Bijdrage Gert-Jan Segers aan de plenaire behandeling van de Begroting Koninkrijksrelaties (IV)

woensdag 01 oktober 2014

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers aan de plenaire behandeling van de begroting Koninkrijksrelaties (IV)

Onderwerp:   Begroting Koninkrijksrelaties (IV)

Kamerstuk:    34 000 - IV

Datum:            1 oktober 2014

De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Het Koninkrijk der Nederlanden is als een huwelijk. De geschiedenis heeft het Caribisch en het Europees deel van ons Koninkrijk aan elkaar gegeven en aan elkaar verbonden. We horen bij elkaar in goede dagen en in kwade dagen. Scheiden is geen optie. Dat uitgangspunt is de ultieme aanmoediging om iets moois van het huwelijk te maken, zonder weg te kijken van de onvolkomenheden in de relatie. Hoewel een relatie altijd om onderhoud vraagt, is het komende begrotingsjaar een wel heel cruciaal jaar. Het is het jaar van de evaluatie van de nieuwe verhoudingen na 10-10-10. De tussenbalans van volgend jaar biedt een unieke gelegenheid voor een herschikking van verhoudingen en verbeteringen in een nog lang niet perfect huwelijk.

Ik sluit mij aan bij de vragen over de samenstelling van de commissie als het gaat om de positie van de oud-minister. Waarom die keus? Het is een gevoelige vraag, maar ik stel die wel omdat wij de minister ook op dit punt ter verantwoording kunnen roepen. Wij vragen hem bij dezen om verantwoording daarover af te leggen.

Een grote weeffout in het borduurwerk van 10-10-10 is in ieder geval het ontbreken van een plaats waar onderlinge geschillen kunnen worden beslecht. De episode is al genoemd. Ik doel op de hongerstaking van de minister-president van Aruba die geen andere mogelijkheden zag dan het aangrijpen van dit heel ongelukkige middel om zijn punt duidelijk te maken. Mijn fractie vraagt de minister in ieder geval om alsnog en met gezwinde spoed werk te maken van een geschillenregeling, een hof van arbitrage. Wellicht moet het zo heten, maar wellicht kan het ook in de vorm van een kamer bij de Raad van State. De vorm is ondergeschikt, zo lang de landen binnen het Koninkrijk maar een plaats hebben waar ze hun grieven en hun kant van het conflict kunnen voorleggen aan een onafhankelijke rechter. Daar gaat het om. Die rechter moet er in ieder geval met wat meer afstand naar kijken dan de rijksministerraad die door Nederlandse ministers wordt gedomineerd. Graag een reactie op dat punt.

Zoals gezegd: er kunnen in een huwelijk ook kwade dagen zijn. De situatie op Sint-Maarten is uiterst zorgwekkend. Ook daarover is al het nodige gezegd. Er zijn sterke aanwijzingen van slecht bestuur. We hebben de onderzoeken gezien: corruptie. Daarbij is de rechtsstaat in het geding. Dit raakt de waarborgfunctie van Nederland. Het is goed dat de minister actie onderneemt. Ik heb hem vanmorgen op de radio een aantal dingen horen zeggen. Het zou goed zijn als hij hier ook nog eens duidelijk maakt wat hij precies gaat doen, hoe we uit deze impasse gaan komen en op welke termijn. We moeten op een andere manier met elkaar omgaan. Er moet in ieder geval een eind worden gemaakt aan wat nu boven water komt.

Er komt opnieuw een Koninkrijksconferentie aan, in april 2015. Daar staat het punt van mededinging ook op de agenda. Op welke manier gaat Nederland kennis en kunde ter beschikking stellen, zodat er bijvoorbeeld een autoriteit consument en markt kan komen in het Caribisch deel van het Koninkrijk? In dat kader kan ook het onderwerp mensenhandel opnieuw aan de orde komen. We hebben daar herhaaldelijk over gesproken. Er wordt geen nader onderzoek naar gedaan. Er wordt geen gezamenlijke actie ondernomen. Welke mogelijkheden ziet de minister nog om op dit heel belangrijke punt schouder aan schouder te staan met de eilanden en dit kwaad aan te pakken?

Als het gaat om duurzame energie heb ik de vragen van collega Van Laar gehoord. Duurzame energie komt niet voor in de begroting, terwijl het zo'n belangrijk onderwerp is. Ik sluit mij dus graag aan bij de vragen op dit punt van de fractie van de PvdA.

Een blijvend punt van zorg is de ongelijkheid tussen de BES-eilanden, de Nederlandse gemeenten daar en het Europees deel van het Koninkrijk. Er is daar armoede en er is steeds weer discussie over het voorzieningenniveau. Ook in die zin zal 2015 een belangrijk jaar zijn. Willen we op gelijke voet verder in het Koninkrijk, dan moeten we ook investeren in gelijkheid. De integratie van de BES in Nederland is in veel opzichten een schijnintegratie. We hebben een verschillend burgerlijk wetboek. Het wetboek van strafrecht verschilt ook. Er is, en dat zal de CDA-fractie aanspreken, een vlaktaks op de BES-eilanden. Die hebben wij niet. Wat mij betreft blijft dat zo, maar er zijn grote verschillen. Hoe lang behouden we die verschillen? Waarom werken we niet toe naar volledige integratie met Nederland? Wat is de inzet van de minister op dit punt?

Ik vraag ook naar de uitvoering van de motie van collega Schouten over de kinderbijslagregeling. Die zou dit jaar komen. Hoe staat het daarmee? Als er ondertussen aan wordt gewerkt, hoeven we niet stil te zitten. Er zijn veel onderwerpen die om een aanpak vragen. Naar aanleiding van het oprichten van een Centrum voor Jeugd en Gezin op ieder eiland is er een beerput opengetrokken. Er zijn heel veel hulpvragen gekomen. Gezinsvoogden hebben een enorme werklast, soms wel van tientallen kinderen per gezinsvoogd. Dat is eigenlijk wachten op ongelukken. Wat doen wij ondertussen op dat punt voor de kinderen daar?

Het is al gememoreerd: het UNICEF-rapport heeft het een en ander boven water gebracht. Naar aanleiding daarvan hebben wij de koe bij de horens gevat. Komt er een kinderrechtenplan voor de landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten? Hoe staat het daarmee? Komt het inderdaad in november? Wat de BES-eilanden betreft hebben wij samen met de PvdA een amendement ingediend dat erin voorziet dat er een fonds komt om initiatieven op dat vlak op die eilanden te ondersteunen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister hierop en zou willen vragen hoe dat fonds verder gevuld zou kunnen worden, zodat wij kunnen blijven investeren in de nieuwe generatie daar en uiteindelijk in een goed huwelijk tussen de mensen daar en hier binnen één en hetzelfde Koninkrijk.

Dan nog een opmerking over de staatkundige inbedding. Een punt dat vorige week bij de behandeling van het wetsvoorstel naar voren kwam, was de consultatie. Iedere keer als er wetgeving voorligt, moet er volgens de WolBES geconsulteerd worden. Daar schort het nog wel eens aan. Mijn oproep aan de minister is: als er geen inbreng is van de eilanden, pak dan de telefoon en zorg ervoor dat die inbreng er alsnog komt. Soms is een klein duwtje nodig. Wij hebben te maken met eilandsraden en ambtenaren die zwaar belast zijn. Soms zou een kleine aanmoediging, een duwtje in de rug, door Nederland echt kunnen helpen.

Tot slot nog een mooie volzin, speciaal voor de heer Bosman, die nu bij de interruptiemicrofoon staat. Binnen het Koninkrijk zijn wij met elkaar getrouwd. Niet de heer Bosman en ik, maar ziij daar en wij hier binnen het Koninkrijk. Wat de ChristenUnie-fractie betreft werken wij hard aan een goed huwelijk. Ik hoop dat de heer Bosman daarin een partner is.

De voorzitter:
Mijnheer Bosman, wat is daarop uw antwoord?

De heer Bosman (VVD):
Ja, voorzitter. Het is een mooi en prachtig betoog, maar als de heer Segers begint over het huwelijk, moet ik natuurlijk wel even serieus nadenken, want het is een belangrijk onderwerp. Ik was gisteren bij het afscheid van de gevolmachtigde minister van Sint-Maarten, de heer Mathias Voges. Hij had een iets ander beeld. Hij zei: als ik één ding zou willen bereiken, is dat stoppen met de term "moederland", want wij zijn allen broeders en zusters. Dat is een wezenlijk verschil met het huwelijk. Mijn zus woont ergens anders dan mijn broer en ik heb familie in het buitenland; broeders en zusters gaan alle kanten op. Ik heb ook geen zeggenschap over mijn broer of over mijn zus. Ik help hen wel. Als zij mij nodig hebben, help ik hen, bijvoorbeeld met verhuizen of de tuin doen; het maakt niet uit. Wij doen dat op basis van gelijkwaardigheid. Dit is een belangrijk onderwerp. De ChristenUnie zegt: ik kies voor het huwelijk. Maar een niet onbelangrijk persoon van Sint-Maarten zegt: ik heb veel liever dat wij broeders en zusters zijn.

De heer Segers (ChristenUnie):
Het hangt ervan af in welke fase van het leven je broeders en zusters bent. In de eerste fase ben je samen een gezin. Ook dan kun je elkaar weleens een bloedneus slaan. Ik weet niet hoe het in huize Bosman ging, maar bij ons ging het er soms ruig aan toe. De bloedbanden zijn echter ontzettend sterk. Je komt elkaar iedere keer weer tegen en je houdt elkaar vast. Het is een heel ingrijpend besluit om te zeggen: vanaf nu zijn wij geen broer of zus meer. Juridisch zou dat wellicht nog mogelijk zijn, maar het is onmogelijk om aan bloedbanden ooit een einde te maken. Dat geeft een heel diepe verbondenheid aan. Soms kan er ruzie zijn binnen het Koninkrijk. Soms kun je tegenover elkaar staan en kun je elkaar een bloedneus slaan. Daaronder zit wel het besef "wij horen bij elkaar", zelfs als je de metafoor neemt van broeders en zusters. Je hoort bij elkaar. Als dat het uitgangspunt is, heb je een ander gesprek dan wanneer je iedere keer dit boven de markt hebt hangen: eigenlijk zou ik van je af willen en eigenlijk zou ik je weg willen duwen, in de vorm van een gemenebest of misschien in de vorm van onafhankelijkheid, zoals andere fracties willen. Dat is een ander gesprek dan wanneer je begint met de erkenning van broeder- en zusterschap.

De heer Bosman (VVD):
De heer Segers had het over de vraag in welke fase van het gezin je zit. Ik luister goed naar mijnheer Segers. Dat is belangrijk, want hij spreekt wijze woorden. Een gezin bestaat in het begin vaak uit een vader en een moeder of uit twee vaders of twee moeders, en een paar kinderen. Uiteindelijk gaan de kinderen het huis uit, als het goed is. Zij gaan allemaal hun eigen weg. Waarom zou dat in het Koninkrijk niet kunnen? Waarom zouden andere landen niet uit dat gezin kunnen stappen? Waarom zouden zij hun eigen weg niet kunnen gaan en nog steeds tot het gezin horen? Dat is het gemenebest. De heer Segers zegt: nee, dat gezin moet bij elkaar blijven, het liefst tot het eind der dagen. En ik zeg: nee, hoor; we zijn nog steeds een gezin. De bloedband — heel mooi gezegd — is er, maar de verantwoordelijkheid ligt bij de landen zelf. Dat is de kern van de zaak. Ik heb niet de verantwoordelijkheid voor mijn broer of mijn zus. Ik help hen. De bloedband is er. De zorg voor hen is er, maar ik heb geen verantwoordelijkheid. Als mijn broer te hard rijdt, krijg ik niet de bekeuring. Als mijn zus een belastingschuld heeft, hoef ik niet te betalen. Dat is de kern van het verhaal. Dat bedoel ik met broeders en zusters, in plaats van de verantwoordelijkheid waarvan u zegt dat het gezin echt in één huis moet blijven zitten.

De heer Segers (ChristenUnie):
Het verschil tussen de heer Bosman en mij is dat ik niet uitsluit dat een 18-jarige zoon of dochter op een dag zegt: het is mooi geweest, ik ga op kamers. Ik kom ieder weekend terug en we houden de band, maar het wordt dan een andere band. De heer Bosman daarentegen zegt tegen een 14-jarige zoon of dochter: joh, zou jij niet eens op kamers gaan? Wordt het niet eens tijd om weg te gaan? Ik zie zo uit naar het moment dat je 18 bent en inderdaad vertrekt! Ik geloof niet dat dat een bevestiging is van de band tussen vader, moeder en kind. Ik denk dat het een heel andere relatie oplevert dan wanneer je iedere keer begint met erkenning van de gezinsband, dat je elkaar niet loslaat, ondanks dat je weleens een heel hartig woordje kunt spreken met elkaar, omdat er inderdaad problemen zijn, omdat er opvoedingsproblemen zijn of gedragsproblemen. Daar kun je elkaar op aanspreken, maar ik zeg niet tegen een 14-jarige — niet dat ik de eilanden met een 14-jarige vergelijk — joh, ga maar het huis uit.

De voorzitter:
Mijnheer Bosman, u mag het afmaken.

De heer Bosman (VVD):
Het gaat om een rolverwisseling. Opeens ben ik weer de vader of de moeder die het kind wegstuurt. Nee, ik ben de broer. Nederland is een broer. Nederland is geen moederland, dat zei de heer Voges heel duidelijk. Nederland is geen moederland, het stuurt niemand weg, het drukt niemand aan de borst, het is niet verantwoordelijk. We zijn broeders en zusters. Ik stuur niemand weg, want ik ben een broer of een zus, of een nicht, wie weet. Daar gaat het om. We moeten niet de rollen verwisselen. Nederland is niet de moeder, dat zei de heer Voges heel duidelijk. Nederland is geen moederland.

De heer Segers (ChristenUnie):
Dat erken ik. De band is inderdaad die tussen broers en zussen, maar dan nog zegt de ene broer niet tegen de andere: joh, ik zie er zo ontzettend naar uit dat jij een keer op kamers gaat! Als dat op een goede dag wel gebeurt, als die broer 18 of 19 is en het tijd vindt om op eigen benen te gaan staan, dan is dat een heel ander verhaal dan wanneer de ene broer tegen de andere broer zegt: ik zie er zo naar uit dat jij op kamers gaat wonen.

De heer Van Laar (PvdA):
Los van de metaforen, even terug naar de harde werkelijkheid. De heer Segers en ik hebben vorig jaar samen een motie ingediend om een onderzoek te vragen naar mensenhandel. De regering zegt eigenlijk: wij weten alles al en we hoeven geen nieuw onderzoek. Kunnen wij niet samen de regering vragen om eens met concrete stappen te komen? De minister heeft vanmorgen nota bene zelf gezegd dat daar een mensenhandelaar, een eigenaar van een bordeel oud-minister van Justitie is. Die heeft daar het systeem zo lek als een mandje gemaakt en dat gaan wij nu oplappen. Ook op de andere eilanden zijn dingen mogelijk. Welke concrete mogelijkheden ziet de heer Segers daarvoor? Wat kunnen we de regering vragen?

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb die vraag net aan de minister gesteld. Het is een onderwerp dat mij ontzettend aan het hart gaat. Ik weet dat dit speelt op de eilanden. Wij weten het. Wij hebben de aanwijzingen gehad. Ik had het mooi gevonden als er meer vanuit gezamenlijkheid werd gehandeld. We moeten niet iedere keer dezelfde metafoor weer gebruiken, maar het moet niet zo zijn dat Nederland telkens tegen de eilanden zegt: jullie hebben een probleem en wij gaan het oplossen. Wij hebben dat probleem ook. Dat weet de heer Van Laar. Het gaat om de erkenning van een gezamenlijk probleem. We hebben ook kennis en kunde die we daar kunnen inzetten, op de eilanden. Ik zou heel graag willen dat wij veel meer doen op dat punt. Ik wacht eerst de beantwoording van de minister af. Dan pak ik heel graag de handschoen op en moedig de minister aan om het er op dit punt niet bij te laten zitten.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug