Bijdrage Joël Voordewind aan het plenaire debat begroting Immigratie & Asiel.

dinsdag 15 november 2011

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joel Voordewind in een plenair debat inzake het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2012 (onderdeel Immigratie en Asiel) (33000-VII).

Onderwerp:    Onderdeel Immigratie en Asiel van de begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Kamerstuk:    33000 – VII

Datum:             15 november 2011

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Gisteren mocht ik de Pauluskerk in Rotterdam bezoeken, althans een vervangende ruimte, want de Pauluskerk zelf bestaat niet meer, maar wordt wel opnieuw opgebouwd. Vorige week werd de leiding van de Pauluskerk door de gemeente gesommeerd om te stoppen met de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. In de Pauluskerk ving men twintig asielzoekers op. De meesten daarvan willen wel terug, maar kunnen niet terug. Zij vallen onder de zogenoemde "buitenschuldgroep", hoewel zij dit stempel nog niet hebben, want anders hadden zij een vergunning gehad. De burgemeester vindt dat de opvang een taak van de minister is, maar die geeft niet thuis en dus kwamen de twintig asielzoekers op straat te staan. Ik sprak daar met een asielzoeker uit Noord-Afrika; ik kan het land niet noemen. Hij was in Libië beland als gastarbeider en een paar maanden geleden gevlucht naar Italië, en van Italië naar Nederland. De ambassade van zijn land van herkomst werkte niet mee aan zijn terugkeer. Hij zou als landverrader worden gezien op het moment dat hij asiel zou aanvragen en dat zou grote problemen opleveren voor zijn moeder en zijn zus.

Dit is typisch zo'n situatie waarin iemand tussen wal en schip terechtkomt en niet meer in aanmerking komt voor opvang of de begeleidende zorg daarbij, terwijl hij wel welwillend om naar andere mogelijkheden te kijken. In principe vangt Nederland deze mensen niet meer op, hoewel sommige kansrijke buitenschuldgevallen wel in de VBL's kunnen worden opgevangen, als er tenminste rijkelijk zicht is op terugkeer. De meesten verdwijnen echter in de illegaliteit of komen terecht bij de organisaties die hen wel willen opvangen. Deze groep krijgt grotendeels geen opvang van de minister, ondanks allerlei mensenrechtenverdragen die Nederland ondertekend heeft en die ons verplichten om iedereen onderdak, voedsel en zorg te verlenen. Deze rechten van ongedocumenteerden zijn inmiddels bevestigd door internationale toezichthoudende organen, nationale rechtbanken, de Centrale Raad van Beroep en het gerechtshof in Den Haag. De minister heeft inmiddels zijn beleid moeten herzien op basis van artikel 8 van het EVRM en het Kinderrechtenverdrag: gezinnen worden inmiddels wel opgevangen in de VBL in Katwijk; de heer Spekman had het daar onder anderen over. Het kan dus wel. Er kan een wijziging in het beleid voorkomen. Ik verzoek de minister dan ook om nogmaals te kijken naar deze asielzoekers die wel terug willen, maar op dit moment niet terug kunnen omdat het land van herkomst daaraan geen medewerking verleent. Graag een reactie van de minister, anders overweeg ik sterk een motie op dit punt.

Ik zou graag inhoudelijk het debat met de minister voeren als wij hier aanstaande donderdag verder over spreken; dat is vandaag ook redelijk gelukt. Wat de ChristenUnie betreft zou het debat niet moeten worden gedomineerd door allerlei streefcijfers. Het zou vooral moeten gaan over de kwaliteit van de procedures en de opvang. Het gaat namelijk om mensen, die van huis en haard verdreven zijn en hier terecht zijn gekomen. Soms zijn het inderdaad gelukszoekers, soms zijn het slachtoffers van mensenhandel en soms zijn het werkelijke vluchtelingen. Wij moeten heel secuur met deze mensen omgaan om te zien welke mensen vluchtelingen en welke mensen gelukszoekers zijn. Ik ben het met de minister eens dat wij in Nederland niet iedereen kunnen opvangen, maar wij hebben wel de verantwoordelijkheid en de plicht om hier heel secuur mee om te gaan.

Vorig jaar sprak de minister over een asielbeleid dat een selectieve migratie voorstaat en voor snelle en duidelijke procedures is, maar daarbij benadrukte hij ook de rechtvaardigheid van het asielbeleid. Hij heeft de term “rechtvaardigheid” nog een keer vertaald in het inmiddels berucht geworden artikel in Christen Democratische Verkenningen. Daarin schrijft hij: "Mensen die in een uitzichtloze situatie verkeren, op de bodem van het bestaan, willen we helpen. Dat is voor mij rechtvaardigheid en zo probeer ik het voor mijzelf in te vullen." Dat zijn woorden die ook de ChristenUnie zeer herkent en onderschrijft en ik geloof ook echt dat de minister het voor zichzelf zo wil zien, maar de vraag is in hoeverre hij de ruimte krijgt om die rechtvaardigheid inhoud te geven in de gedoogconstructie.

Ik noem een aantal voorbeelden waarbij ik zie dat de minister redelijk in de klem komt. Hoeveel ruimte heeft de minister voor rechtvaardigheid als hij volgens het regeer- en gedoogakkoord maar zeer terughoudend gebruik kan maken van de discretionaire bevoegdheid? "Terughoudend", dat is een term die in eerdere regeerakkoorden niet terugkwam.

Hoeveel ruimte heeft de minister als hij van de PVV de illegaliteit strafbaar moet stellen? Wat levert dat de mensen op? Komen zij daardoor niet onnodig in een zeer onwenselijke situatie terecht? Worden zij niet onnodig gecriminaliseerd en gemarginaliseerd? Hoe kan de minister dat dan toch onderschrijven terwijl minister Donner daar een heel uitgebreide notitie over heeft geschreven, waarin staat dat het niet werkbaar, onwenselijk en overbodig is om illegalen strafbaar te stellen?

Ik geef een derde voorbeeld. Hoeveel ruimte heeft de minister voor een rechtvaardig beleid als de PVV dreigt de steun voor het kabinet in te trekken als er geen daling van de immigratiecijfers in 2012 komt? Gelukkig heeft de heer Fritsma vandaag gezegd dat dat helemaal niet substantieel hoeft. Het kan ook 1% of 2% zijn. Dat is een geruststelling, maar dit zwaard van Damocles hangt wel degelijk boven het hoofd van de minister. De minister wil in zijn ziel misschien wel rechtvaardig beleid voeren, maar voelt hier de hete adem van de PVV in zijn nek.

De ChristenUnie vindt dat wij tot een rechtvaardig beleid moeten komen. Zij wil de minister daartoe een handje helpen. Ik zie dat er beweging in het dossier zit. Wij hebben weliswaar met kunst en vliegwerk het een en ander bij de minister moeten aangeven, maar uiteindelijk is er een regeling gekomen voor Sahar, een meisje uit Afghanistan. De minister is met hulp van de Kamer toch tot een rechtvaardige regeling voor haar en nog een honderdtal meisjes gekomen. Wij hebben de minister ook zien worstelen als het gaat om Mauro. De ChristenUnie vindt het resultaat zeer mager, terwijl voor dezelfde groep een zogenaamde "kleine regeling" had kunnen worden getroffen. Het ging om twintig pleegkinderen in dezelfde situatie als Mauro. Wij hebben gezien dat dat geen steun van het CDA kon krijgen. Ik zie nog steeds een opening bij het CDA, gezien de resolutie van het CDA-congres, die in lijn ligt met het wetsvoorstel van Spekman en ondergetekende. Ik zie uit naar het debat dat wij daarover gaan voeren. Dan voeren wij het debat niet op incidenten, op individuen, maar echt op beleid. Dan proberen wij het hart van de rechtvaardigheid in het vreemdelingenbeleid te krijgen.

Ik kom op asielzoekers die wachten op uitsluitsel van de IND. Ik heb er al eerder voor gepleit om deze mensen ruimhartiger in staat te stellen om te gaan werken. Daar is een begin mee gemaakt. De minister heeft de mogelijkheid toegestaan om zes maanden te werken. Wij zien heel veel administratieve barrières, waardoor maar een heel klein gedeelte, 20%, daadwerkelijk gebruik kan maken van de mogelijkheid om tot een zinvolle tijdsbesteding te komen, om daadwerkelijk inkomen via arbeid te bewerkstelligen. Is de minister bereid om samen met het CWI en het COA actief te bezien en te bemiddelen om meer mensen aan het werk te krijgen in de tijd die zij moeten wachten?

De heer Knops (CDA):

De heer Voordewind was misschien niet helemaal zorgvuldig in zijn bewoordingen, maar hij sprak van arbeid en een zinvolle tijdsbesteding. Met dat laatste ben ik het helemaal eens, maar volgens mij kan dat ook al. Als wij gaan praten over betaalde arbeid -- de heer Voordewind sprak zelfs van het voorzien in eigen inkomen -- kunnen wel bepaalde verwachtingen worden gewekt. Ik denk aan de worteling die kan ontstaan. Dat moeten wij toch niet willen?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Misschien kan ik de heer Knops geruststellen. Met de huidige regelingen mag het, maar het probleem is dat er heel weinig gebruik van kan worden gemaakt, ook omdat het in de tijd beperkt is. Dat is ook een klacht van de werkgevers. Zij zeggen: wij beginnen er meestal niet aan omdat wij heel veel procedures en stappen moeten organiseren om iemand in een asielzoekerscentrum bij ons te laten werken. Daar zijn veel stappen voor nodig; het kost veel tijd. De mensen zijn bovendien maar een beperkte tijd beschikbaar. Daarom kijken werkgevers vaak de andere kant op, terwijl de mensen vaak met een hoop potentie naar Nederland komen. Zij krijgen een groot gat in hun arbeidsverleden als zij hier één, twee en soms drie jaar moeten wachten.

De heer Knops (CDA):

Is de heer Voordewind het dan niet met mij eens dat er, als je die procedures wilt inkorten omdat je die mensen sneller duidelijkheid wilt geven en minder lang wilt laten wachten, sprake is van spanning als je hen tegelijkertijd wilt laten werken of iets wilt laten doen rondom werk?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

In een kabinet waarvan onze partijen allebei deel uitmaakten, hebben wij werk gemaakt van een verkorting van de periode. Dat blijft de ChristenUnie voluit steunen, maar de praktijk is ook wel eens zo dat mensen hier nog wel een jaar kunnen zitten. Ik heb het zojuist over de categorie gehad die misschien wel terug wil maar niet terug kan. In die periode zou het, vooral als er bijvoorbeeld nog uitzicht op is om in Nederland aan de slag te gaan, heel verstandig zijn als wij die mensen niet voor de geraniums laten zitten maar hun potentieel juist inzetten op de Nederlandse arbeidsmarkt.

De heer Knops (CDA):

Dan heeft dit interruptiedebatje toch iets opgeleverd, omdat u nu heel duidelijk aangeeft voor welke categorie u dit wilt. Voor die categorie kan ik mij dat heel goed voorstellen, want als het dienstig is om iemand elders een nieuwe start te laten maken, moeten wij dat zeker doen. Wij moeten echter oppassen voor het creëren van verwachtingen en voor het bijna ertoe stimuleren van mensen om de procedure ook van hun kant te rekken omdat dat werk heel aantrekkelijk is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben het helemaal met de heer Knops eens dat daar geen rechten aan verleend mogen worden. Ik weet dat die discussie hier eerder is gevoerd en dat er een probleem was bij het opbouwen van rechten in de WW. Waar een wil is, is echter een weg. Als wij de bestaande mogelijkheden willen benutten -- wat mij betreft, zou dat ook voor een langere periode kunnen zijn dan zes maanden, moet er dus een mouw aan te passen zijn om die WW-rechten niet zodanig vorm te geven dat zij recht geven op verder verblijf.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik heb een vraag in het verlengde van de vraag van de heer Knops. De heer Voordewind had het ook over een zinvolle dagbesteding. Hoe kan hij dan verklaren dat overal de mogelijkheid bestaat om vrijwilligerswerk te doen, om bij van alles en nog wat mee te helpen in de diverse centra en om daar ook wat extra zakgeld voor te krijgen, maar dat daar relatief niet door heel veel mensen gebruik van gemaakt wordt?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat klopt. Ik weet dat de minister dit graag wil stimuleren. Volgens mij heeft hij in Alphen aan den Rijn projecten bezocht. Ook ik zou dit graag willen stimuleren, maar dit zijn niet-betaalde zinvolle dagbestedingen. Die zijn ook prima, maar het ging mij om betaalde arbeid die mensen zouden kunnen verrichten, ook omdat dit geld zou kunnen opleveren. Met die betaalde arbeid zouden zij ook een deel van hun vergoedingen terug kunnen betalen. Het levert dus ook iets op, maar dit geeft de asielzoekers vooral een gevoel van bevrediging omdat zij iets terug kunnen doen voor de samenleving. Dat kan inderdaad onbetaald, maar ik weet dat heel veel mensen graag een zakcentje bij willen verdienen om in hun eigen onderhoud te voorzien.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ook aan dat vrijwilligerswerk is wel degelijk een vergoeding gekoppeld. Dat levert dus wel een verhoging van het zakgeld op. Daar kun je dan toch al mee stimuleren dat mensen iets terug kunnen doen, allereerst voor de gemeenschap waar zij zelf dagelijks in zitten?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja, daar ben ik het helemaal mee eens, maar bij die zinvolle besteding gaat het mij niet zozeer om onbetaalde activiteiten, hoewel daar inderdaad een vrijwilligersvergoeding voor betaald wordt. Het gaat mij er met name om, te bekijken of wij de mensen betaalde arbeid kunnen laten leveren, zodat daar werkelijk een vergoeding tegenover staat voor de mensen die soms heel hoog opgeleid zijn en heel graag iets voor de samenleving hier willen doen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik kom even terug op de Pauluskerk. Ik ben heel blij met de opmerking van de heer Voordewind daarover. Ik heb begrepen dat hij daar gisteren is geweest. Wij zijn daar als SP al heel lang bij betrokken. Ik hoop dus dat wij op dat punt samen kunnen optrekken, maar dat het dan niet zo zal gaan als in Rotterdam. Toen zeiden onze fracties daar in eerste instantie nota bene dat zij samen een motie zouden indienen, maar vervolgens wilde de ChristenUnie, toen de burgemeester één keer blafte, toch onder die motie uit. Ik neem aan dat dit nu niet de bedoeling is.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb gisteren uiteraard ook gesproken met mijn eigen raadsfractie, die constant in overleg is met dominee Couvée om na te gaan of er alternatieven zijn en of er een structurele regeling kan komen. Ik ben niet precies op de hoogte van de gang van zaken in die raad met betrekking tot de motie. Ik weet alleen dat ons raadslid daar, Setkin, hier zeer bij betrokken is en dat hij niets liever wil dan samen met de Pauluskerk en met deze minister tot een structurele oplossing komen om te bezien of wij deze mensen daadwerkelijk kunnen laten terugkeren, maar intussen wel in de opvang kunnen houden.

Inderdaad trekken wij graag gezamenlijk op. Ik heb daarvoor al een motie voorbereid en mevrouw Gesthuizen misschien ook. Wij kunnen dan bezien wat wij gezamenlijk kunnen doen.

De voorzitter:

U was aan het einde van uw spreektijd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb van een collega nog een minuut gekregen. Misschien mag ik die er nog bij nemen, want ik wil nog twee belangrijke punten naar voren brengen.

In de eerste plaats de leges. Wij hebben daarover gesproken tijdens het laatstgehouden debat, maar mijn punt kwam toen waarschijnlijk niet helemaal goed over. Ik heb gevraagd of asielzoekers/vluchtelingen die voor een vergunning onbepaalde tijd in aanmerking willen komen, voor een verlaagd gezinstarief in aanmerking kunnen komen. Nu geldt daarvoor nog het reguliere tarief van €400 per persoon, terwijl bij gezinshereniging bij regulier verblijf wel een verlaagd tarief geldt. De minister sprak daarover in het vorige debat.

Tot slot het geweld en intimidatie in de azc's. Wij hebben hieraan aandacht besteed tijdens de behandeling van de begroting vorig jaar en wij hebben toen twee moties ingediend. De minister heeft een onderzoek toegezegd. Ik ben benieuwd of dit onderzoek tot resultaten heeft geleid en of wij inderdaad een halt kunnen toeroepen aan die bedreigingen en geweldpleging tegen bekeerde christenen en homo's. Ik krijg hierop graag nog een reactie van de minister.

Voor meer informatie zie ook www.tweedekamer.nl.


« Terug

Archief > 2011 > november