Bijdrage Joël Voordewind aan Algemeen Overleg Piraterij
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. De ChristenUnie heeft de brief van de minister gelezen en ziet inderdaad voortgang in de missie, zelfs goede vooruitgang. De bestrijding van piraterij verloopt steeds effectiever, er is betere samenwerking en coördinatie tussen de verschillende operaties, er is een verhoogde inzet van helikopters waarvoor we eerder al gepleit hadden, er is een consequente toepassing van best practices door reders en kapiteins en de transitconstructies zijn verbeterd en uitgebreid. Er is zelfs op Nederlands initiatief supported transit geïntroduceerd, een systeem waarbij schepen op afstand in de gaten worden gehouden. Indien nodig kan er dan snel assistentie worden verleend. Het percentage geslaagde kapingen is dan ook gedaald. Daarvoor mijn complimenten aan de minister van Defensie.
Ik lees dat de minister het belang onderstreept van het beschermen van langzame schepen, een belangrijk element in het vorige debat. Het is daarom goed dat de minister ook de inzet van militaire beveiligingsteams, de mbt's, zonder escorte als mogelijke optie blijft noemen en de haalbaarheid daarvan, ook internationaal, laat onderzoeken. Wanneer kan de uitkomst van dit EU-onderzoek verwacht worden, vraag ik de minister van Defensie.
In de brief van de rederijen lees ik nog wel enkele verschillen in opvattingen. Ik noem drie punten; misschien kan de minister erop ingaan waarom deze verschillen er nog steeds liggen. Ten eerste staat de doelgroep van supported transit in de brief van de minister beschreven als bedoeld voor zeer kwetsbare schepen die zich niet bij het konvooi kunnen aansluiten. De Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) bestempelt supported transit als geschikt voor minder kwetsbare schepen die harder dan tien knopen varen. Hoe verklaart de minister dit verschil?
Ten tweede sommen de rederijen een aantal acties op die Nederlandse koopvaardijschepen aan begeleiding hebben gehad, onder andere in Nederland zelf van twee schepen, van een Frans marineschip en een konvooi van drie Nederlandse schepen ondernomen door andere lidstaten dan EU-lidstaten. Ik begrijp het pleidooi van de rederijen niet. Misschien kan de minister daar een toelichting op geven, want ik begrijp ook dat de minister zegt dat niet elk schip van de rederijen individueel begeleid kan worden. Daar hebben we juist die group transits voor; zo is er een aflopende schaal tot aan persoonlijke begeleiding. Toch zie ik nog steeds ontevredenheid bij de rederijen. Kan de minister ingaan op de vraag waar het verschil zit? Over het punt dat de piraten 20 minuten weg moeten worden gehouden, zeggen de rederijen dat een periode van 45 minuten tot soms wel een paar uur nodig zou zijn. Hoe verklaart de minister dit verschil?
Ten derde, het verschil van mening met betrekking tot het aantal kwetsbare schepen. De minister heeft het in de brief over 34 schepen, de rederijen spreken nog steeds over 50 schepen per jaar. Is dat verschil te verklaren door bijvoorbeeld een laag vrijboord?
In de beantwoording van de schriftelijke vragen en ook in deze brief schrijft de minister dat de Franse optie niet bestaat. Hij schrijft dat deze optie al eerder ook door de Nederlanders is uitgevoerd. Onlangs hoorden wij toch dat Franse mariniers wel op vissersschepen zijn geplaatst zonder escorte. Moet deze methode nu toch niet internationaal onderzocht worden? Schijnbaar heeft Frankrijk wel de juridische mogelijkheden goed onderzocht om de Franse optie verantwoord te kunnen uitvoeren. Kan de minister hier een reactie op geven? Ook de Belgen hebben twee beveiligingsteams aan boord en zijn bereid om die in te zetten. Ik zie dat nog steeds als een mogelijkheid.
De rederijen vragen -- wij hebben dit al eerder aangekaart -- of er een strategie is bij de NAVO of bij Atalanta om gerichter naar de moederschepen van de piraten te kijken. Het is natuurlijk mooi als de piraten worden afgehouden, maar er zijn moederschepen van waaruit ze werken. Is er een strategie om die gericht aan te pakken?
Ik moet alweer afronden. Ik heb nog een aantal vragen. Hoe ziet de minister het Djibouti-proces? Het schijnt niet te vlotten. Een piratentribunaal, een hybride systeem, wordt onderzocht, maar moeten we niet veel meer inzetten op de versterking van de regionale capaciteit?
Ten slotte kom ik op het tegengaan van illegale visserij en de afvaldumping. Welke concrete maatregelen kunnen hier genomen worden?