Bijdrage Joël Voordewind aan de plenaire behandeling van de Begroting Veiligheid en Justitie (VI)

woensdag 20 november 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie aan de plenaire behandeling van de Begroting Veiligheid en Justitie (VI)  

Onderwerp:   Begroting Veiligheid en Justitie (VI)

Kamerstuk:    33 750 – VI

Datum:            20 november 2013

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. We hebben inderdaad een bewogen eerste jaar achter de rug onder staatssecretaris Teeven. Met name het debat naar aanleiding van het overlijden van de Russische activist Dolmatov heeft de koers wel degelijk bepaald. Er zijn kleine lichtpuntjes in het asielbeleid te bespeuren, maar als we de balans opmaken, zien we dat de menselijke maat nog onvoldoende geborgd is in het beleid en de wetgeving. Ik denk aan de reactie van de staatssecretaris op de voorlopige aanwijzing van de Raad van Europa die hij naast zich neer heeft gelegd. Ik denk aan het dogmatisch vasthouden aan het rijkstoezicht als het gaat om het kinderpardon. En ik denk aan de grote groep mensen die tijdens het generaal pardon een verblijfsstatus hebben gekregen, maar nog steeds niet mogen of kunnen naturaliseren. Ik zal deze drie onderwerpen kort langslopen.

Allereerst kom ik op de voorlopige uitspraak van de Raad van Europa als reactie op de klacht van de Protestantse Kerk in Nederland. Die klacht is gegrond verklaard. De Raad heeft daarmee een duidelijk signaal afgegeven aan de Nederlandse regering: niemand, ook geen uitgeprocedeerde asielzoeker, mag op straat worden gezet. Iedereen heeft recht op een menswaardig bestaan, op bed, bad en brood. Ik denk in dit verband ook aan de mensen die in de Vluchtkerk en het Vluchtkantoor zitten en die mogelijk weer naar andere locaties moeten uitwijken.

De heer Van Hijum (CDA):
De heer Voordewind heeft mij hierover een vraag gesteld en nu zou ik dezelfde vraag aan hem willen stellen. Betekent dit de facto dat hij vindt dat we de Koppelingswet wel kunnen afschaffen en dat dus iedereen eindeloos recht op opvang heeft?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
De burgemeester van Amsterdam heeft hier wijze woorden over gesproken. Hij heeft gezegd dat hij het in eerste instantie een probleem van het Rijk vond, maar er nu van overtuigd is dat, als je mensen daadwerkelijk wilt laten terugkeren en dat serieus wilt nemen, mensen dat niet vanaf de straat kunnen doen. Daar hebben zij een rustige, stabiele omgeving bij nodig. Burgemeester Van der Laan heeft een duidelijk pleidooi in de Kamer neergelegd om daarin te voorzien. Hij heeft de steun van het Rijk gevraagd om in ieder geval voor korte perioden deze mensen in Amsterdam te kunnen opvangen.

De heer Van Hijum (CDA):
Dat is niet echt een antwoord op mijn vraag. De heer Voordewind geeft nu aan wat burgemeester Van der Laan vindt, maar ik vroeg wat hij zelf vindt van de Koppelingswet en de vertrekplicht. Dat gaat over wet- en regelgeving die wij gewoon in Nederland zouden moeten hebben voor mensen die te horen hebben gekregen dat hun asielverzoek niet gehonoreerd is en dat zij moeten terugkeren. Vindt hij dat die mensen eindeloos, ongeacht of zij kwetsbaar zijn of niet, recht op opvang hebben?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
We hebben het over mensen die of niet terug kunnen of niet terug durven. Mensen die niet terug kunnen, hebben problemen met het verkrijgen van uitreispapieren die de ambassades moeten afgeven. Dat weigeren sommige ambassades. Ik heb mensen gesproken die dat al jaren proberen en in vreemdelingendetentie hebben gezeten. De PVV en de VVD kunnen doen alsof dat probleem niet bestaat, maar die mensen bestaan echt en zij hebben de vertegenwoordigers van beide partijen gesproken in de Vluchtkerk; dat weet ik. Deze mensen bestaan en hebben in de opvang, de azc's en in vreemdelingendetentie gezeten, maar kunnen voorlopig niet terug.

De heer Azmani (VVD):
Ik voel me toch enigszins aangesproken door dit verhaal van de heer Voordewind. Deze mensen kunnen niet terug. Ze hebben het geprobeerd bij de ambassades, maar krijgen de lp's niet et cetera. Als deze mensen meewerken aan terugkeer, dan zouden zij toch in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning rondom buitenschuld?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ja, als de wereld zo simpel in elkaar zou zitten als de heer Azmani doet voorkomen, dan wel. We weten echter dat daar maar 30 mensen per jaar voor in aanmerking komen, terwijl de groep veel groter is; het gaat om honderden. We weten dat mensen inderdaad hebben aangeklopt, dat ambassades geen verklaringen afgeven, dat ze geen reispapieren willen afgeven en dat het gaat om een geloofwaardig verhaal waaraan de IND echter twijfelt als zij hun inspanning hebben geleverd. Er is dus heel veel grijs gebied om uiteindelijk in aanmerking te kunnen komen voor een buitenschuldregeling. Daardoor zwerven deze mensen op straat.

De heer Azmani (VVD):
Ik vraag toch aan de heer Voordewind als lid van de ChristenUnie waarom hij deze mythe in stand houdt? Waarom biedt hij onder valse voorwendselen die strohalm aan mensen? Mensen kunnen ook hoop putten uit de uitspraken van een politicus die zegt dat ze hier toch mogen blijven, terwijl duidelijk is vastgesteld dat ze hier niet mogen zijn. Ze krijgen een verblijfsvergunning op het moment dat ze niet kunnen terugkeren. Waarom, dus, mijnheer Voordewind?

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik hoop toch echt dat de heer Azmani zijn mantra's dat het gelukzoekers et cetera zijn, achterwege laat. Deze mensen hebben gezichten. Deze mensen hebben verhalen. Deze mensen hebben zich ingespannen. Ik hoop echt dat de heer Azmani nog eens naar hun verhalen gaat luisteren. Deze mensen hebben enkele maanden, soms opgeteld wel meer dan anderhalf of twee jaar, in de vreemdelingendetentie gezeten. Daarna komen ze er weer uit. Natuurlijk vangt de staatssecretaris ze op zodra ze bereid zijn om terug te keren, maar na twaalf weken staan ze weer op straat. Dat weet de heer Azmani ook.

De heer Fritsma (PVV):
Dit soort teksten brengt het hele Nederlandse asielstelsel om zeep. Je moet het kaf van het koren kunnen scheiden. Je moet bij mensen kunnen bekijken of het echte vluchtelingen zijn of niet. Nu heb je een heel grote groep mensen, van wie de IND en de rechter herhaaldelijk hebben vastgesteld dat zij geen echte vluchtelingen zijn en dat zij moeten terugkeren naar het land van herkomst. Ze kunnen ook terugkeren, maar willen niet. Nogmaals, ik kan het niet vaak genoeg herhalen, de Dienst Terugkeer & Vertrek heeft aangeboden om over de mogelijkheden en onmogelijkheden te praten, maar deze mensen hebben gewoon niet eens gereageerd! Waarom — in hemelsnaam, zou ik bijna willen zeggen — neemt de heer Voordewind het voor deze mensen op? Hij is niet bereid om het kaf van het koren te scheiden. Daarmee helpt hij het hele asielstelsel gewoonweg om zeep.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
De heer Fritsma leeft in een zwart-witwereld. Hij denkt dat alle mensen in te delen zijn in categorieën. Ik heb twee dagen geleden nog een verhaal gelezen van een ex-ama die uitgezet is naar Somalië. Nederland verklaart dat land veilig. Hij kwam in Mogadishu terecht en raakte daar als zwervende jongere betrokken bij een bomaanslag die hij ternauwernood overleefde. Hij wordt door niemand opgevangen. De wereld zit gecompliceerd in elkaar. Ten eerste hebben wij te maken met een veranderd veiligheidsbeleid qua landen. Voorheen bestempelden wij Somalië als een onveilig land. Inmiddels is dat gewijzigd, maar de mensen durven niet terug. Dat kun je ze niet kwalijk nemen, want het zijn zeer gevaarlijke gebieden. Ten tweede zijn er nog steeds ambassades — de heer Fritsma kan dit ontkennen — die mensen niet erkennen. Ik ken verhalen van mensen die niet als Eritreër erkend worden, omdat men zegt dat zij Ethiopiër zijn of die niet erkend worden als mensen uit Sudan of die geweigerd worden bij de Iraakse ambassade. Ook China weigert nog steeds om mensen terug te nemen. De heer Fritsma kan wel zeggen dat ze er niet zijn, maar ze zijn er wel. Ze zwerven over straat.

De heer Fritsma (PVV):
Wat moeten wij met de rechtbanken doen? Moeten wij daar zwembaden of casino's van maken? De rechtbanken hebben zich al gebogen over al de dingen die u nu opsomt. U bent niet tevreden met de uitspraken van de rechter en dan zegt u tegen tienduizenden mensen dat zij zich maar niets moeten aantrekken van de rechterlijke uitspraken en dat zij maar gewoon hier moeten blijven. Wat is uw hoge toon over de rechtsstaat nog waard, als u het goedvindt — ik heb dit ook al aan de woordvoerder van de SP gevraagd — dat tienduizenden mensen zich niet aan rechterlijke uitspraken houden?

De voorzitter:
U bedoelt mijnheer Voordewind?

De heer Fritsma (PVV):
Ja, ik bedoel de heer Voordewind. Wat is de rechtsstaat nog waard? U hebt geen enkel recht van spreken over de rechtsstaat als u ervoor zorgt dat mensen …

De voorzitter:
Mijnheer Voordewind, mijnheer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):
… die uitspraken in de wind mogen slaan.

De voorzitter:
Mijnheer Fritsma, ik geef nu het woord aan de heer Voordewind voor het beantwoorden van uw vraag.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Mag ik een punt van orde maken?

De voorzitter:
Ik ga gewoon naar de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Mevrouw Gesthuizen maakt een punt van orde. Wij hebben de gewoonte om daar …

De voorzitter:
Nee, zij wil daarna een punt van orde maken, dus ik geef u het woord.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik weet niet waar mijnheer Fritsma is en in welke steden hij komt. Ik kom mensen tegen die het echt geprobeerd hebben en die in de vreemdelingendetentie van de Nederlandse Staat gezeten hebben. De overheid heeft maandenlang geprobeerd om deze mensen terug te sturen, maar het is haar niet gelukt. De heer Fritsma kent de situatie in Irak. Mensen kunnen noodgedwongen niet teruggestuurd worden naar Irak. Daar worden bonussen en geld tegenaan gesmeten, maar mensen kunnen nog steeds niet teruggaan. De heer Fritsma kan zijn ogen daarvoor sluiten, maar de mensen zijn er. De ambassades weigeren. Ik hoor geen oplossing van de heer Fritsma, behalve dat hij zegt: ze kunnen wel terug. Dan hebben wij dus een patstelling. Wat doet hij met de mensen die echt niet terug kunnen?

De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik had het over de mensen die niet terug kunnen vanwege een gebrek aan medewerking van de ambassades. Ik vraag de staatssecretaris of hij simpelweg aan het verzoek van burgemeester Van der Laan wil voldoen om te kijken of er praktische oplossing zijn voor de gemeenten om deze mensen eventueel tijdelijk een stabiele basis, een stabiel onderdak te geven, zodat er in alle rust alsnog gewerkt kan worden aan de terugkeer of andere praktische oplossingen.

Ik kom op de Syrische vluchtelingen. De staatssecretaris staat negatief tegenover de moties van de ChristenUnie en de PvdA om soepel om te gaan met visumaanvragen van Syrische vluchtelingen. Duitsland doet het wel. De staatssecretaris heeft juridische bezwaren. Wij zouden een quotum kunnen stellen. Wij zouden bijvoorbeeld kwetsbare groepen als ouderen en alleenstaande vrouwen met minderjarige kinderen voorrang kunnen geven in het bezoeken van Nederland of hun familie. Waarom wil de staatssecretaris niet kijken naar mogelijkheden? Kijk naar Duitsland. Je zou ervoor kunnen kiezen om de mensen hier twee jaar te laten zijn. Als je bang bent dat ze asiel gaan aanvragen, zou je die periode kunnen verlengen naar drie jaar. Je kunt dan afspreken dat men in die drie jaar geen asielaanvraag indient.

Ik kom op het kinderpardon. Ik ben de staatssecretaris en de coalitiepartijen dankbaar dat er inmiddels 630 kinderen met hun gezinsleden in Nederland mogen blijven. Ik zeg erbij dat meer dan de helft van de aanvragen is afgewezen. Het gaat om 1.800 aanvragen. Daaronder zitten 300 kinderen die niet onder het rijkstoezichtsvereiste vallen. In die groep zit Dennis, oorspronkelijk afkomstig uit Burundi. Hij is in Nederland geboren. Hij is in Nederland naar school gegaan. Dat is allemaal aan te tonen en toch moet ook hij straks worden uitgezet. Voorzitter, ik ga niet in op individuele gevallen, want ik weet dat u dat niet wilt, maar het geeft de situatie wel een gezicht. Mij gaat het om de bredere categorie van kinderen die ruimschoots aan de leeftijdscriteria voldoen, namelijk die vijf jaar, maar niet onder de regeling vallen. Ook waren zij bij de overheid in beeld, zoals wij dat in eerste instantie ook bedacht hadden. Ik vraag de staatssecretaris of hij coulance kan opbrengen voor deze categorie, in samenwerking met de gemeentes, om te zien of deze mensen daadwerkelijk in Nederland zijn gebleven.

Ik sluit af met de afhandeling van het generaal pardon. 28.000 mensen hebben een verblijfsvergunning gekregen en slechts aan fractie van hen, namelijk 6.790 mensen, hebben een naturalisatieverzoek kunnen indienen. 4.220 verzoeken zijn inmiddels ingewilligd. Dat is dus een fractie van het totaalaantal mensen dat inmiddels genaturaliseerd is. Dat komt omdat er onmogelijke eisen worden gesteld aan het achterhalen van een geboorteakte in het land van herkomst. Meestal is dat land te onveilig om te bezoeken. Is de staatssecretaris bereid om coulance te tonen voor deze groep en de naturalisatieverzoeken alsnog goed te keuren?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug