Inbreng schriftelijk overleg Aanbieding ontwerpbesluit houdende wijziging Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000

donderdag 05 juni 2014

Inbreng schriftelijk overleg van ChristenUnie Tweede Kamerlid Gert-Jan Segers als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie ten behoeve van een aanbieding van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000

Onderwerp:   Aanbieding van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de invoering van enige maatregelen in het kader van de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand

Kamerstuk:    31 753

Datum:            5 juni 2014

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Gezien het belang van een effectieve rechtsbescherming missen zij een integrale visie op het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. Zij vragen om een integrale afweging van de stapeling van effecten van alle beoogde en reeds doorgevoerde bezuinigingen op de rechtsbijstand en de griffierechten zowel voor de burger als voor het aanbod van rechtsbijstand. Dit is van belang omdat individuele bezuinigingen verdedigbaar kunnen zijn, maar de optelsom mogelijk niet.

3. Toegang tot het recht

Voor de leden van de ChristenUnie-fractie staat voorop dat voor iedere burger de toegang tot het recht voldoende gewaarborgd moet zijn wanneer hij serieuze zaken ter toetsing aan de rechter wil voorleggen. Een effectieve toegankelijkheid van het recht geeft burgers vertrouwen in het functioneren van de rechtsstaat. Een effectieve toegang tot het recht kan bovendien bijdragen aan het voorkomen van gevoelens van onveiligheid en onzekerheid, van eigenrichting of het overtreden van maatschappelijke normen en waarden. Zonder effectieve rechtsbescherming kunnen burgers het vertrouwen verliezen in de werking van ons maatschappelijk en economisch stelsel. Voornoemde leden merken op dat in de nota van toelichting staat dat het aantal rechtsbijstandverleners de afgelopen jaren is toegenomen van circa 7.000 in 2007 naar circa 7.800 in 2012. Dit verloop geeft de regering aanleiding tot het vertrouwen dat er ook na doorvoering van de in het ontwerpbesluit opgenomen maatregelen voldoende rechtsbijstandverleners blijven deelnemen aan het stelsel. Waar is dit vertrouwen op gebaseerd? Is onderzocht wat de redenen van deze toename in de afgelopen jaren zijn? Is deze toename mogelijk verklaarbaar door de economische crisis waardoor mogelijk meer advocaten zich hebben aangesloten bij het stelsel? Ook vragen deze leden waarom wordt gefocust op het aantal rechtsbijstandverleners. Is het voor de beheersbaarheid van het stelsel niet veel relevanter om te kijken naar het aantal afgegeven toevoegingen en de omvang van de deelname per advocaat? In de nota van toelichting wordt het belang benadrukt van voldoende gekwalificeerde rechtshulpverleners die deel willen nemen aan het stelsel. Voornoemde leden constateren dat er kantoren zijn die zijn gespecialiseerd in rechtshulpverlening aan on- en mindervermogenden. Is er met de voorgestelde bezuinigingen nog wel toekomst voor dergelijke specialistische kantoren binnen het stelsel?

4. De maatregelen

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in de brief van de Staatssecretaris over de stelselvernieuwing gefinancierde rechtsbijstand een beknopt overzicht van de te verwachten maatregelen is opgenomen. Zij missen hierin echter een uitgewerkte beschrijving van de inhoud van de diverse maatregelen en het door het departement ingecalculeerde bezuinigingsbedrag per maatregel met onderliggende aannames, zodat ook kan worden gezien waar er eventuele overlap zit tussen de maatregelen. Voornoemde leden wijzen op een op basis van de wel beschikbare informatie gemaakt overzicht van de NOvA waaruit blijkt dat er over een aantal maatregelen nog onduidelijkheid is, waardoor een integrale afweging niet mogelijk is. Deze leden vragen dit schema aan te vullen tot een compleet samenhangend overzicht van alle voorgestelde bezuinigingen. Klopt het dat de oorspronkelijk voorziene tweede tranche van een verlaging van de puntenvergoeding voor advocaten geen doorgang zal vinden en dat daarvoor in de plaats het instrument van «claw back» (ten laste van rechtzoekenden) zal worden ingezet? Zo ja, op basis van welke overweging is deze keuze gemaakt?

Voornoemde leden constateren dat ook het aantal afgegeven toevoegingen van belang is voor het benodigde budget. Zij vragen welke bezuinigingsmaatregelen worden aangepast indien, bijvoorbeeld door het aantrekken van de Nederlandse economie, het aantal afgegeven toevoegingen daalt. Of andersom: welke actie wordt ondernomen als de vraaguitval groter blijkt dan vooraf ingeschat? Deelt de Staatssecretaris het uitgangspunt dat met vraaguitval gepaard gaande extra, doch niet ingecalculeerde, bezuinigingen ten gunste moeten komen van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand?

4.1 Tijdelijke uitschakeling indexering vergoedingen en eigen bijdragen

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat voorgesteld wordt om geen indexering toe te passen op de puntenvergoedingen. Zij constateren dat in 2011 de indexering ook is overgeslagen en dat in zowel 2012 als 2013 een verlaging van 5% heeft plaatsgevonden. Zij vragen een analyse van de ontwikkeling in de vergoedingen vanaf 1 januari 2010 inclusief de nu voorgestelde maatregelen en zij vragen dit te vergelijken met andere beroepsgroepen.

4.2 Puntenverlaging straf(proces)recht

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een reactie op het pleidooi van professor Caroline Forder, hoogleraar rechten van het kind aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, die zorgen heeft over de voorstellen voor de jeugdrechtadvocatuur en erop wijst dat Nederland zou kunnen worden veroordeeld in Straatsburg. Deze leden constateren dat er recentelijk nog forse kritiek was van de Kinderombudsman over fouten in processen door de Kinderbescherming. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het juist daarom van belang is dat er een tegenmacht is, de jeugdadvocaat die ontbrekende of onjuiste feiten ontdekt en aan de orde stelt? Deze leden vragen of met de voorgestelde puntendaling nog wel gegarandeerd is dat er voldoende jeugdrechtadvocaten beschikbaar blijven. Zij vragen in hoeverre bij het voorstel voor de vermindering van het aantal punten rekening is gehouden met de aangescherpte kwaliteits- en opleidingseisen die sinds 1 juli 2013 voor jeugdrechtadvocaten gelden waardoor zij continu moeten investeren om aan de eisen te blijven voldoen.

4.6 Ondertoezichtstelling

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een nadere onderbouwing van de verlaging van het aantal punten (van zeven naar vier) dat wordt toegekend aan een zaak waarin ambtshalve of regulier een ondertoezichtsmaatregel wordt opgelegd. Is onderzocht hoeveel tijd een jeugdrechtadvocaat nodig heeft voor dit soort zaken? Is voldoende onderzocht wat de consequenties van dit voorstel zijn? Welk type zaken valt onder deze bepaling? Het valt voornoemde leden op dat de maatregel opgenomen staat als maatregel binnen het straf(proces)recht, terwijl de maatregel betrekking heeft op civiele jeugdrechtzaken. Wat wordt bedoeld met het onderscheid tussen ambtshalve of reguliere ondertoezichtsmaatregel? De wet kent immers geen mogelijkheid tot het ambtshalve opleggen van ondertoezichtsmaatregelen. Welke maatregelen vallen concreet onder deze bepaling? Vallen hieronder ook procedures voor uithuisplaatsing en procedures voor plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg? De aan het woord zijnde leden merken op dat een ondertoezichtstelling een grote inbreuk is op fundamentele grondrechten van ouders en kind. Zij worden op de zitting in de gelegenheid gesteld hun mening te geven over de voorgenomen maatregel. Volgens deze leden is bijstand door een gespecialiseerde jeugdrechtadvocaat dan essentieel. Dit geldt ook gedurende de maatregel van ondertoezichtstelling, omdat het belangrijk is dat de advocaat betrokken blijft met het oog op eventuele verlenging.

5. Consultatie en voorhang

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vernomen dat de VNJA niet is betrokken bij de totstandkoming van het ontwerpbesluit en ook niet is uitgenodigd tot deelname aan de internetconsultatie. Zij vragen waarom de VNJA niet betrokken is bij het voorstel.

6. Financiële consequenties

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de nota van toelichting begint met de mededeling dat het stelsel in de toekomst beheersbaar moet blijven. Verderop wordt gewezen op de toename van de kosten van de gefinancierde rechtsbijstand. Deze leden wijzen erop dat van 2012 naar 2013 een forse afvlakking van de stijging te zien is. Klopt het dat in de berekening de kosten voor het Juridisch Loket die op enig moment zijn opgekomen, niet zijn afgetrokken van de totale kosten per jaar? Klopt het dat de tolk- en vertaaldiensten die sinds 2006 in de kosten van de rechtsbijstand zijn verwerkt, wel zijn opgenomen? Deze leden vragen om inzicht in de feitelijke stijging van de kosten als het totale budget wordt gecorrigeerd voor dit soort wijzigingen. Zij vragen dit omdat in de toelichting wordt uitgegaan van een kostenstijging van 23% in elf jaar tijd boven op de inflatie. Zij vragen wat dit percentage zou zijn als het gecorrigeerd wordt voor de wijzigingen ten aanzien van het Juridisch Loket en tolk- en vertaaldiensten. Ook vragen zij de resulterende kostenstijging af te zetten tegen de bevolkingsgroei in dezelfde periode en de uitgaven op andere beleidsterreinen. Voornoemde leden missen een analyse van de inkomensgevolgen van de voorstellen in het ontwerpbesluit. Zo betekent de bezuiniging voor jeugdrechtadvocaten bijna een halvering van de vergoeding. Er geldt weliswaar een eigen bijdrage, maar hier staat een hoog incassorisico tegenover. Deze leden vragen dit nader te onderbouwen.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 

« Terug