Bijdrage Stieneke van der Graaf aan het algemeen overleg Raad Algemene Zaken dd 19 november 2019
Bijdrage Stieneke van der Graaf aan een algemeen overleg met minister Blok van Buitenlandse Zaken
Kamerstuknr. 21501 – 02
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil twee onderwerpen aanstippen, namelijk de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader en de rechtsstatelijkheidsdialoog en de evaluatie daarvan die tijdens deze Raad plaatsvindt.
De Finnen hebben voorstellen naar buiten gebracht, ook over het MFK, waarin de brede contouren staan. Die wijken wel af van het Commissievoorstel. Ik heb daar een paar vragen over. De posten landbouw en cohesie worden in het Finse plan relatief verhoogd ten koste van de post overig. In die post overig zitten juist de onderwerpen waar Nederland meer prioriteit aan wil geven, zoals grensbewaking en innovatie. Een verlaging van die post zou bijvoorbeeld voor de Nederlandse wetenschap betekenen dat ruim een miljard euro minder wordt ontvangen vanuit de Europese Unie. Dit is juist een terrein waar Nederland meer terugkrijgt dan het betaalt. Ik zou graag van de minister weten of wij dat correct hebben door dit zo te stellen. Wat doet de minister als hij bij de Raad is? Gaat hij hier een punt van maken? Wij lezen dat hier niet inhoudelijk over gesproken zal worden, maar het lijkt me wel goed om dit punt aan te tekenen, juist in het kader van de onderhandelingen vanuit Nederland.
Voorzitter. Dan het punt over de rechtsstatelijkheidsdialoog die wordt geëvalueerd. We hebben in de Kamer eerder daarover gesproken, ook naar aanleiding van het rapport. Ik ben namens de commissie rapporteur geweest op dit onderwerp en heb aandacht gegeven aan de rechtsstatelijkheidsdialogen. Ik heb ook aangegeven dat het meer thematische besprekingen zijn, die eigenlijk meer inhoudelijk zouden kunnen worden. Het zou ook heel mooi zijn als de lidstaten elkaar zouden gaan bevragen. In de conceptconclusies van de Raad zie ik dat het die kant opgaat. Maar ik constateer ook dat er weerstand is. Wat is de inschatting van de minister ten aanzien van het krachtenveld hierbij? Wat verwacht hij dat er uiteindelijk uit zal komen als deze landen zich blijven verzetten tegen de conclusies? Ik lees terug dat er vooral gesproken wordt over een Belgisch-Duits voorstel rondom een peerreviewmechanisme. Vorig jaar heeft de Kamer een motie aangenomen van de heer Van Ojik, de heer Omtzigt en mij waarin staat dat de regering zich moet inspannen voor een peerreviewmechanisme. Hoort Nederland nou niet tot de mede-initiatiefnemende landen, of is Nederland daarbij op dit moment goed aangehaakt? Ik vraag mij af wat de kans van slagen is dat het mechanisme er daadwerkelijk komt. Nogmaals, als ik de conceptconclusies van de Raad lees, ben ik daarover hoopvol gestemd, maar als ik de berichten over het krachtenveld meeneem, ben ik iets anders toegedaan. Ik vraag me af wat de inzet van de minister zal zijn op dit punt.