Bijdrage Gert-Jan Segers aan de Algemene Politieke Beschouwingen 2016

woensdag 21 september 2016

Bijdrage van ChristenUnie Fractievoorzitter Gert-Jan Segers aan de Algemene Politieke Beschouwingen 2016

Onderwerp:   Algemene Politieke Beschouwingen

Kamerstuk:    34 550          

Datum:           21 september 2016

De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Zou het voor een tijd als deze zijn? Die vraag krijgt Ester, een Joods meisje dat opgroeit in de diaspora, in een vreemd land, in een wereldrijk. Op wonderlijke wijze leert ze de koning van dat land kennen en verovert ze zijn hart. Ester wordt koningin, de machtigste vrouw van het machtigste land in de toenmalige wereld. Maar dan raakt het Joodse volk door een besluit van de koning in zijn voortbestaan bedreigd, voor de zoveelste keer in de geschiedenis. Zoals er nu antisemitisme is, zo was dat er toen ook. Het is op dat existentiële kruispunt, een moment waarop de geschiedenis alle kanten op kan gaan, dat haar oom aan Ester deze vraag stelt. Ester, zou het voor een tijd als deze zijn dat jij koningin bent geworden?

Het verhaal van Ester is een beroemd verhaal uit onze veelgeprezen joods-christelijke traditie. Een verhaal met zeggingskracht, ook voor mensen die geen innerlijke band met die traditie hebben. Ester wendt haar macht aan om het goede te doen: ze redt haar volk. En ook aan ons is een bijzondere verantwoordelijkheid gegeven om het goede te doen. Wij zitten op een blauwe stoel waarvan er in dit land maar 150 zijn. De wetten van ons land, beslissingen over beter en slechter, over recht en onrecht, hangen af van onze armgebaren op dinsdagmiddag. En u, kabinet, bent het enige kabinet dat we hebben. Rechtvaardig beleid, eerlijke maatregelen, begrotingen waarin morele keuzes worden gemaakt: het hangt af van wat u op vrijdag in de Trêveszaal besluit. Zou het voor een tijd als deze zijn dat wij hier zitten?

Ik weet het; wij zijn Ester niet. En we leven in een heel andere periode, met heel eigen uitdagingen en vragen, maar wel in een bijzondere tijd. We naderen niet alleen het politieke kruispunt van 15 maart, maar ook maatschappelijk is dit een beslissende periode. Van een periode waarin het vooral ging om het beteugelen van een crisis, maken we de omslag naar een tijd waarin andere meer existentiële vragen centraal staan. Het is een tijd waarin een radicale moslim een gruwelijke dodemansrit op de boulevard van Nice maakte. Een tijd waarin jonge jihadisten de keel van een bejaarde Franse priester doorsneden. Een tijd waarin, met de aanslagen in Parijs en Brussel, de terreur steeds dichterbij komt. Het is een tijd waarin de indringende vraag klinkt wat de waarde van onze vrijheid is. En zijn we bereid om die prijs te betalen?

Het is ook een tijd waarin lokale verhoudingen verharden, van Zaanstad tot Geldermalsen. Het is een tijd waarin breuklijnen ons van elkaar vervreemden: jong en oud, hoog- en laagopgeleid, rijk en arm, autochtoon en allochtoon. Het is een tijd waarin we zoeken naar hoop, naar dat wat ons samenbindt. We zoeken naar het antwoord op de vraag waar we elkaar nog op kunnen aanspreken. Wat is onze gemeenschappelijke moraal? Wat maakt ons tot een geheel, tot een samenleving, tot een nationale gemeenschap? Ik geloof dat het voor een tijd als deze is dat wij hier zitten.

We leven in een prachtig land. We hebben goed onderwijs. Onze kinderen behoren tot de gelukkigste ter wereld. Nooit eerder waren we zo vrij en zo welvarend. Nooit eerder was de medische wetenschap zo begaafd. Nog steeds is de werkloosheid veel te hoog, maar het aantal banen neemt toe en de werkloosheid neemt af. We hebben economisch in een diep dal gezeten, maar we klimmen eruit. Ook als ChristenUnie-fractie hebben we gedaan wat we geloofden dat moest. In crisistijd hebben we constructief meegedacht met het kabinet. We tellen nu onze zegeningen.

Toch heb ik met vele anderen sterk het gevoel dat er nu meer op het spel staat, namelijk onze vrijheid. Dat is de vrijheid als de ruimte om het goede te doen en ook om van elkaar te mogen verschillen in ons geloof wat dan precies dat goede is. Dat is een vrijheid die ons hele leven omvat, van het begin tot het eind. Dat begint dus al met de vrijheid om geboren te mogen worden. Iedereen is hier welkom. Alle mensen zijn gelijkwaardig. De ChristenUnie-fractie heeft veel en vaak aangedrongen op ratificatie van het VN-gehandicaptenverdrag. We zijn zeer verheugd dat dat het afgelopen parlementaire jaar daadwerkelijk is gebeurd. Het verdrag moedigt ons aan om ons in te zetten voor een inclusieve samenleving. Dat is een samenleving waarin ook mensen met een handicap hun plek kunnen innemen.

Tegelijk kregen we gisteren een brief van de minister van VWS waarin ze aankondigt dat de NIP-test aan alle zwangere vrouwen zal worden aangeboden en in 2018 in het basispakket zal worden opgenomen. We weten uit andere landen, bijvoorbeeld Denemarken, dat dat ertoe kan leiden dat er nauwelijks nog kinderen met Down geboren worden. Ik snap dat vrouwen in de risicogroep alle informatie willen hebben maar de uitkomst dat Down-kinderen niet of nauwelijks meer geboren worden, zou ik onverteerbaar vinden. Volgende maand hebben we de Week van het leven. Daarin vieren we met allerlei organisaties het leven: ongeboren, divers, maar het beschermen waard en de vrijheid waard. De ChristenUnie zal zich voor die vrijheid blijven inzetten.

Het belangrijkste voor onze samenleving is misschien wel de vrijheid voor gezinnen. Dat is de plek waar we leren dat we niet alleen maar een individu zijn, maar dat we voor elkaar zijn gemaakt. Hier leren we samenleven, liefhebben, zorgen en verzorgd worden. Wangedrag in Zaanstad of Geldermalsen, of de zelfverrijking van dikke ikken — hufterigheid en egoïsme, zoals de minister-president de dikke-ikmentaliteit niet zo lang geleden omschreef — kan ook weleens teruggaan op een gemankeerde opvoeding. Het gezin is de plek waar normen en waarden worden overgedragen, waar we rekening leren houden met elkaar. In families vinden we vaak de mantelzorgers voor de ouders waar staatssecretaris Van Rijn zo op hoopt.

Maar ondanks alle warme woorden die zelfs liberalen tegenwoordig over spruitjes bezigen — jazeker, staatssecretaris Dekker, die er niet is, hield een lofzang op spruitjes — staat de vrijheid van gezinnen om zelf keuzes te maken over het combineren van zorg en werk zwaar onder druk. Dit kabinet en veel partijen in deze Kamer zetten al hun geld op betaald werk: twee banen voor twee partners. Fiscalist Leo Stevens hekelde afgelopen week in Het Financieele Dagblad terecht de, zoals hij het noemde, onrechtvaardigheid dat gelijke inkomens ongelijk belast worden. Als een van de twee partners ervoor kiest om voor de kinderen te zorgen of om als mantelzorger voor een ouder te gaan zorgen of als een partner chronisch ziek is, dan staat de fiscus klaar om dat fiscaal zwaar te bestraffen. Stevens zegt in dit verband dat het huidige belastingstelsel niet verbindt maar mensen tegen elkaar opzet. Juist omdat we in deze tijd zoeken naar verbindende gemeenschappen, naar moraal en naar zorg en oog voor elkaar, geeft de ChristenUnie-fractie in haar tegenbegroting veel prioriteit aan het gezin. Ik roep het kabinet op om datzelfde te doen, niet omdat de ChristenUnie dat zo graag wil, maar omdat iedereen daar baat bij heeft en omdat de samenleving daarnaar snakt. Met de financiële toezegging aan collega Schouten heeft de minister van Financiën beloofd om in ieder geval de eenverdieners met een chronisch zieke partner tegemoet te komen. Ik ben blij dat daarvoor 50 miljoen is gereserveerd. Ik zie dat ook als een overwinning voor deze gezinnen, een overwinning die hard nodig was. Maar er is echt meer nodig. Het kabinet laat gezinnen die werk en zorg combineren en die daarbij van één inkomen rond moeten komen, nog steeds in de kou staan. Dat is onrechtvaardig.

Misschien wel de belangrijkste vrijheid voor gezinnen, voor ouders is het kiezen van een school voor hun kinderen. Als ergens vrijheid als ruimte voor verschil onder druk staat, dan is het op dit punt. Er was een tijd dat de VVD-onderwijswoordvoerder altijd een geplastificeerde versie van artikel 23 van de Grondwet in zijn binnenzak had. Ik ben er niet helemaal zeker van of dat bij de huidige woordvoerders van de fractie nog steeds het geval is. De laatste weken komt de aanval op de onderwijsvrijheid vooral van de kant van de SP, maar ik kan ook naar het kabinet kijken. Ik heb onlangs goed geluisterd naar de H.J. Schoo-lezing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die er nu ook al niet is.

De voorzitter:
Die heb ik vanmorgen afgemeld.

De heer Segers (ChristenUnie):
Ik weet het. Maar het is spijtig dat ze er niet is. Ik hoop dat mijn woorden toch overkomen. Ik hoorde die lezing en merkte dat ik regelmatig instemmend zat te knikken en te hummen. Het was een gepassioneerd pleidooi voor vrijheid. Het ging over vrijheid tegenover onvrijheid, over "wij" tegenover "zij" en over een coalitie voor de vrijheid. Ik hoorde daarbij. Althans, dat dacht ik, totdat minister Schippers mij hardhandig van zich wegduwde. Tegen het einde van haar betoog zei ze namelijk letterlijk: "En wij dachten: onvrijheid, dat spreekt niemand meer aan, dat waait vanzelf over. Religie is achterhaald. In elk geval in de vorm van een voorgeschreven leven volgens de lijnen van de Bijbel of de Koran." Wie zijn de "wij" die dachten dat religie achterhaald was, dat een leven naar de Bijbel passé was? Ik hoor daar dus niet bij. Maar wie spreken er dan wel? Zijn dat VVD'ers? Zijn dat kabinetsleden? Is dat "het weldenkende deel der natie"? Het lijkt erop dat ik er alleen bij hoor als ik mijn kerklidmaatschap inruil voor het lidmaatschap van de VVD. Het was dan ook begrijpelijk dat na de lezing een vragensteller aan de minister vroeg waarom ze niet had gepleit voor afschaffing van de onderwijsvrijheid. De minister was eerlijk genoeg om te erkennen dat ze daar inderdaad aan gedacht had, maar ze wilde daarvoor niet kiezen, omdat ze dan ruzie met de verkeerde mensen zou krijgen. Dat lijkt mij een juiste inschatting. Ik pas voor die coalitie van de vrijheid als die betekent dat ik daarna een schoolstrijd aan mijn broek krijg. Dat is geen vrijheid. Dat is onvrijheid.

De vrijheid van onderwijs is de vrijheid van ouders en scholen om zich met hart en ziel in te zetten voor goed onderwijs. Het is: keuzevrijheid, ruimte voor verschil, voor grote betrokkenheid van ouders, voor extra gemotiveerde leerkrachten. Die vrijheid komt iedereen toe. Zolang je je aan de wet houdt en het beste met kinderen voorhebt, heb je recht op die vrijheid. De afgelopen jaren stond die vrijheid al meermaals onder druk. De ChristenUnie heeft hard moeten knokken voor behoud van de kleinescholentoeslag. Het voortbestaan van scholen die de laatste van hun richting zijn, stond op het spel. Wat mij betreft: handen af van de onderwijsvrijheid, handen af van de keuzevrijheid van ouders!

Mochten de VVD-Kamerleden inderdaad geen kaartje met artikel 23 in hun binnenzak dragen, dan help ik hen daar graag aan. Ik heb er eentje bij me. Die heb ik hier. Via de bode kan ik ervoor zorgen dat hij bij de VVD-fractie, de andere fracties en de leden van het kabinet terechtkomt, zodat iedereen het grondwetsartikel bij de hand heeft en op een handzaam kaartje heel dicht bij z'n hart houdt.

De heer Zijlstra (VVD):
Dat is niet nodig. Volgens mij was ik bij interruptie, toen de heer Segers mij dat vroeg, heel helder. Ik kom naar voren vanwege wat de heer Segers zei over de kleine scholen en de combinatie die hij maakte met de vrijheid van onderwijs. De vrijheid van onderwijs is een groot goed in dit land. Er bestaat de mogelijkheid om zelf een school te stichten. Ik vraag de heer Segers echter om ook naar een ander aspect te kijken: de toekomst van die kinderen. Die kinderen moeten zo goed mogelijk onderwijs krijgen. Als een kleine school vanwege de omvang niet in staat is om kwalitatief onderwijs te bieden, dan mag de denominatie van die school niet ten koste gaan van de toekomst van die kinderen. Is de heer Segers dat met mij eens? Dan moeten we niet blijven hangen in de puur theoretische discussie over vrijheid van onderwijs, maar dan moeten we ook een stap durven zetten in het belang van die kinderen. Dan moeten we scholen misschien op bestuurlijk niveau samenvoegen. We kunnen dat ook op een andere wijze doen. Dan zorgen we ervoor dat het onderwijs van die kinderen, en daarmee hun toekomst, op de best mogelijke manier wordt vormgegeven.

De heer Segers (ChristenUnie):
In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat het toezicht op kwaliteit plaatsvindt vanuit de inspectie. Dat is het theoretische antwoord. Heel praktisch kan ik het volgende zeggen. Op de middag dat besloten werd om inderdaad die kleine scholen, de laatste van hun richting, open te houden, was ik op zo'n kleine school in het oosten van het land. Er werd met taart gevierd dat staatssecretaris Dekker een goed besluit nam en die school open bleef. Die school had net het predicaat "excellent" gekregen. Dat was een kleine school, de laatste in zijn richting en een excellente school. Dan zie je dat kwaliteit, identiteit en een bescheiden grootte hand in hand kunnen gaan.

De heer Zijlstra (VVD):
Dat bestrijd ik ook niet. Ik vind niet dat een kleine school per definitie of heel goed of heel slecht is. Van die afdeling ben ik niet. Het gaat uiteindelijk om de kwaliteit van het onderwijs dat geboden wordt, of dat nou in een kleine of een grote school is. De heer Segers heeft op charmante wijze mijn vraag keurig ontlopen. De vraag was de volgende. Als een kleine school niet in staat blijkt te zijn om de kwaliteit van het onderwijs naar een goed niveau te brengen, waardoor de toekomst van die kinderen in het geding komt, vindt ook de heer Segers dan dat het belang van het kind vooropstaat en we niet puur in de denominatie moeten blijven hangen, maar moeten kijken naar hoe we die kinderen onderwijs gaan bieden in een school van een formaat waarbij hun toekomst daadwerkelijk vooropstaat? Natuurlijk moet daarbij hun achtergrond meegenomen worden. Als de heer Segers dat absoluut noodzakelijk vindt, dan vinden we elkaar. De VVD vindt ook dat die vrijheid van onderwijs in dit land thuishoort.

De heer Segers (ChristenUnie):
Onderwijsvrijheid heb je omdat ouders willen kiezen. Ouders kiezen niet voor een slechte school, maar voor een goede school. Ze kiezen voor kwaliteit. Dat is niet evenredig verbonden met de schaalgrootte van die school. Sterker nog, soms zie je dat een kleine school meer betrokkenheid van docenten en ouders oplevert. Als zo'n school door het ijs zakt en door de minimumnormen gaat, dan is het evident dat je moet ingrijpen. Natuurlijk kijk je naar kwaliteit, maar kwaliteit en identiteit zijn geen vijanden van elkaar. Sterker nog, ze kunnen elkaar heel goed versterken.

De voorzitter:
Tot slot, de heer Zijlstra.

De heer Zijlstra (VVD):
Als ik het goed versta, dan hoor ik de heer Segers dus zeggen: ja, als het in het belang van de kinderen is en de kwaliteit van het onderwijs kan niet geboden worden, dan moeten wij de grootheid hebben om die stap te zetten. Dat moeten we pas dan doen. Dat ben ik met de heer Segers eens. Als de kwaliteit goed is, dan hoeft het niet.

De heer Segers (ChristenUnie):
Wij kijken naar kwaliteit. Wij hebben een speciale regeling voor laatste scholen van de richting, omdat die inderdaad een speciale positie hebben. Ook die scholen moeten voldoen aan kwaliteitsnormen. Daar hebben we een inspectie voor. Die kijkt daar heel goed naar. In die samenhang denk ik dat we zowel vrijheid als kwaliteit overeind kunnen houden.

Onderwijsvrijheid is geen doel op zichzelf, maar een middel om goede dingen te doen. In onze tegenbegroting wordt duidelijk wat dat voor de ChristenUnie-fractie betekent. Het betekent dat we investeren in vakonderwijs, in vakmensen, in jongeren met gouden handen, in leerrechten voor laatbloeiers. Het betekent ook investeren in knappe koppen. Wij halen daarom de drempel van het leenstelsel weer weg in onze tegenbegroting en willen ruim baan geven aan talent. Ook van dat talent zullen we het als land moeten hebben. Het zou de zelfverklaarde onderwijspartijen als D66 en GroenLinks sieren als ze ook op dit punt op hun schreden zouden terugkeren.

Vrijheid is geen onverschilligheid. Een kabinet is er niet alleen voor sterke mensen. Vrijheid is niet alleen het recht om voor jezelf te zorgen, het is ook de plicht om voor elkaar te zorgen. Zeker kwetsbare mensen verdienen onze zorg. Ik denk aan de palliatieve zorg, aan ouderen die in de laatste fase van hun leven extra zorg nodig hebben, zodat ze waardig afscheid kunnen nemen. De ChristenUnie wil daar extra geld voor uittrekken. Ik denk ook aan mensen in psychische nood. Politieagenten en buurtbewoners merken het op straat. Steeds meer mensen met psychische problemen dwalen rond, terwijl ze eigenlijk hulp nodig hebben. Vandaar dat wij ook extra investeren in de ggz, en in de zorg voor en de opvang van onder andere verwarde personen. Het Leger des Heils deed deze week eveneens een noodkreet uit over het aantal daklozen dat niet geholpen kan worden. Het kabinet is daarover stil. Wat is de boodschap van deze premier voor de mensen waar het Leger des Heils zo bezorgd over is, voor de inwoners van zijn land die hun stem niet laten klinken op het Malieveld, omdat ze met zichzelf overhoop liggen en zich door het leven moeten worstelen? Ook hun moet dit kabinet toch wat te zeggen hebben?

Vrijheid vraagt ook letterlijk om ruimte, een ruimte waarin we kunnen leven: de aarde. Die aarde willen we met goed fatsoen aan onze kinderen kunnen doorgeven. Ik wil een gezonde en schone leefomgeving voor onze kinderen. In 2015 steeg de schadelijke uitstoot van vervuilende broeikasgassen met 5%. Dat zorgt voor een ongezonde lucht en voor klimaatverandering. De gasproductie in Groningen is nog veel te hoog. Mensen voelen zich niet veilig in hun eigen huis. Dat moet echt anders, met schone energie, forse energiebesparing in woningen en een duurzame economie. Nederland heeft wereldwijde, duurzame koploperbedrijven. De samenleving en bedrijven zijn er klaar voor om de energietransitie te maken. Wat gaat het kabinet doen om die transitie te steunen en om de CO2-uitstoot niet te laten stijgen maar te laten dalen met 25%, zodat we de rekening niet doorschuiven naar volgende generaties, maar de economie sterk en schoon maken?

We zitten hier met het oog op een tijd als deze. De meest existentiële bedreiging van de vrijheid is de bedreiging van het leven zelf. Die komt in deze tijd van jihadisten, vooral van buiten ons land maar soms ook van binnenuit. Wat dan op het spel staat, is de vrijheid om te geloven en om niet te geloven. De vrijheid om een religie te omarmen en om die te bekritiseren. De vrijheid van meningsuiting, pers, verkiezingen en vergadering en vereniging. Kijkend naar Nice, Parijs en Brussel weten we dat het om onszelf gaat, om ons leven. We staan in deze tijd tegenover een zeer overtuigde en zeer gemotiveerde vijand: het jihadisme dat het op onszelf heeft gemunt. Het is to be or not to be. Dit is een existentiële strijd om vrijheid. We hebben die eerder gevoerd, bijvoorbeeld zo'n 60 jaar geleden, toen we de angst voor de nucleaire dreiging vanuit het oosten hadden. Het was in die periode dat de bekende Britse schrijver C.S. Lewis prachtige woorden schreef over wat ons te doen staat in een tijd van strijd en angst. Als ik zijn woorden naar onze tijd vertaal, zegt hij: "Het eerste wat we moeten doen, is kalm worden. Als we dan toch vernietigd worden door een aanslag, laat die aanslag dan gepleegd worden terwijl we met nuttige en menselijke zaken bezig zijn — bidden, werken, lesgeven, lezen, muziek luisteren, de kinderen in bad doen, tennis spelen, praten met onze vrienden bij een drankje en een dartspel — en niet terwijl we als een stel bange schapen bij elkaar zijn gekropen, slechts denkend aan de dreiging van een aanslag. Ze kunnen ons lichaam kapotmaken, zoals een bacterie dat ook kan, maar ze hoeven niet ons denken te beheersen." En zo is het.

De keus om niet bang te zijn, moet natuurlijk wel gepaard gaan met de keus om ons te verdedigen. De ChristenUnie-fractie steunt het kabinet in de prioriteit die het geeft aan Defensie, aan onze veiligheidsdiensten en aan Veiligheid en Justitie. Er is daarbij sprake van achterstallig onderhoud, en onze burgers verdienen het dat dat wordt verholpen. Tegelijk mis ik zeer dat ook prioriteit wordt gegeven aan hulp aan slachtoffers elders, aan de opvang van vluchtelingen in de regio en aan de opbouw van vrije en veilige landen elders. Hierin wordt Nederland steeds meer penny wise, pound foolish. De ChristenUnie wil terug naar de internationale standaard voor ontwikkelingssamenwerking, niet omdat dat een gevoel oplevert, maar omdat het een betere, rechtervaardigere en veiligere wereld oplevert. Geld voor de allerarmsten hoort naar de allerarmsten te gaan. Het is onbestaanbaar dat Nederland de grootste netto-ontvanger is van zijn eigen ontwikkelingsgeld, en dat Nederland geld voor armen uitgeeft aan de opvang van vluchtelingen. Hoe kan het kabinet dat doen? En hoe heeft de PvdA, die we in het verleden altijd aan onze zijde vonden, deze kaalslag in de afgelopen jaren kunnen laten gebeuren? Ik vind dat in ieder geval onrechtvaardig en onverstandig.

Bij de bescherming van vrijheid moeten we ook voorkomen dat onvrijheid vanuit onvrije landen wordt geëxporteerd. Nog steeds zijn er geldstromen vanuit landen als Saudi-Arabië richting onder andere salafistische stichtingen en organisaties hier. De Kamer dringt er al een paar jaar op aan om hier daadwerkelijk werk van te maken, maar de daadkracht van het kabinet is beperkt. Ik vraag het kabinet om het principe van wederkerigheid te hanteren. Ik heb dat vanochtend al in een interruptie met de heer Zijlstra gedeeld. Landen met een vrijheid zoals wij die hebben, staat het vrij om hier ideële organisaties te ondersteunen. Maar landen waarin de vrijheid beperkt of afwezig is, zoals Saudi-Arabië, waarin je niet eens een Bijbel mag hebben, laat staan een kerk mag bouwen — op één Noorse kerk in de Noorse ambassade na — hebben niet de vrijheid om geestverwanten hier financieel te ondersteunen. We zouden dan immers onvrijheid importeren. Ik wil op dat punt graag een reactie.

Ik begon deze bijdrage met Ester, een dappere vrouw van weleer. Ik wil eindigen met een dappere man van nu. Vlak voor de zomer was ik op bezoek bij generaal buiten dienst en voormalig Commandant der Strijdkrachten Peter van Uhm. Als er één man is die pal stond en staat voor vrijheid, is hij het. Een dag nadat hij de leiding van ons leger op zich had genomen, sneuvelde zijn zoon in Afghanistan. Hij had zich in verdriet en bitterheid kunnen terugtrekken, maar hij besloot op zijn post te blijven en zich voor de veiligheid en de vrijheid van ons land te blijven inzetten. Zelfs nadat hij uit dienst trad, is hij zich blijven inzetten, in het bijzonder voor de vorming van jongeren. Hij reist stad en land af om met hen te spreken over onze vrijheid en onze verantwoordelijkheid voor elkaar. Tijdens ons gesprek bij hem thuis vertelde hij mij wat voor hem het verschil maakt tussen een politicus en een staatsman. Hij zei: een politicus neemt maatschappelijk gewenste besluiten, maar een staatsman neemt maatschappelijk noodzakelijke besluiten.

Ik wens het kabinet en ons allemaal hier veel staatsmanschap toe, en de zegen en wijsheid van God. We zitten hier immers voor een tijd als deze, met de opdracht om het goede te doen, om de toekomst van onze kinderen veilig te stellen, om ervoor te zorgen dat iedereen daarbij meetelt, en om pal te gaan staan voor de vrijheid om te geloven. Dat is de inzet van de ChristenUnie.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl

« Terug