Bijdrage Gert-Jan Segers aan het plenair debat over het actieprogramma Langer Thuis
Bijdrage Gert-Jan Segers aan een plenair debat met minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerstuknr. 31765
De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. We worden het liefst ouder in ons eigen huis, met familie dichtbij en in onze eigen omgeving. Als dat allemaal niet meer vanzelf gaat, moeten onze ouderen erop kunnen vertrouwen dat zorg, mantelzorg en een passende woning goed geregeld zijn. Ik ben dan ook blij met het programma Langer Thuis. Ik zeg dat mede namens mijn moeder. Ik denk dat we allemaal ergens een voorbeeld in ons achterhoofd hebben van onze eigen ouders of van ouderen in onze omgeving. Laten we hen op het netvlies houden. Ik zie een veelheid aan actielijnen en indicatoren. Je ziet zomaar door de bomen het bos niet meer. De eerste vraag aan de minister is wanneer dit programma een succes is. Hoe meten we dat? Want het is zoveel en het is zo complex. Hoe meten we dat? Volgens mij kwam er eerder een citaat van de minister langs: "Oma moet het merken." Hij heeft het zelf heel tastbaar en heel beeldend gemaakt, maar als ik al die indicatoren en actielijnen lees, raak ik de draad een beetje kwijt.
Veel collega's hebben al gesproken over de overgang van thuis naar een verpleeghuis en alle barrières die er daarbij zijn. Gister kwam het rapport uit van Vilans met acht knelpunten. Eind dit jaar komt de commissie-Bos met haar rapport. Neemt die commissie die acht knelpunten ook mee? Worden die samen bekeken? Want als we willen dat ouderen langer thuis wonen, is het ook belangrijk om sterke lokale integrale zorgnetwerken te realiseren waar formele en informele zorg samenkomen en goed op elkaar aansluiten, zonder schotten. Hoe draagt Langer Thuis daaraan bij en hoe worden senioren daar zelf bij betrokken? Is het geen goed idee om via de Raad van Ouderen een team van ervaringsdeskundigen te vormen?
Mevrouw de voorzitter. De ChristenUniefractie heeft zich met het manifest Waardig ouder worden hardgemaakt voor kleinschalige wooninitiatieven voor ouderen. De Taskforce Wonen en Zorg gaat nu veel in kaart brengen, maar worden er ook concrete stappen gezet, bijvoorbeeld afspraken met woningcorporaties om een bepaald percentage van de nieuwbouw te bestemmen voor seniorenwoningen?
Ik sluit me aan bij de zorg die her en der is geuit dat dit niet alleen een initiatief moet zijn voor mensen met veel mogelijkheden, hoger opgeleid en met een goede portemonnee, maar dat iedereen van dit soort initiatieven moet profiteren. Is de minister bereid om provincies en gemeenten te stimuleren om ouderenwoonakkoorden te sluiten, juist op de plekken waar grote zorginstellingen zich terugtrekken en er een tekort is aan verpleeghuisbedden?
Verder ben ik benieuwd naar de uitvoering van de Stimuleringsregeling Wonen en Zorg. De Knarrenhof is hier en der genoemd. Iedereen is daar wel een keer langs geweest of heeft er in ieder geval warme woorden over gesproken, maar dan is het vreemd dat juist dat perspectief zo moeilijk in aanmerking komt voor die stimuleringsregeling. Juist een initiatief dat we een duwtje willen geven, heeft te maken met barrières. Dat heeft ook te maken met de vorm, namelijk een coöperatie. Moeten we niet heel speciaal kijken naar de vorm van een coöperatie, daar waar banken nog moeilijk doen over die vorm en moeilijk geld verstrekken? Kunnen we hen aanmoedigen om koudwatervrees te overwinnen en ervoor zorgen dat dat soort initiatieven wel steun krijgen?
Dan tot slot vier korte onderwerpen. Mantelzorgers hebben veel last van regelgeving en administratieve lasten. Onlangs heeft Mantelzorg Nederland een schrapkaart voor mantelzorg aan de minister aangeboden met negen concrete actiepunten. Wanneer denkt de minister concrete oplossingen te hebben?
Ik sluit me aan bij de vragen over de socials trials dementie. De collega's van D66 en GroenLinks hebben daar vragen over gesteld. Ik krijg mooie berichten over de resultaten van de pilots, maar tegelijkertijd loopt de financiering moeizaam. Is de minister bereid om hier wat meer op te drukken, zodat de gemeenten sneller overgaan tot betaling van de sociale benaderingsteams?
Mijn fractie ziet graag dat geestelijke verzorging in de thuissituatie na 2020 apart wordt gefinancierd via regionale centra voor levensvragen of betaalkantoren. Wanneer komt hier duidelijkheid over?
Helemaal tot slot, mevrouw de voorzitter. De ChristenUnie gelooft in een samenleving waarin ouderen zich gezien en gewaardeerd voelen en kunnen blijven meedoen. In dat licht ben ik benieuwd hoe het staat met de brede publiekscampagne over herwaardering van ouderdom. Ik zie die datum iedere keer opschuiven. Daar maak ik me een heel klein beetje zorgen over, want onze ouderen kunnen daarvan profiteren en zeker in de beeldvorming kunnen we hun nog meer recht doen.
De heer Hijink (SP):
Ik heb een vraag over de verschillende schotten waar men in de zorg iedere keer tegen aanloopt. Als ik met zorgaanbieders spreek, zeggen zij heel vaak dat het hun met hangen en wurgen wel lukt om verschillende groepen bij elkaar in een mooie setting te laten samenwonen, maar achter de schermen is het een bureaucratisch monster. De ene oudere zit in de Wmo bij de gemeente, de andere oudere krijgt wijkverpleging via de zorgverzekeraar en weer een andere groep zit in de Wet langdurige zorg. Iedereen doet zijn best om de ouderen zelf niet te belasten met die ellende, maar achter de schermen zitten twee of drie mensen soms de hele dag achter de computer om de declaraties en de bureaucratische processen te kunnen regelen. Dat is toch eigenlijk absurd?
De heer Segers (ChristenUnie):
Ja. Eens.
De heer Hijink (SP):
We zouden dat kunnen oplossen — ik heb dat eerder voorgesteld — als wij de groep ouderen die eerder terechtkon in het verzorgingshuis, toegang zouden geven tot de Wet langdurige zorg. Ik heb net gezegd dat die 200 miljoen is wegbezuinigd op deze ouderen. Ze zouden dan op basis daarvan al in een eerder stadium in die kleinschalige instellingen kunnen toetreden, bijvoorbeeld na een valpartij of als zij eenzaam zijn of een andere indicatie hebben voor een vorm van beschut wonen. Daarmee los je die hele bureaucratische rompslomp op en hoef je niet meer al die bureaucratische krachten aan te stellen die alleen maar de hele dag achter de computer zitten. Dat is toch eigenlijk een heel eenvoudige oplossing?
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik vind het lastig om nu te overzien wat de consequenties zouden kunnen zijn. Ik kan me zo maar voorstellen dat de minister daar veel verstandige dingen over kan zeggen. Ik denk dat wij allemaal op zoek zijn naar vereenvoudiging, naar ontschotting tussen al die verschillende regelingen. We lopen eigenlijk allemaal tegen dezelfde knelpunten aan en wij zijn allemaal op zoek naar vormen tussen thuis en het verzorgingshuis. Daar zijn wij volop mee bezig. Dus ik steun dat. Het was inderdaad een initiatief van de SP-fractie die onmiddellijk wel heel veel huizen wilde, maar de gedachte daarachter sprak mij in ieder geval zeer aan. Daar zijn wij naar op zoek. Dat was bijvoorbeeld mijn vraag over de Knarrenhof waar men ook tegen dit soort bureaucratie aanloopt. Dat is buitengewoon frustrerend, want het zijn mensen van goede wil met een warm kloppend hart voor ouderen en we moeten het zo eenvoudig mogelijk maken. Dus eens met de gedachte, maar ik vind het nog even lastig om goed te overzien wat de consequenties zouden kunnen zijn.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
De heer Segers zegt dat wij er een complex systeem van hebben gemaakt. Dat speelt natuurlijk op het gebied van wonen, maar het speelt ook breder. Dat hoor je ook terug in de praktijk. Bijvoorbeeld dat het in een regio of een wijk behoorlijk ingewikkeld is om die samenwerking echt van de grond te krijgen doordat wij met verschillende financiers en met verschillende belangen te maken hebben. Is de heer Segers ook bereid om daar heel fundamenteel naar te kijken? Zijn er wat hem betreft geen taboes? Met andere woorden, als de oplossing is dat wij iets aan het stelsel zouden moeten wijzigen, is hij dan ook bereid om die stappen te zetten?
De heer Segers (ChristenUnie):
Als ik deze dagen zeg dat er geen taboes zijn, moet ik onmiddellijk aan de PAS of aan de stikstofproblematiek denken. Daarbij moet ik ook iedere keer zeggen dat er geen taboes zijn. Natuurlijk zijn hier geen taboes. We weten ook dat de bewindslieden willen nadenken over de betaalbaarheid en de organisatie van de zorg. Dat zal zijn beslag krijgen bij de begrotingsbehandeling en daarna. Nee, er zijn geen taboes. Het is nu zo complex. Ik begon daarmee en anderen hebben het ook gezegd. Ik zie dat hier ook. Het is soms zo ingewikkeld terwijl, als ik even aan mijn moeder denk, het zo eenvoudig is. Je wilt goede zorg dichtbij, zo lang mogelijk thuis. Het moet mensgericht zijn, het moet gericht zijn op de cliënt, de patiënt of de oudere. De rest is daaraan ondergeschikt. De mens is leidend en niet de organisatie.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Dat is goed te horen, want volgens mij is de minister met de boodschap op pad gestuurd om te proberen de zorg zo goed mogelijk te organiseren, maar wel binnen het huidige stelsel. Tenminste, ik heb hem toch meerdere keren horen zeggen: ik wil geen stelselwijziging. Nou dat wil ik ook niet; dat moet nooit een doel zijn. Maar als wij met z'n allen concluderen dat wij het zo ingewikkeld hebben gemaakt dat wij iets aan het stelsel zouden moeten veranderen of aan de manier waarop wij de financiering rond ouderen organiseren, dan hoor ik de heer Segers zeggen: prima, als dat nodig is, moet daar, als wij tot die conclusie komen, ook ruimte voor zijn tijdens deze kabinetsperiode.
De heer Segers (ChristenUnie):
Volgens mij delen wij allemaal een beetje de zorg over een heel grote stelseldiscussie, omdat je dan weer iets overhoop haalt en het maar zeer de vraag is of ouderen daar direct mee geholpen zijn. Maar fundamenteel ken ik inderdaad geen taboes en is mijn insteek de vraag hoe wij het nog eenvoudiger en nog toegankelijker kunnen maken met nog minder schotten, zodat mensen met een warm kloppend hart die zorg willen verlenen, dat gemakkelijker kunnen doen en inderdaad niet met die bureaucratie te maken hebben waar collega Hijink op doelde, en dat mensen die die zorg nodig hebben, die ook veel eerder en veel sneller krijgen. Volgens mij is dat ons gezamenlijke doel en dan ken ik geen taboes.