat hier echt hoor: 5 miljoen. 5 miljoen! Nou, nou, nou, nou, nou, 5 miljoen. Hoe durft de ChristenUnie zich in dit debat te melden en te zeggen dat zij extra geld heeft geregeld? 5 miljoen!
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het is jammer dat de PVV-fractie niet verder wil regeren en vooruitzien dan komend jaar. Zojuist heb ik al gezegd dat het een oplopende reeks is. Mevrouw Agema kan zien dat die oploopt tot 70 miljoen, als zij het goed heeft gelezen. Dat heeft ermee te maken dat de komende jaren zich niet de situatie voordoet dat zzp 4 geen plek meer heeft in een verzorgingshuis. Vandaar dat het een oplopende reeks is. Mevrouw Agema kan er hard om gaan lachen, maar ik ben blij met het resultaat dat wij hebben voor volgend jaar en vooral ook voor de jaren daarna.
De ChristenUnie verwacht dat er minder huizen worden gesloten nu meer mensen een plek in een instelling krijgen. Deelt de staatssecretaris onze verwachting en kan hij die nader onderbouwen? Voor mijn fractie is de mogelijkheid om zorg te kunnen bieden die bij cliënten past, altijd belangrijk geweest. Daarom vindt zij dat de wet daar voldoende waarborgen voor moet bieden. Mensen moeten kunnen kiezen voor zorg die aansluit bij hun specifieke situatie, levenssfeer en geloofsovertuiging. Mijn fractie hecht hier groot belang aan. Zij heeft daarom samen met de SGP-fractie een amendement ingediend om dit stevig in de wet te verankeren en daarnaast een amendement van de SGP-fractie meeondertekend. Natuurlijk gaan gemeenten straks over het inkopen van zorg door aanbieders, maar er moet voor cliënten wel wat te kiezen zijn. Dit gaat verder dan aandacht voor kleine doelgroepen, zoals het in de wet is geformuleerd. Deelt de staatssecretaris deze mening?
Ik maak mij zorgen over identiteitsgebonden instellingen maar ook over het vernieuwend zorgaanbod. Deze vormen van zorg dreigen in het decentralisatiegeweld ten onder te gaan, omdat ze simpelweg onvoldoende menskracht hebben om zich te positioneren tussen de grote, gevestigde jongens. Deelt de staatssecretaris mijn zorgen en wat gaat hij doen om verschraling van het zorgaanbod te voorkomen?
Voor keuzevrijheid en eigen regie is het persoonsgebonden budget onontbeerlijk. Ik maak mij vooral zorgen over de manier waarop het persoonsgebonden budget is gepositioneerd ten opzichte van gecontracteerde zorg. Ik ben het niet met de staatssecretaris eens dat er met deze wet een eerlijke keus kan worden gemaakt tussen het pgb en zorg in natura. Het uitgangspunt van de wet is nu immers dat gemeenten bepalen of de maatwerkvoorziening die de aanbieder levert, al dan niet passend is. De ChristenUnie vindt dat primair de aanvrager kan beoordelen of zorg wel of niet passend is. Daarom staat mijn naam onder amendementen waarin dit wordt onderstreept. Dit zijn amendementen van CDA en GroenLinks. De essentie van het pgb is namelijk de keuze die de cliënt zelf heeft. Natuurlijk moet de hoogte van het pgb toereikend zijn om de noodzakelijke zorg in te kopen. Ook hierover hebben we een amendement van de SGP meeondertekend.
Voor vrijwilligerswerk kun je kiezen, maar mantelzorg is geen keuze. De ChristenUnie heeft daarom met D66 een amendement ingediend om dit onderscheid in de wet te verduidelijken. Ook vraagt het amendement dat gemeenteraden in hun beleidsplan expliciet opnemen hoe zij mantelzorgers enerzijds en vrijwilliger anderzijds in hun specifieke ondersteuningsbehoeften tegemoetkomen. Om de transitie te laten slagen is het essentieel dat professionals in de zorg en informele zorg meer op elkaar aansluiten. In hoeverre draagt dit wetsvoorstel bij aan de noodzakelijke verbinding?
Met de Partij van de Arbeid heb ik een amendement ingediend om de mantelzorger te betrekken bij het opstellen van het ondersteuningsplan. Ik vind dat belangrijk. Ik maak deze opmerking ook in het kader van de toegang tot de dagbesteding en de overheveling van kortdurend verblijf. Door niet alleen óver mantelzorgers, maar ook mét hen te spreken, zal het belang van kortdurend verblijf goed voor het voetlicht komen. Erkent de staatssecretaris dit aandachtspunt?
Ook moet er een oplossing gevonden worden voor de gewoonte van gemeenten om ingewikkelde procedures rondom bouwvergunningen op te stellen als kinderen graag een tijdelijke woning voor hun vader of moeder willen bouwen. Het is treurig om te lezen. Als enthousiaste mensen worden ontmoedigd in hun plannen na een gesprek met de gemeente, welke rol ziet de staatssecretaris dan voor zichzelf? Is er op dit punt geen brede afstemming nodig met bewindspersonen van andere departementen?
Afgelopen tijd heb ik een aantal gesprekken gevoerd met vrijwilligersorganisaties, onder andere met Stichting Present. Zij geeft aan veel mogelijkheden te zien voor het werven van vrijwilligers, zodat lokaal netwerken worden gevormd rondom mensen die zorg nodig hebben. De menskracht om dit allemaal te organiseren ontbreekt echter. Wat de ChristenUnie betreft, is het investeren in vrijwilligersnetwerken onontbeerlijk en zal dit zich meervoudig terugverdienen. Deelt de staatssecretaris die visie? Zijn dit noties die hij uitwerkt in zijn agenda voor informele zorg en ondersteuning?
Mevrouw Keijzer (CDA):
De ChristenUnie is altijd een partij die het belang van mantelzorgers hoog in het vaandel heeft. Steunt de ChristenUnie dan ook het amendement van de CDA-fractie waarin zij regelt dat als een zorgvrager en zijn familie in alle redelijkheid zeggen dat zij er niet meer bij kunnen hebben, de gemeente het niet alsnog mag opleggen? Volgens mij is dat bij uitstek een manier om mantelzorgers te ondersteunen en te ontlasten in gevallen waarin een gemeente door de bezuinigingen of door andere problemen doorschiet in de uitvoering van haar taak.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik snap wat mevrouw Keijzer bedoelt. Ik ga dat amendement nog heel goed bekijken. Ik vind het inderdaad heel belangrijk dat een beroep op mantelzorg niet ontaardt in een mantelzorgverplichting. We moeten er met elkaar voor zorgen dat dit niet zal gebeuren. Ik zal het amendement bekijken en er later op terugkomen.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Dat is goed. Ik zal mevrouw Dik er in tweede termijn nog een keer naar vragen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil inzoomen op de positie van de cliënten om wie dit wetsvoorstel draait. Als iemand van mening is dat ondersteuning nodig is voor participatie of zelfredzaamheid, kan hij zich wenden tot de gemeente. Dan moet natuurlijk wel duidelijk zijn waar iemand zich kan melden. Daarom hebben wij hierover een amendement ingediend. Iedere gemeente moet vaststellen waar een burger zich kan melden en moet daarover helder communiceren naar de bevolking.
Een heel ander punt is de samenwerking met zorgverzekeraars. De ChristenUnie vindt het belangrijk dat mensen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd en dat afwentelgedrag tussen gemeenten en zorgverzekeraars wordt voorkomen. De samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars mag niet vrijblijvend zijn. De staatssecretaris is hier uitvoerig op ingegaan in zijn nota naar aanleiding van het verslag, maar de ChristenUnie is er niet gerust op. In de wettekst gaat het over afstemmen van beleid. Dat vindt de ChristenUnie echt te mager. Daarom dient zij samen met de Partij van de Arbeid een amendement in, waardoor aan gemeenten en zorgverzekeraars gevraagd wordt om heldere afspraken te maken. Ik vraag de staatssecretaris ook nog eens helder te schetsen hoe volgens hem de procedure doorlopen wordt als iemand zowel vanuit de Wmo als vanuit de Zorgverzekeringswet ondersteuning en zorg nodig heeft in de thuissituatie. Wie belt de zorgverzekeraar? Of moeten mensen zelf de telefoon pakken? Is een persoonlijk gesprek eigenlijk niet veel beter? Wie bepaalt uiteindelijk als gemeente en zorgverzekeraar er samen niet uitkomen?
De samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars is natuurlijk van belang voor de positie van de wijkverpleegkundigen, maar niet-vrijblijvende samenwerking is ook nodig voor preventie. Preventie zal voor gemeenten steeds belangrijker worden, omdat mensen met de meest uiteenlopende beperkingen een beroep zullen doen op de Wmo. Vroegsignalering kan voorkomen dat mensen uiteindelijk een beroep moeten doen op zwaardere vormen van zorg. Ook zorgverzekeraars hebben daar belang bij. Ook op dit punt is afstemming met zorgverzekeraars dus gewenst. Heeft het kabinet dit scherp? Welke prikkels kent het systeem om te investeren in preventie? Daarop krijg ik graag een reactie.
Indien er geen vertegenwoordiger of naaste is die het belang van de cliënt kan behartigen, kan curatele, bewind of mentorschap worden aangevraagd. Mijn fractie heeft schriftelijk gevraagd in hoeverre de positie van deze cliënten expliciet wordt geborgd in de wet. Daar heb ik eigenlijk nog geen goed antwoord op gekregen. Voor de ChristenUnie is dit een belangrijk punt. Daarom zullen GroenLinks en de ChristenUnie hierover amendementen indienen.
De staatssecretaris verwacht dat er nieuwe kwaliteitsstandaarden worden ontwikkeld voor maatschappelijke ondersteuning. Dat vind ik van groot belang. Enerzijds is het om zorginhoudelijke redenen gewenst dat de geboden zorg van goede kwaliteit is. Anderzijds moeten we voorkomen dat hierdoor ongewenste regeldruk ontstaat. Ik denk daarbij aan regeldruk voor de gemeenten, die kwaliteitskaders moeten opstellen, monitoren en bewaken, maar ook aan regeldruk voor zorginstellingen, die veelal in verschillende gemeenten werkzaam zijn en dus te maken kunnen krijgen met verschillende kwaliteitskaders. Wat gaat de staatssecretaris de komende tijd doen om te bevorderen dat de landelijke kwaliteitsstandaarden worden afgesproken? En wat verwacht hij van de gemeenten zolang die standaarden er nog niet zijn?
Het is onvermijdelijk dat het aanbod van maatschappelijke ondersteuning zal verschillen per gemeente. Dat is inherent aan de karakteristieken van de gemeente, zoals de bevolkingsopbouw, en doet recht aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de lokale democratie. Ik verwacht echter dat hierdoor juridisering op de loer ligt. Mensen zullen immers zien dat hun eigen gemeente X bij een vergelijkbare zorgvraag een ander aanbod doet dan gemeente Y en zullen daartegen bezwaar maken. Ik heb gepuzzeld op mogelijkheden om juridisering te voorkomen. Juridisering is immers ook niet in het belang van de cliënten zelf. Zij hebben immers snel zorg nodig. Een verstoorde relatie tussen gemeente en cliënt is daarbij niet behulpzaam. Een ombudsfunctie of mediation is echter moeilijk in te passen in de termijnen die de Algemene wet bestuursrecht hanteert. Die wet maakt mediation of een ombudsfunctie echter niet op voorhand onmogelijk. Ik vraag hierop een reactie van de staatssecretaris. Deelt hij mijn mening dat het goed is om zo veel mogelijk te voorkomen dat gemeenten en cliënten elkaar voor de rechter treffen? Welke mogelijkheden ziet hij daarvoor?
Voor de uitvoering van de wet geldt horizontaal toezicht. Dat betekent dat het college van burgemeester en wethouders de wet uitvoert en dat de gemeenteraad dit controleert. Ik krijg echter signalen dat de rijksoverheid — dat wil zeggen: het ministerie — de touwtjes stevig in handen houdt. Mijn centrale vraag is of wij over de schouders van gemeenten gaan meekijken. Of geven we colleges en gemeenteraden het vertrouwen om met de uitvoering van de wet aan de slag te gaan? Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris. Waar eindigt de verantwoordelijkheid van het Rijk en waar begint de verantwoordelijkheid van gemeenten, zowel voor als na de inwerkingtreding van deze wet? Heeft de toezichthoudende rol van de provincies ook betrekking op de Wmo? Laten we oppassen voor bestuurlijke drukte.
Natuurlijk moeten we daarbij ook naar onszelf kijken. Ik weet namelijk één ding zeker, namelijk dat zich in gemeenten zaken zullen voordoen die de Tweede Kamer niet heeft bedoeld of misschien juist heeft willen voorkomen met het aannemen van dit wetsvoorstel. Ik denk dat dit onvermijdelijk is. Daarom is de evaluatie van belang. De wet zal na drie jaar geëvalueerd worden. Ik vraag mij af welke informatie nodig is voor een goede evaluatie. We moeten oppassen dat we niet een heel evaluatiecircus optuigen, zonder dat doelen concreet benoemd zijn. We moeten echter wel zicht houden op de decentralisatie. Hoe wil de staatssecretaris die balans bewaken? Weten de lokale rekenkamers straks hoe zij de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de wet kunnen toetsen?
In de nota naar aanleiding van het verslag lees ik dat er een communicatieplan komt voor alle veranderingen in de zorg. Eerlijk gezegd vind ik dit rijkelijk laat. Belangrijker is echter de vraag wie waarover communiceert. Dit is wat mij betreft vooral een taak van de rijksoverheid en, in het verlengde daarvan, van de gemeenten, die straks de Wmo gaan uitvoeren. Ik ben het niet met de staatssecretaris eens dat we van zorgprofessionals kunnen vragen om de veranderingen in het zorgstelsel met cliënten te bespreken. Ik krijg daarop graag een reactie.
Ik kom bij het einde van mijn betoog. Voor het welslagen van deze transitie van de langdurige zorg is het nodig dat ook een transformatie plaatsvindt, een cultuuromslag. Transitie en transformatie moeten hand in hand gaan. Voor mij zijn twee zaken van belang. In de eerste plaats: vertrouwen, vertrouwen in gemeenteraden en vertrouwen in zorgprofessionals. In de tweede plaats: een herwaardering van afhankelijkheid, vanuit het besef dat mensen aan elkaar zijn gegeven om samen een gemeenschap te vormen.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.
Archief > 2014 > april
- 24-04-2014 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het voortgezet algemeen overleg Windenergiegebieden (AO d.d. 24/04)
- 24-04-2014 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Windenergiegebieden
- 23-04-2014 - Inbreng schriftelijk overleg Carla Dik-Faber ten behoeve van Modernisering milieubeleid
- 23-04-2014 - Inbreng Carla Dik inzake Wijziging Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiƫntie (richtlijn 2012/27/EU))
- 22-04-2014 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
- 17-04-2014 - Inbreng schriftelijk overleg Carla Dik-Faber ten behoeve van Invulling Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2000
- 17-04-2014 - Inbreng schriftelijk overleg Carla Dik-Faber ten behoeve van Verankering persoonsgebonden budget in de Zorgverzekeringswet
- 15-04-2014 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Lange Termijn Spooragenda
- 10-04-2014 - Inbreng Carla Dik ten behoeve van Wijziging Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
- 10-04-2014 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Biotechnologie en kwekersrecht
- 09-04-2014 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad op 14 en 15 april 2014
- 08-04-2014 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het voortgezet algemeen overleg VAO Mestbeleid (AO d.d. 26/03)