Vervanging F16
Sinds 2005 hebben we in de Kamer niet meer over het project vervanging F-16 gesproken. De vervanging van de F-16 is een omvangrijk proces en vooral ook een kostbaar project. In de laatste brief van 29 februari 2008 staat dat de kosten op dit moment geraamd worden op 5,6 miljard euro voor de aanschaf van 85 toestellen. De risico’s worden verspreid, omdat het besluit tot aanschaf van het nieuwe toestel in delen is en wordt genomen.
Na het besluit deel te nemen aan de ontwikkelingsfase in 2002, volgt nu het besluit om deel te nemen aan de testfase met tegelijkertijd de intentie om twee testtoestellen aan te kopen, inclusief de bestelling van de long lead items. De kosten van deze fase worden ingeschat op 274,6 miljoen euro (incl. de prijs voor het tweede testtoestel). Zoals bekend zal de uiteindelijke beslissing over de aanschaf van de testvliegtuigen pas volgend jaar vallen.
Over de herijking van de business case en dus het afdrachtspercentage zal deze zomer gesproken worden. Daarvoor is nu eerst het kabinet en de industrie aan zet. De Kamer zal zich ongetwijfeld in het najaar gaan buigen over het behaalde resultaat. Het lijkt mijn fractie niet verstandig hierop vooruit te lopen.
De ChristenUnie heeft in 2002 de deelname aan de ontwikkelingsfase gesteund omdat ook wij vinden dat er een opvolger moet komen voor de F-16. Dat is nodig om ook in de toekomst volwaardig met vredesmissie mee te kunnen doen. Maar ook voor de bescherming van ons eigen luchtruim zijn de jachtvliegen van cruciaal belang. Het gaat hierbij ook om het zorgvuldig omgaan met belastinggeld en om de voordelen voor ons bedrijfsleven als het gaat om innovatie en arbeidsplaatsen.
Zoals in het coalitieakkoord is overeengekomen zal er nog een actualisering plaatsvinden van de kandidatenvergelijking, voordat een definitief besluit zal worden genomen over de aanschaf van de testtoestellen. Dat lijkt ons ook een goede volgorde. Het zal echter niet eenvoudig zijn om tot een goede kandidatenvergelijking te komen omdat we hierbij afhankelijk zijn van betrouwbare en vergelijkbare gegevens van de twee concurrenten van de JSF.
Ik ga ervan uit dat Defensie zijn uiterste best zal doen, ook in het belang van de belastingbetaler, om tot een zo reëel mogelijke vergelijking te komen.
Voorzitter ik kom tot een aantal resterende vragen en beperkt me expliciet daarbij tot de zaken die nu voor ons liggen namelijk de deelname aan de testfase.
1. Kostenstijging:
De Amerikanen hebben in 2006 besloten tot een verschuiving in het aankooppatroon en vanwege intern Amerikaanse budgettaire redenen de invoerreeks uitgespreid over een langere reeks van jaren. Dit heeft voor Nederland een kostenpost van € 206 miljoen tot gevolg. Deze moet “binnen de defensiebegroting” gevonden worden. Met andere woorden: een bezuiniging van 200 miljoen bij een van de krijgsmachtonderdelen of het personeel van ruim € 200 miljoen. Kan de staatssecretaris ons garanderen dat we dit niet nog een keer gaan meemaken? Welke middelen heeft hij om bij de Amerikanen ervoor te pleiten dit niet nog eens te laten gebeuren?
Nederland gaat, om dit in de toekomst te voorkomen, zich inzetten voor een vorm van Level Line Pricing (LLP). Op welke termijn verwacht de staatssecretaris dat hierover een besluit wordt genomen en van welke factoren is dit afhankelijk?
2. Aandeel opvolging F-16 binnen de jaarlijkse reserveringen bij Defensie:
Kan de staatssecretaris aangeven wat de jaarlijkse aanslag is op de reserves op de defensiebegroting als het gaat om de kosten die we maken m.b.t. de ontwikkelings- en straks de testfase, inclusief de 2 testtoestellen. Om hoeveel geld gaat het nu concreet bij de begroting 2008 en 2009? En worden de kosten van deelname aan de IOT&E uitgesmeerd over de jaren waarin deze fase loopt?
3. Vertraging:
Indien de ontwikkelingsfase uiteindelijk toch vertraging zal oplopen, zoals de Amerikaanse Rekenkamer voorspelt, welk effect zal dit dan op de testfase hebben? In de beantwoording staat dat dit geen effect zal hebben op de aanvangsdatum van de IOT&E fase, maar dat het wel tot een jaar verlenging kan leiden, indien de SDD fase ook met een jaar wordt verlengd (vraag 28). Zal dit dan ook tot extra kosten kunnen leiden?
4. Endlife Update:
In het najaar zal de Kamer nog geïnformeerd worden over de Endlife Update van de F-16. Gezien eerdere onderzoeken en nu ook het recente onderzoek van Noorwegen, verwacht de staatssecretaris nog met nieuwe informatie te komen die mogelijk zou kunnen leiden tot het langer in bedrijf houden van de F-16?
5. Italianen:
Ik begrijp uit de schriftelijke beantwoording dat de twee testtoestellen nog duurder kunnen worden als de Italianen afhaken voor deze fase. Wat is de kans dat dit gebeurt en om welke meerkosten zal het dan eventueel gaan? Is daar iets over te zeggen?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij hebben gisteren een goed debat gehad, waarin de voor- en nadelen nogmaals tegen het licht zijn gehouden door het kabinet, maar de Kamer heeft daar ook uitgebreid over gesproken, evenals over de deelname aan de SDD, breder dan alleen de testfase, en natuurlijk over de testfase.
Mijn fractie vindt het een logische stap dat wij nu doorgaan met de testfase, niet alleen omdat dit een logische stap is na de ontwikkelingsfase, maar ook gelet op het belang van de Nederlandse industrie en het belang van Defensie om kennis op te doen Dat is een unieke mogelijkheid die wij krijgen aangeboden door Amerika. Ik wijs voorts op het belang van de belastingbetaler, want wij weten dat alternatieven 200 mln. extra zouden kosten. Wat betreft de kandidatenvergelijking heeft mijn fractie er vertrouwen in dat Defensie dit met haar kunnen richting de onafhankelijkheid zal waarborgen. Mogelijk worden er ook externen bij betrokken. Wat dat betreft zie ik de brief van de staatssecretaris over twee weken vol vertrouwen tegemoet.