Bijdrage Gert-Jan Segers aan het plenair debat inzake buitenlandse financiering van moskeeën
Bijdrage Gert-Jan Segers aan een plenair debat met minister Blok van Buitenlandse Zaken, minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister Dekker voor Rechtsbescherming
Kamerstuknr. 29 614
De heer Segers (ChristenUnie):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Een speciaal woord van welkom voor de minister van Buitenlandse Zaken die volgens mij een korte nacht heeft gehad. Ik heb veel waardering voor het feit dat hij hier is. Ik kan hem niet helemaal beloven dat het van mijn kant kritiekloos zal blijven als het over buitenlandse zaken gaat, maar dat heeft meer betrekking op zijn voorganger dan op hemzelf.
Mevrouw de voorzitter. Vrijheid is een groot goed en in dit land delen wij dat met iedereen die die vrijheid op juiste waarde weet te schatten. Maar vrijheid is niet bedoeld voor mensen die die vrijheid om zeep willen helpen. Het is een urgent probleem: financiering uit onvrije landen naar Nederland toe. Wij hebben elders in de wereld gezien waartoe dat kan leiden. De invloed van salafisme en wahabisme op het Midden-Oosten en op landen in het Midden-Oosten is desastreus geweest.
Toen in België, dichter bij huis, in 2016 aanslagen waren gepleegd, heeft het Belgische parlement onderzoek laten uitvoeren en gevraagd waar dit vandaan komt. Zij hebben onder andere gekeken naar buitenlandse staten die hun diplomatieke en financiële macht inzetten om salafisme te verspreiden. Hoewel er niet altijd expliciet tot geweld wordt opgeroepen, zijn er wel factoren die individuen ertoe aanzetten zich terug te trekken uit de gemeenschap en zien wij uiteindelijk regelmatig dat dit wel leidt tot gewelddadig radicalisme en jihadisme. Dus er is een verband tussen de meest extreme uitkomst, namelijk een aanslag, en buitenlandse financiering.
Ook in eigen land hebben AIVD en de NCTV gewaarschuwd voor het salafisme. Ik citeer: "Het gaat in de kern om een onverdraagzame, isolationistische en antidemocratische ideologie", en, opnieuw een citaat: "die kan bijdragen aan radicalisering naar geweldig jihadisme". En het gebeurt, het vindt plaats. Het is de verdienste van Nieuwsuur en van NRC dat zij daarover hebben bericht. Wij hebben de oproepen gezien: jihad tegen andersgelovigen, doodstraf op afvalligheid, geweld en onderdrukking van vrouwen, vrouwenbesnijdenis. Het gaat hier dus inderdaad om radicale salafistische uitlatingen die buitengewoon zorgwekkend zijn.
Kortom, het vindt plaats, het is buitengewoon risicovol en wij hebben tot nu toe weinig middelen om daar iets tegen te doen. Het regeerakkoord heeft zich voorgenomen om daar wel iets aan te doen. Collega Van der Staaij wees er al op. Daarbij is het van belang dat gemeenten over adequate informatie beschikken, maar wij hebben gezien dat de informatie niet op een goede manier is gedeeld. Het heeft meer dan een jaar geduurd tussen het moment dat die beschikbaar was op Sociale Zaken en uiteindelijk de laatste informatie in november 2017 bij de gemeenten terechtkwam. Waarom was dat? Niet omdat Sociale Zaken dacht: kom laten wij eens een keer in actie komen, maar omdat Nieuwsuur ging rondbellen en navragen. Kan de minister van Sociale Zaken die gang van zaken bevestigen?
Minstens zo erg is de informatieverstrekking aan de onderzoekers van RAND Europe. Wij hebben net een verklaring van RAND Europe gezien. Dan kom ik toch bij mijn kritische zin in de richting van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ik heb grote moeite met de weergave in de beantwoording van de vragen, namelijk dat er naar en geweten volledige medewerking is verleend. Dat is niet waar, er was meer informatie beschikbaar die niet is gedeeld en de informatie, de lijst die is gedeeld, is gedeeld omdat een medewerker van Sociale Zaken die in zijn inbox tegenkwam en die doorstuurde naar een onderzoeker van RAND Europe. Zo prozaïsch ging het. Ik heb daar een heel slecht gevoel over. Het ging om een motie en die is op die manier uitgevoerd. Collega Sjoerdsma zei het al: wij zijn om de tuin geleid. Ik heb daar echt een slecht gevoel over. Het is beter om ruiterlijk toe te geven dat dit niet goed is gegaan en het is beter om te zeggen dat dit om een nieuw onderzoek vraagt. Ik sluit me aan het verzoek van collega Sjoerdsma.
Mevrouw de voorzitter. Ik moet heel snel zijn. Wij moeten optreden. Drie sporen. Allereerst transparantie. Minister Dekker heeft daarvoor een wetsvoorstel aangekondigd, maar het gaat ook om handhaving van de criteria voor de anbi-status die vragen om transparantie. Het lijkt mij goed om daar te puntjes op de i te zetten zodat echt wordt gehandhaafd. Dat is ook een vraag aan minister Dekker.
Het tweede is het gebruik van diplomatieke kanalen. De minister van Buitenlandse Zaken zegt dat onder andere Saudi-Arabië heeft aangegeven dat geen financiering plaatsvindt als wij dat niet willen. Mijn vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken is dan: wat willen wij niet? Hebben we daar heldere criteria voor en zijn we daar duidelijk over? We moeten die kanalen gebruiken.
Het derde spoor is de bestuursrechtelijke aanpak; dat is het in staat stellen van gemeenten om op te treden. Allereerst moet dan informatie worden gedeeld. Hebben we geleerd van het verleden? Wordt de informatie die haperend naar gemeenten kwam, nu ruimhartiger gegeven? Hoe wordt die gedeeld? Hoe stellen we gemeenten in staat om op te treden? De volgende suggestie is een suggestie die ik samen met collega Heerma al in de media heb gedaan en ook hier doe; hij zal die ongetwijfeld verder toelichten. Biedt de Wet Bibob of de route van de Wet Bibob geen mogelijkheid om dit bestuursrechtelijk aan te pakken, om criteria aan te leggen zoals we dat ook elders doen, en gemeenten zo in staat te stellen om op te treden tegen ongewenste financiering?
Mevrouw de voorzitter, helemaal, helemaal, helemaal aan het eind. Ik zei: vrijheid is een groot goed. Die delen we en die geven we aan iedereen, ook aan mensen die onze diepste overtuiging, die mijn diepste overtuiging, niet delen, maar dat is altijd wederkerig.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat moet van twee kanten komen, maar — en dat is helemaal mijn laatste zin — vrijheid moet je ook verdedigen en dit is het moment om vrijheid te verdedigen. Ik dank u wel.