Bijdrage Joël Voordewind aan het plenair debat over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS

woensdag 10 februari 2016

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Defensie aan een plenair debat met minister Hennis-Plasschaert van Defensie, minister Koenders van Buitenlandse Zaken en minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Onderwerp:   Debat over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS

Kamerstuk:    27 925          

Datum:           10 februari 2016

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de uitvoerige beantwoording. We hebben vanochtend een goed debat gevoerd. Daarbij zijn de door de fractie van de ChristenUnie naar voren gebrachte bezwaren goed gepareerd. Ik zal daar nog op terugkomen.

De ChristenUnie-fractie beseft terdege dat het instemmen met deze motie, dus met bombardementen op Syrië, niet direct tot een oplossing leidt van de vele conflicten die daar zijn. Daarvoor hebben we echt het politieke spoor en Genève nodig. Ik ben dan ook blij dat de noordelijke alliantie daar hopelijk zo snel mogelijk bij betrokken gaat worden. Dit lost het probleem niet op, maar we hebben wel de dure plicht om het kwaad in te dammen waar dat zich voordoet. ISIS vormt het kwaad der kwaden, maar het gaat niet alleen om ISIS. We weten dat mensen ook op de vlucht zijn voor het Assad-regime, dat 250.000 doden op zijn geweten heeft. Daarom hebben we het kabinet uitvoerig bevraagd over het mandaat van deze missie, want we zouden op geen enkele manier door onze bijdrage en bombardementen ruimte willen geven aan het andere kwaad, Assad. Daarom dank ik de bewindslieden voor de helderheid die zij hebben gegeven over de afbakening van Oost-Syrië. Dat betekent dat we in West-Syrië, waar de situatie nog veel gecompliceerder is dan in Oost-Syrië, niet meedoen met de strijd. De minister van Defensie heeft ook een duidelijk antwoord gegeven over Jabhat al-Nusra: wij zullen die aan Al Qaida gelieerde organisatie op geen enkele manier gaan steunen vanuit de lucht.

Ik ben blij dat de minister van Defensie de mogelijkheid openliet om humanitair vanuit de lucht steden te ontzetten, zoals dat eerder is gebeurd bij Kobani. Wij hebben in de Kamer een uitgebreid debat gevoerd over de vraag of wij dat wel of niet politiek zouden steunen. Ik ben blij dat de minister in ieder geval heeft duidelijk gemaakt dat wij in de toekomst in dit soort schrijnende situaties steun zouden kunnen verlenen als wij in Syrië in de lucht actief zijn.

Voor mijn fractie blijven er nog twee vragen uit de eerste termijn over. De eerste vraag heeft betrekking op de ISIS-coalitie, de ISIS-aanvoer van wapens en de uitvoer van olie in het laatste stukje in het noorden van Syrië en het zuiden van Turkije. Ik vraag het kabinet dringend om er, mogelijk met de Amerikanen, alles aan te doen om die jihadistische stroom van strijders die daar de grens overkomen, onmogelijk te maken, inclusief de invoer van wapens en de uitvoer van olie van ISIS in de richting van Turkije. Als wij de aanvoerlijnen daar niet afsluiten, gaat de instroom naar Syrië gewoon door en dat willen wij niet. Ik krijg hier graag een reactie op.

Het tweede punt waar ik in de tweede termijn niet aan ben toegekomen, heeft betrekking op de situatie in Irak. De ChristenUnie is blij dat de trainingen extra worden gesteund en dat wij proberen te faciliteren dat er meer wapens naar de Koerden en Irakezen gaan om de strijd met ISIS te voeren. Ik vraag echter bijzondere aandacht voor de minderheden in het noorden, de christenen, jezidi's en anderen. Hoe kunnen wij deze groepen bereiken? Is de minister van Buitenlandse Zaken bereid er bij de Koerden op aan te dringen dat ook deze minderheden in staat zullen zijn om hun eigen dorpen te beschermen?

Ik vraag nog aandacht voor twee punten. Het eerste heeft betrekking op de voedseldroppings. De heer Van Bommel heeft hierover een motie ingediend. Wil het kabinet er alles aan doen om dat mogelijk te maken, althans om de voedselvoorziening van belegerde dorpen mogelijk te maken?

Het tweede punt heeft betrekking op de Syrisch-Koerdische alliantie in het noorden. Daarover heb ik de volgende motie opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een toekomstig politiek akkoord in Syrië alleen duurzaam kan zijn als hiervoor voldoende draagvlak is in alle geledingen van de Syrische samenleving;

overwegende dat daarom ook minderheden als de Syrische Koerden, christenen, Turkmenen en jezidi's, die zich georganiseerd hebben in de Syrian Democratic Council (SDC), aangesloten dienen te zijn bij het politieke proces in Genève;

verzoekt de regering, indien voldaan wordt aan de huidige door Nederland gestelde criteria voor stabilisatieprojecten, voorstellen gericht op stabilisatie, wederopbouw en lokaal bestuur in bevrijde gebieden waar de SDC de controle heeft, in aanmerking te laten komen voor Nederlandse steun.

verzoekt de regering tevens, zich ervoor in te spannen dat de Syrian Democratic Council ook voorbereid en betrokken wordt bij de informele dialogen (Track II) in Genève,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Servaes, Ten Broeke, Sjoerdsma, Knops, Van der Staaij, Van Bommel, Grashoff, Klein en Krol.

Zij krijgt nr. 577 (27925).

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 

« Terug