Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Leefomgeving

woensdag 03 april 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu aan een algemeen overleg met staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu

Onderwerp:   Leefomgeving

Kamerstuk:    30 175

Datum:            3 april 2013

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Dat waren zo wat interessante gedachten van de PVV. Als de energie niet van windmolens komt, moet ze maar uit de nieuwe kolencentrale komen, met alle protesten uit de omgeving van dien. Wat mij betreft hebben deze mensen groot gelijk. Wat voor luchtverontreiniging levert een kolencentrale immers niet op!

Bij luchtkwaliteit gaat het niet om de vraag of we net wel of net niet de doelen van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) halen maar hoe we de lucht schoner krijgen en gezondheidsschade kunnen voorkomen. De ChristenUnie vindt het prima om het NSL te verlengen, maar wat is de ambitie voor deze twee jaar: gaan we alleen monitoren of gaan we ook keihard werken aan het verbeteren van de luchtkwaliteit? Ik vind het echt zorgelijk dat zo'n groot aantal locaties vlak onder de grenswaarde zit. Steeds meer wegbeheerders geven een onderbouwing bij hun monitoringsgegevens voor het NSL, maar het gaat nog steeds om slechts de helft van de wegbeheerders, en volgens mij zelfs nog iets minder. Wat gaat de staatssecretaris doen om van alle wegbeheerders gegevens te krijgen?

Ik ben blij dat de staatssecretaris onderschrijft dat verdere vermindering van Europese emissies mogelijk is door aanscherping van de nationale emissieplafonds in de NEC-richtlijn, maar waarom richt zij zich in Europa op de periode 2025-2030, en niet op een vroegere periode? Wat is precies haar ambitie? De huidige normen voor fijnstof zijn nog steeds twee keer hoger dan de Wereldgezondheidsorganisatie adviseert. Is de staatssecretaris bereid om ook te komen met een norm voor roet en deze wettelijk vast te leggen?

Over de modellen voor luchtkwaliteit hebben we in januari een dertigledendebat gehad, in het bijzonder over het meten en berekenen van de luchtkwaliteit.

De heer De Graaf (PVV): Ik hoor mevrouw Dik-Faber apart het woordje "roet" noemen. Een paar maanden geleden ben ik ermee begonnen om roet en fijnstof uit elkaar te halen. Mag ik hieruit opmaken dat de ChristenUnie deze lijn begint te volgen? Moet roet niet meer bij fijnstof geteld worden omdat fijnstof voor 90% een natuurlijk fenomeen is?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Volgens mij zijn er apart voor roet nog geen normen vastgesteld. Ik pleit ervoor om dat wel te doen.

De heer De Graaf (PVV): Dat klinkt hoopvol. Dan is er in ieder geval één medestander. De fijnstofdiscussie wordt een stuk zuiverder als je roet eruit neemt. Roet is onderdeel van fijnstof, zo wordt vaak gezegd. Zoals gezegd, bestaat fijnstof echter voor bijna 90% uit natuurlijke bestanddelen. Daar kunnen we eigenlijk niets aan doen. Ik vind het fijn om van de ChristenUnie te horen dat zij ook dit pad is ingeslagen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik heb geen vraag gehoord.

De voorzitter: Dan vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): In het debat over de modellen voor luchtkwaliteit zijn verscheidene moties ingediend. Deze zijn echter aangehouden. De ChristenUnie wil dat er geen lucht zit tussen meten en berekenen. Natuurlijk geven modellen nooit de volledige werkelijkheid weer, maar ze moeten die wel zo goed mogelijk benaderen, geverifieerd door metingen. Dat vraagt allereerst overeenstemming over de meet- en rekenmethoden, zeker tussen overheden. De staatssecretaris zou hierover in gesprek gaan met de vier grote steden, specifiek met Amsterdam. Wat is het resultaat daarvan?

In januari hebben wij vooral gesproken over de geschiktheid van de modellen voor stedelijke snelwegen. Er is een aantal situaties waarvoor geen van beide rekenmodellen voldoet. Kan de staatssecretaris hierop nader ingaan? Volgens haar gaat het slechts om een klein stuk snelweg, met bebouwing dicht langs de weg. Klopt het dat beide modellen evenmin bruikbaar zijn voor kruispunten vanwege dubbeltellingen? Dat is een probleem aangezien op de A10 West veel kruisingen zijn.

De andere discussie ging over de verschillende uitkomsten bij meten en berekenen. De staatssecretaris heeft een RIVM-rapport gestuurd dat moet aantonen dat de verschillen verwaarloosbaar zijn. Het aantal punten waarop gemeten is, is echter zeer beperkt: twee locaties langs stedelijke ringwegen en drie langs andere snelwegen. Biedt dat wel voldoende basis om te kunnen vergelijken, laat staan te ijken? Klopt het dat er wetenschappelijk gezien sowieso te weinig meetstations zijn om het snelwegmodel SRM 2 te ijken? De ChristenUnie vraagt, de modellen regelmatig echt te ijken, dus de modellen en rekenmethoden zo goed mogelijk aan te passen aan de werkelijkheid. Het zou goed zijn om de manier en frequentie van ijking vast te leggen. Ik merk dat er nu veel discussie is over de vraag wat precies onder ijking moet worden verstaan. Is de staatssecretaris hiertoe bereid?

In het vorige debat heb ik ook aandacht gevraagd voor de rekenfactor die bij de herijking van SRM 1 is toegevoegd. Dat was in 2007. Hierop is de staatssecretaris niet ingegaan. Deze rekenfactor verlaagt de bijdrage van het lokale verkeer. Juist deze rekenfactor lijkt nu echter te zorgen voor grote verschillen tussen berekeningen en werkelijke metingen. De verschillen zijn het grootst op de vuilste locaties in de buurt van drukke verkeerswegen. Dat geldt niet alleen voor de A10 West, maar ook voor andere locaties, zowel in Amsterdam als in Utrecht en, naar verwachting, in alle grote steden.

Ik kom op het puntje tunnelmonden. Het RIVM heeft ten opzichte van de berekende waarden grote verschillen in NO2 gemeten bij tunnelmonden, maar trekt nog geen conclusies omdat de verschillen deels verklaard kunnen worden door het wagenpark in de regio Amsterdam. Maar wat zegt dit wagenpark in het algemeen over de luchtkwaliteit in Amsterdam? In het rapport van het Centrum voor ondergronds bouwen wordt gesteld dat er in het buitenland betere modellen zijn voor berekeningen langs tunnelmonden. Het COB adviseert vaker windtunnelonderzoek te doen. Ik vraag hierop een reactie van de staatssecretaris.

Ik denk dat maatregelen voor iedereen gelijk moeten zijn. Nu is er een verzoek gekomen van de transportsector om zo snel mogelijk tot een Europese uitwisseling van voertuiggegevens te komen, zodat ook buitenlandse voertuigen kunnen worden geweerd uit milieuzones, en tot die tijd te komen met een landelijke oplossing. Wij vragen de staatssecretaris of zij daartoe bereid is. Ook is er behoefte aan een standaardmethode voor CO2-calculatie voor transport, waar er nu tientallen schijnen te zijn.

Het laatste punt betreft geluid. Over geluidswetgeving komen wij nog te spreken naar aanleiding van de nieuwe Omgevingswet, maar de ChristenUnie is van mening dat voor geluid, net als voor lucht, moet gelden dat de situatie continu verbetert. De huidige werkruimte van 1,5 dB moet niet permanent zijn. Bij grotere reconstructies moet het verlagen van het geluidsproductieplafond de doelstelling zijn. Wij moeten toe naar een situatie waarin geluidsmaatregelen niet tot een tijdelijke, maar een permanente winst voor omwonenden leiden.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug

Archief > 2013 > april