Bijdrage Stieneke van der Graaf aan het plenair debat over de Verzamelwet Brexit
Bijdrage Stieneke van der Graaf aan een plenair debat met minister Blok van Buitenlandse Zaken
Kamerstuknr. 35084
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel voor het woord, mevrouw de voorzitter. The Story of Brexit. Dat is de titel van een boekje dat ik deze kerstvakantie heb gekocht toen ik in Londen was. Het boekje toonde mij aan dat de Britten, ondanks de chaotische situatie waar ze in zitten, vol met onzekerheid en onduidelijkheid, hun humor nog niet hebben verloren. Ik heb het bij me. Als u het wilt inzien of even een stukje mee wilt lezen, dan kan dat. Het is ontzettend geestig. De Britten beschrijven daarin ook dat het heel ingewikkeld is om binnen de Europese Unie te zijn. Maar als je eruit stapt, is het zo mogelijk nog ingewikkelder. Gelukkig leek de keuze op het stembiljet helemaal niet zo ingewikkeld. Maar ze kwamen bedrogen uit.
De laatste weken, of eigenlijk al een veel langere periode, konden we zien dat veel grote bedrijven hun vertrek uit het Verenigd Koninkrijk aankondigen. Dat baart natuurlijk zorgen. De Britten zijn op dit moment dus niet te benijden. De ChristenUnie ziet ze dan ook niet graag vertrekken uit de Europese Unie. Het is ook nog niet duidelijk of het doorgaat en op welke wijze het dan doorgaat. Dat bleek afgelopen week weer. De onduidelijkheid en de onzekerheid blijven voor hen bestaan. Toch is het nodig dat we ons als Nederland ook voorbereiden op wat er mogelijk komen gaat. Als de Britten uit de Europese Unie vertrekken zonder de afspraken die in de deal zijn overeengekomen, dan zal het Verenigd Koninkrijk niet langer als EU-lidstaat kunnen worden gezien. Dat brengt allerlei gevolgen met zich mee, voor de rechten van burgers, op het gebied van transport en logistiek, voor de douane, voor sectoren als de visserij, voor de beschikbaarheid van geneesmiddelen, voor beroepskwalificaties, en ga zo maar door.
De regering heeft de Verzamelwet Brexit ingediend om hierop te kunnen anticiperen. Zo regelt deze wet een aantal hele specifieke zaken, bijvoorbeeld ten aanzien van de Britse rijbewijzen en de geldigheid daarvan als de brexit eenmaal een feit is, maar ook ten aanzien van uitkeringen, bijvoorbeeld voor mensen die zich in Nederland of in het Verenigd Koninkrijk bevinden en die kinderbijslag ontvangen of die een uitkering ontvangen uit de Algemene nabestaandenwet of de Ziektewet. Ik vraag de minister om toe te lichten wat dat uiteindelijk in de praktijk zal gaan betekenen. Kunnen mensen die nu een uitkering krijgen op basis van een van de regelingen uit de sociale zekerheid, die uitkering behouden? Wat gaat de regering doen om daarvoor te zorgen?
Dat waren een paar heel concrete voorstellen. Het wetsvoorstel vond ik eerlijk gezegd wel een beetje wonderlijk in elkaar steken. Op een paar onderwerpen worden er heel concrete voorzieningen getroffen. Daarnaast is er een heel ruime machtigingsbepaling opgenomen in artikel X, die de regering een heel ruimte bevoegdheid geeft om eigenlijk op alle terreinen voorzieningen te kunnen treffen bij AMvB of ministeriële regeling en daarbij ook af te wijken van al bestaande wetten. De regering heeft dat gedaan omdat zij denkt niet alle situaties nu al te kunnen overzien. Op zichzelf kan ik me daar wel wat bij voorstellen: er kan zich misschien een situatie voordoen waarin een acute noodsituatie ontstaat. Ik kan het niet verzinnen en vraag de minister om nog eens te proberen aannemelijk te maken voor deze Kamer waarom hij denkt dat het nodig is om daar een voorziening voor te treffen. Maar ik kan me best voorstellen dat we op dit moment gewoon niet alles kunnen voorzien.
Artikel X heeft de afgelopen periode wel heel veel stof doen opwaaien. De Kamer, en ook de ChristenUnie, was heel kritisch op dit artikel. Daarom heeft de regering het wetsvoorstel al twee keer aangepast. Er is in het wetsvoorstel niet meer alleen sprake van onaanvaardbare gevolgen, maar ook van onomkeerbare gevolgen. Dat is een aanscherping. Er zijn ook twee aanpassingen voorgesteld die de betrokkenheid van het parlement vergroten als er een AMvB of een ministeriële regeling wordt vastgesteld. Dat zijn stappen in de goede richting, maar de ChristenUnie ziet nog wel een aantal cruciale punten die nodig zijn om dit wetsvoorstel echt stevig te verbeteren.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik ben het natuurlijk zeer eens met wat de collega zegt, namelijk dat de wet zoals die er nu ligt, niet goed is, juist omdat die de bevoegdheden van het parlement ver inperkt, zonder dat we eigenlijk weten waarom. Zou ik mogen vragen: steunt mevrouw Van der Graaf de amendementen van ik meen de heer Verhoeven en de heer Omtzigt die voorliggen? Als dat op dit moment al mag.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Mevrouw Ploumen mag die vraag zeker stellen, maar ik had naar aanleiding van die amendementen eigenlijk nog een vraag.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dan kom ik er later op terug.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat lijkt me heel goed, want het lijkt mij een conclusie die wij pas in de tweede termijn kunnen gaan trekken. Dan zal ik er iets duidelijker over zijn.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Zo lang hoeft het niet te wachten.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Een van de voorstellen is om de periode in te perken waarin dit artikel van stal kan worden gehaald. Dus van een jaar, zoals de regering voorstelt, naar een halfjaar. Ik zou de vraag aan de minister willen stellen hoe hij daartegen aankijkt. Is dat voldoende tijd om te kunnen voorzien of er zich onverwachte en onvoorziene situaties voordoen? Daarop zou ik graag een toelichting van de minister willen. Daarom zeg ik: ik kom er in tweede termijn op terug, als u het goedvindt.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dan stel ik toch mijn vervolgvraag. Mocht de minister een antwoord geven dat niet helemaal past bij uw inzet, zeg ik via de voorzitter, en mochten de amendementen niet worden aangenomen, wat zou dat dan kunnen betekenen voor uw steun voor de wet? Kunt u iets van een doorkijkje op dat punt geven?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De ChristenUnie vindt op dit moment het wetsvoorstel zoals dat is neergelegd en de machtigingsbepaling te ruim gedefinieerd. Daarom heb ik twee amendementen ingediend, om die in te in te perken.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij zijn we allemaal op zoek naar het aanpassen of schrappen van artikel X, maar in ieder geval, vanuit de wens tot een democratisch proces, naar grip op wat de regering al dan niet in onvoorziene situaties noodzakelijk acht. Het kan zijn dat bij de stemming geen enkel amendement wordt aangenomen en dat artikel X blijft zoals het is. Dan stemt de ChristenUnie dus tegen het wetsvoorstel?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb aangegeven dat ik de minister wil vragen om nog eens aannemelijk te maken waarom hij de machtigingsbepaling van artikel X nodig heeft. Die toelichting van de minister heb ik echt nodig om die beoordeling te kunnen maken. De ChristenUnie acht het echt noodzakelijk dat we de machtigingsbepaling zoals ze nu is geformuleerd, niet alleen in tijd of duur te kunnen inperken, maar ook op de inhoud. Dat wil ik even toelichten bij mijn amendementen. Een van die amendementen heb ik samen met mevrouw Leijten ingediend, dus mevrouw Leijten houdt er stiekem al rekening mee dat artikel X misschien toch blijft bestaan. We willen ervoor zorgen dat het artikel in ieder geval regelt dat er niet van de Grondwet wordt afgeweken. Het is wel de bedoeling van de regering om dat niet te doen, maar uit de toelichtingen die de regering geeft, lijkt daar toch ruimte voor te bestaan. Ik vind het heel erg belangrijk en cruciaal dat we expliciet in het wetsvoorstel opnemen — want de wet regelt en niet de toelichting — dat we bij het treffen van een noodmaatregel niet van de Grondwet mogen afwijken. Daarbij vind ik mevrouw Leijten aan mijn zijde.
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, heeft u een vraag over uw eigen amendement?
Mevrouw Leijten (SP):
Nee, de reden waarom ik het een heel zinvol amendement vind, is dat je met die toevoeging eigenlijk de machtigingsbepaling om zeep helpt. Ik hoop natuurlijk dat het wordt aangenomen. Dat lijkt me evident.
Mevrouw Van der Graaf zegt: ik heb echt nog meer toelichting van de minister nodig. We hebben vóór deze bespreking natuurlijk een schriftelijke behandeling gehad. Niet alleen de SP en de ChristenUnie, maar eigenlijk alle andere partijen — alleen de VVD heeft er geloof ik niet naar gevraagd — waren heel kritisch. Die zorgen zijn niet echt weggenomen. We staan hier namelijk allemaal te vragen om nog meer toelichting: overtuig ons nou dat het nodig is!
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Leijten (SP):
Wat is er precies nodig om mevrouw Van der Graaf vandaag te overtuigen?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Net als mevrouw Leijten heb ik een kritische inbreng gehad over het wetsvoorstel zoals dat naar de Kamer is gestuurd. Ik heb gezien dat de regering heeft ingezien dat ze niet kon doorgaan met wat er lag, en dat het verstandig was om een aantal aanpassingen aan te brengen. De aanpassingen die de regering heeft gedaan, vind ik goed. Ze wil het parlement er meer bij betrekken. Ook is er een aanscherping op de inhoud: in welke situaties kun je de maatregel van stal halen? Maar voor de ChristenUnie is het niet voldoende. Daarom heb ik die amendementen ingediend. Ik hoop dat ze allebei worden aangenomen. Het tweede zal ik zo meteen toelichten. En ik hoop daarbij op de steun van mevrouw Leijten.
De heer Van Raan (PvdD):
Ik heb een vraag over het eerste amendement. Kan mevrouw Van der Graaf aangeven onder welke omstandigheden je van de Grondwet of van een internationaal verdrag mag afwijken? Welke omstandigheden zijn dat?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De ChristenUnie vindt dat je daar niet van mag afwijken. Het amendement regelt dat je niet afwijkt van de Grondwet. Dat is een bepaling die wij ook kennen uit de Gemeentewet. Op het moment dat de burgemeester een noodverordening wil afkondigen, mag hij daarbij afwijken van wetten, maar niet van de Grondwet en van grondrechten.
De heer Van Raan (PvdD):
In deze context zegt mevrouw Van der Graaf dus: je mag gewoon niet afwijken van de Grondwet, ook niet in deze wet. Als het amendement niet wordt aangenomen, kan dus kennelijk wél worden afgeweken van de Grondwet. Dat betekent dus dat u dan de wet niet kan steunen. Heb ik dat goed begrepen?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Laat ik daar het volgende over zeggen. De regering heeft in de toelichting aangegeven dat ze niet wil afwijken van de Grondwet, maar de regering heeft dat op zo'n manier verwoord, dat er ook een beetje onduidelijkheid bestaat over de vraag of het uit de kast trekken van een noodmaatregel nu wel of niet een inperking van de grondrechten kan inhouden. Ik wil dat graag expliciteren. Ik wil dat duidelijk maken, omdat je niets iets bepaalt in de toelichting op de wet. Je regelt iets niet in de toelichting op de wet, maar in de wet. Als de regering dat opschrijft, ga ik ervan uit dat het eigenlijk niet haar bedoeling is dat de regering daar een positief oordeel over zou kunnen gaan geven, laat ik het zo maar zeggen. Anders denk ik dat we hier in dit huis een heel groot probleem hebben.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, de heer Van Raan.
De heer Van Raan (PvdD):
Laten we dan in ieder geval vaststellen dat het best bijzonder is dat een regeringspartij kennelijk niet helemaal overtuigd is van wat een regering, waarvan ze zelf deel uitmaakt, doet. Nou, dat kan. Dat mag ook; dat is helemaal niet zo erg. Maar laten we dan ook vaststellen wat mevrouw Van der Graaf hier wel zegt, want dat is best belangrijk: het amendement niet aangenomen, geen steun voor de wet. Dat is mooi.
De voorzitter:
De heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, ik wachtte even op het antwoord. Maar daar ga ik natuurlijk verder niet over.
Mevrouw Van der Graaf kiest haar woorden zorgvuldig en zegt: ik waardeer dat het kabinet een aantal zaken heeft aangepast, maar het is wat mij betreft niet voldoende. En ze zegt: ik acht het noodzakelijk dat een aantal voorstellen voor verbetering, die ik soms samen met anderen heb gedaan, in de wet worden aangebracht. Dat kan dan toch alleen maar betekenen dat je deze wet geen steun geeft als datgene wat noodzakelijk is, niet gebeurt? Met andere woorden, dat je dan tegen deze wet stemt? Dat is toch de enige conclusie die de Kamer dan kan trekken?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Volgens mij ben ik heel duidelijk. De ChristenUnie vond het wetsvoorstel zoals de regering dat naar de Kamer had gestuurd, onvoldoende. De regering heeft een paar aanpassingen gedaan en die vinden wij verbeteringen, maar de ChristenUnie vindt het erg belangrijk dat we in het wetsvoorstel nog een aantal aanpassingen doen om beter te regelen voor welke situaties deze wet van stal kan worden gehaald. Dat vind ik noodzakelijk, ook om steun te kunnen verlenen aan deze wet.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik heb inderdaad heel goed geluisterd, maar ik voel me wat onzeker, omdat mevrouw Van der Graaf kennelijk niet datgene wil zeggen waarvan ik denk dat het volstrekt automatisch voortvloeit uit de woorden die ze gebruikt. Vandaar mijn vraag: als wat u noodzakelijk vindt, niet gebeurt, kan dat toch alleen maar betekenen dat u tegen de wet stemt? U gaat uiteraard over uw eigen antwoorden, maar dat kunt u dan toch bevestigen?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik zou gewoon tegen de heer Van Ojik willen zeggen: we zijn hier momenteel bezig met de wetsbehandeling en een beraadslaging in de Kamer. De regering heeft een standpunt, een voorstel neergelegd. Wij vinden daar wat van. U vindt daar wat van. Daar hebben we het nu met elkaar over. Ik heb mijn punten neergelegd, maar ik heb nog geen reactie van de regering vernomen bij deze wetsbehandeling. Ik ben ook erg benieuwd naar de visie van de regering daarop.
De voorzitter:
Dan stel ik eigenlijk voor dat u verdergaat.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Volgens moeten we gewoon de wetsbehandeling met elkaar doen. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd: op dit moment is het onvoldoende voor de ChristenUnie. Wij willen graag een aanscherping en daar hebben we voorstellen voor gedaan.
De voorzitter:
De minister moet inderdaad nog. Gaat u verder.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb één amendement al toegelicht. En dat gaat niet af van mijn spreektijd, want ik zie dat dat bij mijn interruptie is gerekend.
Ik zal nu het andere amendement toelichten. Dat is een amendement dat ik samen met collega Omtzigt van het CDA heb ingediend. Wij vinden het ontzettend belangrijk om te benadrukken dat we als wetgever goed nadenken over de wetten die we met elkaar hebben vastgesteld. In sommige wetten zijn extra zorgvuldigheidseisen opgenomen, extra waarborgen om er zeker van te zijn dat als er een noodmaatregel of een maatregel moet worden getroffen, dat op een zorgvuldige en goede manier wordt gedaan. Daar hebben we goed over nagedacht.
Op het moment dat je in het kader van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie voor een situatie komt te staan waarbij je af zou moeten wijken of een aanvulling zou moeten doen, dan moet je, vinden wij, eerst kijken naar die specifieke wet waarin die extra zorgvuldigheidseisen misschien wel zijn opgenomen. Dan gaat díe wet voor om dat te regelen. Als die niet voldoet of volstaat, dan pas mag je kijken naar artikel X in deze Verzamelwet Brexit. Ik vind het erg belangrijk om die volgorde aan te brengen.
Daarbij regelt het amendement dat artikel X gewoon een uitzonderlijke bepaling is om in te zetten. Alleen als er sprake is van een acute noodsituatie — ik heb het in het amendement "terstond intredende onaanvaardbare gevolgen die dat noodzakelijk maken" genoemd — mag de regering daarnaar grijpen. Ik heb daarbij het voorbeeld gegeven van levensbedreigende situaties. Dat is het voorbeeld dat de minister hierbij ook steeds aanhaalt. Het regelt daarnaast dat de regering altijd nadrukkelijk moet motiveren waarom het nodig is om dit artikel, artikel X, als grondslag te gebruiken voor een noodmaatregel.
Voorzitter. Ik kom bij mijn laatste punten. De regering heeft sinds het referendum dat in het Verenigd Koninkrijk heeft plaatsgevonden de gelegenheid gehad om te inventariseren wat de mogelijke wettelijke gevolgen zouden zijn van een uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. Ik vraag de minister wanneer nou precies begonnen is met die inventarisaties, wat daaruit is gekomen en of hij bereid is om die uitkomsten met de Kamer te delen. Ik vraag hem, ook in het kader van het wetstraject waar we nu mee bezig zijn, of er inmiddels voorbereidingen zijn getroffen ten aanzien AMvB's of ministeriële regelingen en, zo ja, op welke terreinen. Welke stappen zijn er ondernomen sinds duidelijk werd dat het Britse parlement de brexitdeal mogelijk niet zou steunen? Zijn naar aanleiding daarvan nog nieuwe inzichten verworven?
Dan sluit ik af, voorzitter. De Britten zijn misschien wel in grote onzekerheid — er is veel onduidelijkheid en het lijkt ook een chaos — maar toch ben ik ervan onder de indruk hoe de regering in het Britse koninkrijk haar inwoners en haar bedrijven informeert over de gevolgen voor hun specifieke situatie als het Verenigd Koninkrijk uit de Unie vertrekt, met een deal of zonder een deal. Ik vind dat we daar in Nederland van kunnen leren, want ook bij ons hebben inwoners en bedrijven veel vragen. Ik vind dat de regering hier meer werk van moet maken. Ik vraag een reflectie hierop van de minister. Wat voor mogelijkheden ziet hij om daaraan tegemoet te komen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Graaf.