Europa als open concept
Waar houdt Europa op? Het is een vraag die, met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie, al vele malen gesteld is. Toenmalig bondskanselier Kohl zei ooit, dat Europa ophoudt waar de gotische kathedralen uit het landschap verdwijnen. Met de kandidatuur van Turkije voor lidmaatschap in het verschiet lijkt een dergelijke opvatting echter een gepasseerd station. Maar welke criteria spelen bij beantwoording van deze gevoelige vraag nu een rol? Een korte verkenning.
Uitbreiding
De uitbreiding van de Europese Unie met tien landen in 2004 lijkt niet aan de vraag naar de grenzen van Europa te raken. Dat landen als Polen, Slowakije en Cyprus erbij horen, zullen weinig mensen tegenspreken. In dat opzicht hebben we eigenlijk ook nooit een duidelijk antwoord op die vraag hoeven geven. Een blik vooruit leert echter, dat het heel goed mogelijk is dat op middellange termijn ook landen zullen willen toetreden die van oudsher niet helemaal tot onze cultuurregio worden gerekend. Slovenië zal niet de laatste Balkanstaat zijn die aansluiting zoekt; Kroatië dringt nu al aan en ook de andere republieken als Montenegro en Servië zullen op termijn volgen. Maar wat te denken van Moldavië, Albanië en Oekraïne? Op de (nu al actuele) mogelijke toetreding van Turkije wordt, niet alleen vanuit christelijke kring, met terughoudendheid gereageerd. Het gaat hier immers niet alleen om een land dat niet echt op ons continent ligt, het heeft tevens een islamitische bevolking en een zeer grote omvang. Daar staat tegenover, dat nu al een significant deel van de Europese bevolking een islamitische achtergrond heeft, en dat de beloften aan Turkije voor aansluiting teruggaan tot 1964. Een complexe discussie dus, die in de toekomst bij nieuwe toetreders vaker gevoerd zal worden.
Criteria
Wat zijn nu mogelijke criteria ter beoordeling van de potentiële kandidatuur van een land voor EU-lidmaatschap? In het kader van het debat over de toekomst van Europa wordt ook hieraan niet voorbijgegaan. Met het naderen van de zomer komt tevens het moment dichterbij dat de Europese Conventie onder leiding van Valery Giscard d’Estaing de ontwerpgrondwet voor de Europese Unie zal presenteren. In februari is er echter al een aantal conceptartikelen vrijgegeven, waarin al in het eerste artikel wordt gerefereerd aan de ‘grenzen’ van Europa. Artikel 1 lid 3 van de concepttekst verwoordt het als volgt:
“The Union shall be open to all European States whose peoples share the same values, respect them and are committed to promoting them together “.
Op het eerste gezicht een nogal open bepaling. Centraal lijkt te staan, dat het moet gaan om (1) staten die Europees zijn (geografische kwalificatie), (2) een bepaald waardepatroon hebben en (3) toegewijd zijn om dat waardepatroon uit te dragen, zowel intern als extern. Hoewel dit natuurlijk een concepttekst is, geeft het wel aan dat de discussie neigt te blijven hangen in ietwat vage vereisten, waarvan de beoordeling waarschijnlijk niet eenduidig zal zijn.
Wat bijvoorbeeld te denken van de eerste eis: een staat dient geografisch gezien Europees te zijn? De meest gangbare theorieën gaan ervan uit dat Europa zich ten noorden van de Zwarte Zee uitstrekt tot de Oeral, dat wil zeggen Rusland tot aan Jekaterinenburg. De prominente Britse historicus is, zoals veel van zijn collega’s, van mening dat Europa niet duidelijk begrensd is, maar ‘vervaagt’. Van dit ‘vervagen’ is volgens hem sprake in de Russische en Turkse vlakten. Rusland en Turkije zijn daarmee landen die niet geheel Europees genoemd kunnen worden, wat volgens de formulering in de conceptgrondwet lidmaatschap in de weg kan staan. Giscard d’Estaing heeft toetreding van Turkije dan ook tamelijk resoluut afgewezen. Toch is dit niet de enige invalshoek die wordt gekozen. Een decennium geleden nog gaf de beroemde Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington aan dat, wat hem betreft, Europa ophoudt daar waar de orthodoxe beschaving begint. Hoewel deze visie in principe overeenkomt met de scheiding waar de bovenstaande uitspraak van Kohl aan refereert, lijkt ze nu niet meer gangbaar. Het lijkt meer te verwijzen naar de scheiding tussen West Europa en de rest van het continent. In principe zou Griekenland immers met zijn sterke Grieks-orthodoxe kerk niet als echt Europees land gerekend mogen worden.
Terug naar de concepttekst. Ook het tweede en derde en derde criterium zijn moeilijk te duiden: wat wordt er nu precies bedoeld met Europese waarden? In conceptartikel 2 wordt een korte opsomming gegeven van die waarden: respect voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, de ‘rule of law’ en mensenrechten. Deze rechtstatelijke vereisten kunnen goed fungeren als toetsingskader. En zo fungeren ze reeds; de beginselen maken deel uit van de zogenaamde Kopenhagen-criteria, waaraan nieuwe lidstaten moeten voldoen alvorens ze kunnen toetreden. Turkije is op grond ervan nog niet klaar voor toetreding, en hetzelfde geldt in nog sterkere mate voor de eerder genoemde Oost-Europese landen. Maar de verankering van die waarden in bestuur en samenleving kan daar, net zoals het in West -Europa het geval is geweest, eenvoudigweg een kwestie van tijd zijn. De ontwikkelingen in veel voormalig communistische landen geven zelfs aan dat dit zelfs aanmerkelijk sneller kan gaan dan tien jaar geleden voor mogelijk werd gehouden.
Zelfingenomenheid
Nog los van de waarden waarnaar in het tweede en derde deel van het conceptartikel wordt verwezen, zij hier opgemerkt dat ook de geografische discussie gebonden is aan associaties. Politici uit Polen of Hongarije spreken niet graag van hun vaderland als ‘Oost- Europees’, maar hanteren de term ‘Midden-Europa’ of ‘Centraal-Europa’. Deze laatste term wordt eerder geassocieerd met democratisch en vrijzinnig, terwijl de term ‘Balkan’ voor velen bijvoorbeeld eerder synoniem is voor geweld en nationalisme. Het onderscheid tussen Europa en Azië heeft een soortgelijke gevoelige lading. Europa is dan beschaafd, verlicht en liberaal, terwijl Azië eerder harde, minder ontwikkelde en soms zelfs barbaarse samenlevingen zou hebben. De andere kant van deze associaties is, dat burgers buiten West-Europa ook vaak op geïdealiseerde manier naar Europa kijken. Als gemeenschap van welvaart en van waarden waarbij aansluiting moet worden gezocht, oefent het een sterke aantrekkingskracht uit, waardoor hervormingsprocessen in voormalig communistische landen worden bespoedigd.
Helaas verleiden deze stereotiepe beelden West-Europese politici wel eens tot de uitspraak dat de uitbreiding een soort ‘beschavingsoffensief’ is. De term is bij de huidige uitbreidingsronde ook meermalen gebruikt. In wezen is daarbij sprake van een aan arrogantie grenzende West-Europese zelfingenomenheid. Het staat buiten kijf dat, qua implementatie van democratie, goed bestuur en de bescherming van mensenrechten, toetredingslanden een inhaalslag hebben te maken. Het is echter zeer de vraag, of het economistische EU-model (waaraan elders in dit blad ook is gerefereerd door Goudzwaard en De Gaay Fortman) altijd als toonbeeld van beschaving kan worden gezien. Enige bescheidenheid in dit kader is dan ook meer dan gepast.
Raad van Europa
Voordat het kader van de EU als enige uitgangspunt wordt genomen, is het goed te kijken naar een andere pan-Europese organisatie. De Raad van Europa, opgericht ter bevordering van een grotere Europese eenheid, meer aandacht voor pluriforme democratie, de principes van de rechtstaat en de rechten van de mens biedt immers een breder perspectief. Een blik op de samenstelling van de Raad leert dat daar maar liefst 44 landen bij aangesloten zijn, waaronder Turkije en Rusland. En bovendien landen als Armenië, Azerbeidzjan en Georgië. Ervan uitgaand dat het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, het belangrijkste document van de Raad van Europa, als een representatieve neerslag van ‘Europese’ waarden mag worden beschouwd, waarom zou een zelfde grote groep dan niet uiteindelijk deel uit kunnen maken van de Europese Unie? De waarden en de geografische ligging waarover in artikel 1 lid 3 van de concepttekst wordt gesproken, zijn immers ook de basisvoorwaarden voor lidmaatschap van de Raad.
Hierbij moet worden gezegd dat de Raad van Europa een volstrekt andere instelling is dan de Europese Unie. De aard van de samenwerking binnen het kader van de EU gaat veel verder en dit heeft ook gevolgen voor het toetredingsbeleid. Toch behoren de leden van de Raad tot de Europese cultuurregio. Hij is daarmee, veel meer dan de huidige EU, een Europese organisatie in de breedste zin van het woord. Voor een perspectief op lange termijn, en daar gaat het in deze verkenning om, is het goed die brede opvatting niet uit het oog te verliezen.
Politieke verkenning
Bovenstaande verkenning maakt al duidelijk dat de vraag naar de grenzen van Europa in sterke mate een politieke is. Er zijn geen onomstreden wetenschappelijke criteria aan te leggen op grond waarvan duidelijke scheidslijnen te trekken zijn. In principe zouden alle landen die nu lid zijn van de Raad van Europa, ook lid van de Europese Unie kunnen worden. Erkenning van dit sterk politieke karakter geeft ruimte om de vraag aan te scherpen. Landen als Turkije, Oekraïne en Rusland kunnen dan niet geweerd worden omdat ze niet Europees zijn (ze zijn hoogstens niet West Europees), maar wel omdat hun toetreding wordt geblokkeerd door een tekort wat betreft rechtsstatelijke vereisten of als toetreding een onaanvaardbaar grote wijziging van de aard van de Europese Unie betekent. Het gaat bij dit laatste niet om de visie op de grenzen van Europa, maar om de visie op het doel en de aard van de EU als samenwerkingsverband.
In dat licht zal ook gekeken moeten worden naar de potentiële omvang van de Europese Unie. In het geval van de mogelijke kandidatuur van Turkije zijn goede politieke argumenten te noemen waarom het wel zou kunnen toetreden. Te denken valt aan gedane beloften, de steeds sterkere continentale oriëntatie van de staat en de bevolking, de voortrekkersrol die het land in zijn eigen regio zou kunnen vervullen, en de inhaalslag die het op veel gebieden reeds heeft gemaakt. Net zo goed zijn er argumenten tegen lidmaatschap aan te wijzen: de islamitische samenstelling van de bevolking en de daaruit voortvloeiende culturele verschillen met de overige EU-landen, de moeilijke ligging van het land (bijv. grenzend aan Irak), de vooralsnog onbevredigende situatie wat betreft mensenrechten en minderheden etc.
Een open en kritische houding
Voor landen als Oekraïne, Moldavië en Albanië zal in de toekomst hetzelfde moeten gelden, tenzij de EU een fort van West-Europese cultuur en belangen wil zijn. Ook vanuit christelijk oogpunt kan dit niet de insteek zijn. De EU is niet een christelijk, maar een politiek samenwerkingsverband, en ook een (op zich wenselijke) verwijzing naar het christelijke verleden van het continent in een grondwet zal daaraan niets veranderen. Wat dat betreft hoeft de christelijke politiek zich ook geen illusies te maken en is een realistische en kritische blik op de huidige EU ook gerechtvaardigd. Als de EU an sich voor de christelijke politiek geen doel in zichzelf kan zijn, dan geldt dit ook voor het West-Europese karakter van de huidige constellatie. Er zal daarom enige voorzichtigheid moeten worden betracht in het bij voorbaat afwijzen van mogelijke toekomstige lidstaten, al was het alleen al om anderen meer te laten delen in het goede dat de EU op bestuurlijk en economisch gebied in pacht heeft. Dat betekent niet dat elk land in de Europese cultuurregio op elk moment lid moet kunnen worden, maar wel dat een principieel open houding gewenst is, die gericht is op het bouwen van een stabiel en vreedzame regio in de wereld: Europa in de brede zin des woords.
Door Benjamin Anker, auteur van ‘Richting Europa’
Gepubliceerd in DenkWijzer 2003, 2
Reacties op 'Europa als open concept'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.