Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over de financiële compensatie voor Q-koortspatiënten
Bijdrage Carla Dik-Faber aan een plenair debat met minister Bruins voor Medische Zorg
Kamerstuknr. 25295
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het is inmiddels veertien jaar geleden dat de eerste uitbraak van Q-koorts plaatsvond. De verschillende uitbraken hebben uiteindelijk geleid tot een landelijke epidemie die van 2007 tot 2011 duurde. Duizenden mensen zijn ziek geworden, van wie er uiteindelijk 97 zijn overleden aan Q-koorts. Momenteel zijn er volgens de patiëntenorganisatie Q-uestion nog steeds ongeveer 1.500 mensen chronisch ziek. Ze hebben of chronische Q-koorts of het Q-koortsvermoeidheidssyndroom.
Voorzitter. Voor de mensen die chronisch ziek zijn of voor hen die een partner, vader, moeder, zoon of dochter hebben verloren, is Q-koorts daarmee nog altijd een pijnlijke realiteit waar ze dagelijks mee geconfronteerd worden. Daarom is het goed dat er voor deze groep na al die jaren nu eindelijk een vorm van erkenning is in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Het was een aanbeveling van de Nationale ombudsman om ondanks de uitspraak van de rechtbank dat de overheid niet aansprakelijk is, toch een gebaar te maken. Het vorige en het huidige kabinet hebben deze aanbeveling opgepakt, maar al met al hebben slachtoffers wel heel lang moeten wachten op deze regeling. Ik kan me voorstellen dat dit wringt. Mede daarom is het belangrijk dat de regeling zo snel mogelijk wordt uitgevoerd.
Daarom heb ik een aantal vragen. In eerste instantie ging de regering uit van zo'n 1.000 aanvragen. Daar was het bedrag van €15.000 op gebaseerd. Nu zijn er twee keer zo veel aanvragen binnengekomen. Welke verklaring heeft de minister daarvoor? Hebben we wel voldoende zicht op de patiënten die chronisch ziek zijn?
Voorzitter. Er is nog altijd geen screeningsprogramma opgezet voor chronische Q-koorts, hoewel hier al geruime tijd over wordt gesproken. De minister schrijft dat hij het belangrijk vindt dat we mensen met een nog niet gediagnosticeerde chronische Q-koorts zo snel mogelijk vinden. Nog altijd worden er namelijk nieuwe gevallen van chronische Q-koorts gemeld, maar de regeling geldt alleen voor mensen bij wie voor 1 oktober 2018 de diagnose van chronische Q-koorts is vastgesteld. Hoe voorkomen we, zo vraag ik de minister, dat er straks mensen buiten de regeling vallen, terwijl ze wel voldoen aan alle andere criteria? Het zou namelijk heel zuur zijn als we straks uiteindelijk een screeningsprogramma hebben waar nieuwe ziektegevallen uit naar voren komen, maar de weg naar genoegdoening al is afgesloten.
De voorzitter:
Een interruptie voor u, van de heer Van Gerven.
De heer Van Gerven (SP):
Ik zou graag via de voorzitter aan de ChristenUnie willen vragen of zij het niet ook navrant vindt dat in de periode die is afgesproken in de regeling, van 1 januari 2007 tot 31 december 2011, de ziekte moet zijn opgelopen. Vindt de ChristenUnie niet dat de regeling eigenlijk voor alle slachtoffers zou moeten gelden en dat we die beperking moeten laten vallen?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik hoor vanuit de zaal iemand dat al toelichten; ik heb dat zojuist bepleit. Er zitten grenzen aan de regeling die ik heel moeilijk vind uit te leggen. Het is namelijk zo dat er nog steeds mensen gediagnosticeerd worden voor Q-koorts. De regeling heeft een aantal data in zich. Ik vind het gewoon ook niet uit te leggen dat we aan de ene kant zeggen dat we heel graag een screeningsprogramma willen opzetten en mensen willen vinden die Q-koorts hebben, maar dat aan de andere kant die mensen dan niet meer in aanmerking komen voor die regeling. Ik vind dat een heel raar signaal vanuit de overheid en ik heb daar vragen over gesteld aan de minister.
De heer Van Gerven (SP):
Het is terecht dat mevrouw Dik-Faber dat ook raar vindt; laat ik het zo in mijn woorden samenvatten. Maar trekt zij ook de conclusie dat die regeling voor alle slachtoffers zou moeten gelden, bijvoorbeeld vanaf het jaar 2005, als we dat als startpunt nemen van de Q-koortsepidemie?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik vind het niet alleen raar; ik vind het ook niet uit te leggen. Daarom heb ik de minister om opheldering gevraagd. Wij zijn vandaag met elkaar in debat; ik wil de minister de gelegenheid geven de vragen te beantwoorden. Als dat niet naar tevredenheid is, dan zal ik ook niet aarzelen om daar eventueel een motie op in te dienen. Maar laten we eerst met elkaar het debat afwachten. Ik heb mijn vragen gesteld; ik vind het ook erg ingewikkeld en ook gewoon niet uit te leggen dat de overheid eigenlijk een dubbel signaal uitstraalt.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Gerven.
De heer Van Gerven (SP):
Mag ik dan concluderen dat u het meten met twee maten ook niet uit te leggen vindt en dat ook de ChristenUnie vindt dat alle slachtoffers in aanmerking moeten kunnen komen voor die compensatie?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
U hebt mij zojuist mijn reactie horen geven.
De heer Moorlag (PvdA):
Mevrouw Dik-Faber zegt dat het goed is dat er een gebaar komt. Maar mijn punt en mijn bijdrage was ook het volgende: de werkelijke schade is in heel veel gevallen veel groter dan de omvang van dat gebaar. Je moet ook vaststellen dat het hier om iets gaat waar mensen part noch deel aan hebben, geen schuld aan hebben, zich niet tegen hebben kunnen verzekeren en waarvoor ze geen preventieve maatregelen hebben kunnen nemen. Zou niet juist de werkelijke schade, die je op basis van maatwerk vaststelt, het richtsnoer moeten zijn voor compensatie?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik snap de vraag die de heer Moorlag stelt heel goed. Er zijn inderdaad ook situaties denkbaar — daar ben ik ook mee geconfronteerd door de vertegenwoordigers van Q-koortspatiënten — waarbij de immateriële schade en het verlies aan inkomsten vele malen groter zijn dan die €15.000 die nu ter beschikking wordt gesteld. Natuurlijk zie ik dat ook. Maar die €15.000 is dan ook niet het afdekken van de schade die mensen hebben ondervonden; het is een erkenning voor het leed dat hen is aangedaan. Dat is wel een ander gebaar dat deze overheid maakt, dat tegelijkertijd ook wel van belang is.
De heer Moorlag (PvdA):
In mijn bijdrage heb ik ook gezegd dat er volgens de rechter geen sprake is van juridische aansprakelijkheid. Aan de andere kant ziet iedereen hier dat het leed en de schade in veel gevallen vele malen groter zijn dan de compensatie die geboden wordt. Mijn vraag aan mevrouw Dik-Faber is: moet dat dan maar voor rekening en risico van de slachtoffers blijven, of zou je op basis van individueel maatwerk, individuele beoordelingen, tot een meer proportionele schadevergoeding moeten komen?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Zoals ik zojuist al heb aangegeven is dit een gebaar van de overheid waarmee het leed dat de slachtoffers is aangedaan erkend wordt. Het is niet het volledig wegpoetsen van alle schade die hun is aangedaan, zowel op immaterieel als op materieel vlak. Ik heb begrepen dat de patiënten nu toch de gang naar de rechter vervolgen. Dat is hun goed recht. Wellicht zal deze vraag dus ook door de rechter beantwoord gaan worden.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Moorlag (PvdA):
Dat wil de PvdA juist niet. Soms kan het zo zijn dat er niemand juridisch aansprakelijk is, maar dat er toch een hele goede titel is om verantwoordelijkheid te nemen. Ik roep mevrouw Dik-Faber op om die verantwoordelijkheid hier ten volle te nemen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij nemen wij vandaag onze verantwoordelijkheid. Er is een regeling in het leven geroepen. Slachtoffers krijgen €15.000. Die groep bleek twee keer zo groot te zijn als verwacht. Daar heb ik vragen over gesteld. Ik heb gevraagd hoe dat kan en of we iedereen wel in beeld hebben. Dat betekent niet dat het bedrag ineens gehalveerd wordt; iedereen krijgt dat bedrag van €15.000. Ik vind dus dat hier vandaag wel verantwoordelijkheid genomen wordt.
Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Ik hoor mevrouw Dik-Faber een gloedvol betoog houden voor erkenning van de Q-koortsslachtoffers. Nu heeft mijn fractievoorzitter in 2012 een motie ingediend, waarin de regering werd verzocht om officieel excuses te maken aan de Q-koortsslachtoffers. We hebben daarover hoofdelijk gestemd en de ChristenUnie was daarvoor, inclusief mevrouw Schouten, die op dit moment minister is. Hoe staat mevrouw Dik-Faber hiertegenover?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zit diep te graven. Volgens mij was ik op dat moment in 2012 nog net geen Kamerlid. Ik weet ook niet hoe die discussie verliep in die periode. Er zijn allicht fouten gemaakt, maar ik weet gewoon niet meer precies wat de situatie was toen die motie werd ingediend en hoe dat debat heeft plaatsgevonden. Voor mij is het heel belangrijk dat de overheid wel erkent dat mensen onevenredig geraakt zijn door de Q-koorts. Dat is wat er vandaag gebeurt. Er wordt een gebaar gemaakt van €15.000 per slachtoffer, waarin ook die erkenning een plek heeft. Zijn dat excuses? Misschien niet helemaal, maar we gaan wel degelijk een stap zetten met elkaar. Dat vind ik waardevol.
Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Feit is dat de mensen die besmet zijn geraakt met Q-koorts zich niet erkend voelen door de schadeloosstelling of liever het gebaar — het is geen schadeloosstelling; het is een gebaar — van €15.000. Wordt het nu, ruim twaalf jaar na de eerste besmettingen met Q-koorts, niet eens tijd dat de regering welgemeend officieel haar excuses aanbiedt? Want dat zou zoveel doen voor de Q-koortsslachtoffers.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij geeft de regering met dit gebaar wel degelijk aan dat mensen onrecht is aangedaan, dat zij ziek zijn geworden buiten hun schuld. Volgens mij zegt de overheid met dit gebaar ook: wij zien het leed; we kunnen niet alle materiële en immateriële schade vergoeden, maar we erkennen het leed dat slachtoffers ervaren. Het spijt mij te moeten vernemen dat mensen dat zelf niet zo ervaren. Ik hoor ook andere verhalen. Ongetwijfeld spreekt de Partij voor de Dieren met andere mensen, die inderdaad wat meer teleurgesteld zijn. Ik ben ook heel benieuwd naar de reactie van de minister op dit interruptiedebatje. Misschien wil hij daar ook nog op reflecteren.
De voorzitter:
Een kort slotwoord.
Mevrouw Van Kooten-Arissen (PvdD):
Als wij opnieuw een motie indienen met een verzoek om officiële excuses, zal de ChristenUnie dat dan wederom steunen?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Als er moties worden ingediend, gaan we daar goed naar kijken en gaan we die in onze fractievergadering bespreken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb nog een derde punt voor de minister. Kan de minister aangeven hoe de procedure nu verder verloopt? Op welke termijn worden alle aanvragen behandeld en wanneer krijgen mensen duidelijkheid?
Dan nog een paar andere punten. Er zijn mensen die als gevolg van hun chronische ziekte minder of helemaal niet meer kunnen werken. Is de minister van mening dat de bestaande regelingen en verzekeringen voldoende maatwerk bieden voor deze groep? Is er bijvoorbeeld bij instanties zoals het UWV voldoende kennis over Q-koorts en de beperkingen die de ziekte met zich meebrengt?
Voorzitter. Ik sprak net al kort over het screeningsprogramma. De initiatieven voor een screeningsprogramma via ziekenhuizen zijn op niets uitgelopen. Daarmee is kostbare tijd verloren gegaan. De minister wil het nu proberen via de huisartsen. Hoe wil de minister ervoor zorgen dat we via deze route op korte termijn wel een dekkende screening gaan realiseren?
Q-support, de stichting die mensen met chronische Q-koorts en met Q-koortsvermoeidheidssyndroom adviseert en begeleidt, heeft een vervolg gekregen in Q-support 2.0. Kan de minister aangeven wat Q-support 2.0 de komende jaren concreet gaat doen? En hoe wordt geborgd dat er inderdaad een warme overdracht komt vanuit Q-support naar de reguliere zorg, ook nu de screening nog niet op orde is?
Voorzitter, ik rond af. Ik ben blij dat er met de financiële tegemoetkoming nu eindelijk een vorm van erkenning is, maar ik zie ook dat het dossier Q-koorts nog lang niet gesloten is. Ik wil de minister daarom aansporen om zich in te blijven zetten voor de patiënten, voor de goede uitvoering van de regeling en voor het screeningsprogramma.
Dank u wel.
Archief > 2019 > maart
- 27-03-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over de Wet maatregelen middenhuur
- 27-03-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Pacht
- 21-03-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg mijnbouw / Groningen
- 19-03-2019 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber over de rietteelt en rietsnijders in Nederland, in het bijzonder in nationaal park de Weerribben-Wieden
- 14-03-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over insectensterfte
- 13-03-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het VAO Staat van de Woningmarkt (AO d.d. 06/03)
- 13-03-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het dertigledendebat over het opkopen van huizen door beleggers
- 12-03-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over de financiële compensatie voor Q-koortspatiënten
- 07-03-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het VAO Ouderenzorg (AO d.d. 07/02)
- 07-03-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het VAO Verpleeghuiszorg (AO d.d. 20/02)
- 07-03-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over het rapport van de commissie-Sorgdrager over de fipronilcrisis
- 06-03-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Staat van de Woningmarkt
- 05-03-2019 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber over het rapport «Circulaire economie in kaart» van het Planbureau voor de Leefomgeving
- 05-03-2019 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber over de situatie van donorkinderen