Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Zwangerschap en geboorte

donderdag 23 juni 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber aan een algemeen overleg met minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Onderwerp:   Zwangerschap en geboorte

Kamerstuk:    29 323          

Datum:           23 juni 2016

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Zelden heb ik voorafgaand aan een algemeen overleg zoveel e-mail ontvangen. Dat is exemplarisch voor de onrust rond de geboortedorp in ons land. We hebben allemaal hetzelfde doel: de beste zorg voor moeder en kind op de goede plek. Maar de verloskundigen staan tegenover de gynaecologen en ook onder verloskundigen is verdeeldheid. Uiteindelijk zijn zwangere vrouwen van dit alles de dupe en dat zou niet nodig moeten zijn.

De Minister kiest ervoor om de nieuwe integrale bekostigingsstructuur vrijwillig mogelijk te maken en zal daarvoor de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een aanwijzing geven. De huidige bekostigingsstructuur blijft daarnaast bestaan. Waarom kiest de Minister er niet voor om in een beperkt aantal regio’s een pilot te doen en de resultaten daarvan te evalueren? De verhoudingen tussen de beroepsgroepen zijn gespannen en de tijdsdruk is hoog. Er zijn in slechts twee regio’s experimenten geweest. Ik vrees dat de discussie, waarover de Kamerleden de laatste tijd veel berichten in hun mailbox hebben gezien, zich verplaatst naar de regio’s. Kan de Minister mijn zorgen hierover wegnemen? Wat kan de Minister doen om de spanning in het zorgveld weg te nemen? Hoe voorkomen we dat integrale bekostiging leidt tot medicalisering en meer onnodig medisch ingrijpen? Ik baseer mij op een artikel van Elselijn Kingma, bijzonder hoogleraar Filosofie en Ethiek. Kan de Minister de risico’s en de kansen van moeder en kind evalueren alvorens integrale bekostiging in te voeren? Is een verloskundige in de regio straks min of meer verplicht om toe te treden tot de geboortezorgorganisatie als de regio kiest voor integrale bekostiging? Hoe kunnen we de positie van de verloskundigen verstevigen in de regio’s waar de integrale bekostiging wordt ingevoerd? Hoe wordt de keuzevrijheid van zwangeren geborgd? In het huidige systeem is keuzevrijheid vanzelfsprekend. In het nieuwe systeem zal het gebruikelijk zijn dat zwangeren min of meer worden gestuurd naar zorgverleners uit de eigen geboortezorgorganisatie. Worden zwangeren over de keuzevrijheid actief voorgelicht? Hoe wil de Minister diversiteit borgen? Hoe kijkt de Minister aan tegen persoonsvol-gende bekostiging in de geboortezorg? Is het mogelijk integrale bekos-tiging in te voeren als er nog geen breed gedragen zorgstandaard is? Ik vind dat we eerst moeten praten over kwaliteit van zorg en pas daarna over bekostiging daarvan. Ik verwijs naar een motie die in december 2015 is aangenomen, waarin wordt gewezen op het risico van toenemende medicalisering en het onnodig doorverwijzen van de eerste naar de tweede lijn. Heeft de Minister de ervaringen uit de pilots meegenomen bij haar besluit?

Het project Healthy Pregnancy 4 All in Rotterdam laat zien dat met gezamenlijke inspanning veel gedaan kan worden om de zorg aan zwangeren, in dit geval in achterstandswijken, te verbeteren. Dat is een positief voorbeeld dat ik heel graag genoemd wil hebben in dit debat. Een paar weken geleden was ik op het congres Jong en Ouder over onbedoelde zwangerschap. Naar aanleiding daarvan heb ik samen met de heer Van der Staaij een aantal Kamervragen gesteld die nog beantwoord zullen worden. Vandaag staat op de agenda het rapport van Rutgers over tienerzwangerschappen. Dat roept bij mij een aantal vragen op die ik niet eerder schriftelijk heb gesteld. Het valt mij op dat in het rapport staat: «Weinig meiden krijgen steun bij het maken van de keuze om de zwangerschap af te breken of te voldragen». Ik schrik daarvan omdat het een keuze is die je de rest van je leven met je meedraagt, wat je ook kiest. Hoe kunnen we deze meiden bereiken? Het zijn vaak meisjes uit kwetsbare gezinnen. Worden zij gezien door de wijkteams en weten ze organisaties als FIOM (Federatie van Instellingen voor de Ongehuwde Moeder) en Siriz goed te vinden? Het gaat om een relatief kleine groep die snel en deskundig begeleid moet worden. Wijkteams zijn hiervoor over het algemeen niet geëquipeerd, maar kunnen wel de weg wijzen. Hoe kunnen we dit verbeteren? Verder valt op dat de voorlichting over anticonceptie onvoldoende is, ook bijvoorbeeld na een abortus, terwijl je juist wilt voorkomen dat iemand opnieuw onbedoeld zwanger raakt. Natuurlijk, voorlichting op scholen is belangrijk, weerbaarheidstrainingen zijn belangrijk, maar kan de Minister het gesprek aangaan met de beroepsgroepen over goede begeleiding rond anticonceptie?

Mijn laatste vraag betreft de brief over de kinderbescherming. In de brief staat dat de kinderrechter een jeugdbeschermingsmaatregel kan uitspreken bij een zwangerschap jonger dan 24 weken. Ik ben ontzettend blij met deze keuze van het kabinet en de duidelijkheid die het daarmee biedt. Kan de Minister de noties uit deze brief meenemen naar de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap? Daarin worden andere uitgangspunten gekozen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

« Terug