Maak gemeenschap van goederen niet nodeloos ingewikkeld
Vandaag werd een initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Swinkels (D66), Recourt (PvdA) en Van Oosten (VVD) door de Eerste Kamer behandeld. Dit initiatiefvoorstel regelt dat bij het huwen niet meer de gemeenschap van goederen het vertrekpunt vormt, maar huwen op huwelijkse voorwaarden. De ChristenUnie vindt dit een onzalig initiatief en Mirjam Bikker heeft vandaag dan ook een kritische bijdrage geleverd. Deze is hier na te lezen.
Voorzitter!
Allereerst mijn complimenten aan de indieners voor hun vasthoudendheid en inzet, om tot in de laatste week van de termijn van de huidige Tweede Kamer, noest aan de slag te zijn met een belangrijk voorrecht van het Tweede Kamerlidmaatschap: het zijn van medewetgever. Alhoewel ik nu al voorzichtig durf uit te spreken dat wij waarschijnlijk van inzicht blijven verschillen deze middag over deze initiatiefwet, toch wens ik hen – en in het bijzonder de vertrekkende Kamerleden- graag een goed debat toe in deze Kamer.
De wet zegt: Echtgenoten zijn elkander getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd. Maar wie de voorbereidingen op een huwelijksdag ziet of de huwelijksceremonie zelf bijwoont, weet dat dit uitstekende taal voor de wetgever is, maar niet volledig tot uitdrukking brengt wat de aankomende echtelieden bij hun huwelijk voor ogen hebben. Men wil samen verder, voor better and for worse en spreekt een hopelijk levenslange lotsverbondenheid uit. Voor de meerderheid van de huwelijken is dat ook nog steeds de realiteit. De indieners staan vandaag met hun wetsvoorstel stil bij de vermogensrechtelijke consequenties en presteren het wetsvoorstel als een update van het huwelijksvermogensrecht. Nu zijn er stukken in het BW die langer zonder aandacht door het leven gaan, in 2011 nog sprak deze Kamer over dit thema en werd nieuwe wetgeving goedgekeurd. Wat is er sinds 2011 zo anders geworden qua gevoelen in de samenleving dat er opnieuw een wijziging van de wet nodig is? De leden van de fractie van de ChristenUnie missen de springende reden die nu tot nieuwe en zelfs tot deze vergaande aanpassing moet leiden. Ja, het merendeel van de gehuwden kiest bij het aangaan van het huwelijk voor het tot stand komen van de wettelijke gemeenschap van goederen. Een beperking daarvan kan middels huwelijkse voorwaarden. Dat is vooral daar nuttig waar er vermogen is of groei te verwachten valt of daar waar een van de echtelieden schulden meeneemt. Maar voor veel Nederlanders is de vermogenspositie niet van dien aard en wordt hen de gang naar de notaris, inclusief de rekening die daarvoor betaald moet worden, bespaard. Zeventig procent van de huwelijken wordt gesloten in gemeenschap van goederen. Wie op straat vraagt wat dit inhoudt, zal een redelijk adequaat antwoord krijgen. Mensen zijn met het begrip vertrouwd. Juist in het burgerlijk recht volgt de wetgever meestal de maatschappelijk gangbare opvatting. Maar dit wetsvoorstel doet iets anders, de indieners interpreteren zelf dat veel van die 70% van de huwelijken in gemeenschap van goederen veel beter af zouden zijn met een gedeeltelijke gemeenschap. De aangehaalde onderzoeken zijn qua representativiteit niet overtuigend. Het nieuwe voorstel maakt het huwelijksvermogensrecht voor de meeste mensen ingewikkelder. Uit de praktijk klinken duidelijke signalen dat je niet hoeft te verwachten dat mensen de geldstromen gedurende het huwelijk goed zullen administreren, het zal in de praktijk in veel gevallen dus ook niet tot minder problemen leiden bij voortijdige beëindiging van een huwelijk. Waarom afwijken van wat nu in de maatschappij brede bekendheid geniet en behoorlijk overzichtelijk is? De indieners overtuigen in hun beantwoording niet, zij onderkennen wel dat echtgenoten de geldstromen die tijdens het huwelijk lopen vaak niet goed administreren en hebben dan als oplossing het bewijsvermoeden. Wat inhoudt dat indien niet goed geadministreerd en herleidbaar, het desbetreffende goed als gemeenschapsgoed wordt aangemerkt. Maar waarom dan veranderen van basisregime, als je daarmee een soort van terug bij af bent, maar een hele exercitie moet doorlopen?
En wat is de positie van de zwakkere partij in het huwelijk? Hoe verhoudt zich dit tot andere voorstellen die in de pijplijn zitten van Kamer en ministerie? Ik denk in het bijzonder aan de partneralimentatie. Graag ook een reactie van de minister. Het is vast heel vriendelijk bedoeld dat een meerderheid van de Kamer graag de arbeidsemancipatie tot grote hoogte drijft, maar het is lang niet altijd reëel en doet de werkelijkheid vaak geen recht. Hoe pakt dit wetsvoorstel uit voor de mindervermogende partij? Ja in geval van schulden is het een voordeel, maar ik mis een cijfermatige onderbouwing van het geheel. Uiteindelijk is de som die gedeeld zal worden in geval van echtscheiding kleiner. Hoe wordt voorkomen dat de verschillende wetsvoorstellen stapelend de minstvermogende partij in een huwelijk naar een armoedeval duwen? Ik hoor daar ook graag de minister van Justitie over.
Voorzitter, u zult begrijpen dat mijn fractie teleurgesteld is dat het goede idee om dan in ieder geval een keuze te bieden, tussen het huidige stelsel dat volgens ons voldoet en het beperkte stelsel waar de indieners veel van verwachten, dat het goede idee van de heer Segers bij de behandeling in de Tweede Kamer, niet door de indieners is overgenomen. Het vervangen van het ene stelsel door het andere, zal naar mijn stellige overtuiging niet een cultuurverandering betekenen die de indieners beogen. Namelijk dat toekomstige echtelieden met elkaar meer spreken over de vermogensrechtelijke implicaties van hun samenleven. Of zien zij dat anders? En waarop baseren zij dat? Wat is nu het echte doel van dit wetsvoorstel? Is dat meer ruimte voor het individu en minder lotsverbondenheid of is dat echt bescherming bieden aan mensen die plotseling met een schuldenberg getrouwd blijken te zijn of die naar hun gevoelen oneerlijk een erfenis hebben te delen? De ChristenUnie-fractie vindt het huidige voorstel een disproportionele oplossing voor een soms reëel probleem. Meer maatwerk voor de echte problemen had kunnen volstaan.
Tijdens de expertbijeenkomst die in deze Kamer ter voorbereiding op de plenaire behandeling van het wetsvoorstel gehouden werd, zijn nog een aantal andere punten gepasseerd die mijn fractie zorgen geven als dit wetsvoorstel kracht van wet krijgt. Ik loop er een aantal kort langs en vraag de indieners om een reactie, bij andere punten zullen de collega’s stil staan en luister ik eveneens aandachtig naar de beantwoording.
Allereerst het toevoegen van een open norm met betrekking tot de voorhuwelijkse onderneming, zoals naar voren gebracht door de heer Subelack. Het is bepaald nog niet uitgekristalliseerd wat de redelijke vergoeding is die moet worden betaald aan de gemeenschap voor de geleverde arbeid, kennis en vaardigheden. Indieners geven in de Nota van Verslag in antwoord op vragen door de VVD-fractie gesteld al aan dat hier nieuwe jurisprudentie gevormd zal moeten worden. Dat betekent veel onzekerheid voor de eerste jaren. Hoe oordeelt de minister over de nieuwe open norm van artikel 95? Is er op dit moment ook een probleem op dit punt?
Alle huwelijken eindigen, maar het merendeel doet dat niet door echtscheiding maar door het overlijden van een van de partners. De indieners hebben zeer hun best gedaan om te onderbouwen dat dit wetsvoorstel amper tot nieuwe twistpunten of problemen in het erfrecht leidt. De praktijk zal echter bijvoorbeeld moeten leren wat de nieuwe bedeling wordt als kinderen en langstlevende ouder van mening verschillen over wat onder het privé-vermogen en wat onder het gemeenschapsvermogen van de overleden ouder valt. Kan de minister meer precies aangeven wat de fiscale consequenties van dit wetsvoorstel zijn indien er nu minder vermogen in het gemeenschapsvermogen valt? Of voorziet hij alsnog dat daar waar vermogen is, middels notariële akte de wettelijke gemeenschap van goederen herleeft? En wat is dan de winst van dit wetsvoorstel?
Voorzitter, u begrijpt, mijn fractie ziet nog veel haken en ogen en mist de dwingende reden of de overtuigende meerwaarde om het ene stelsel voor het andere in te ruilen. Dat neemt niet weg dat de indieners op een aantal punten een reëel probleem onder ogen zien. Ik denk aan de stiekeme schuldenaar die in het huwelijk treedt of de problemen met de ongelijke erfenis. Een meer proportioneel voorstel had op meer sympathie kunnen rekenen. Desondanks blijf ik uitzien naar de antwoorden van de indieners.
Nieuwsarchief > 2017 > maart
Geen berichten gevonden
Reacties op 'Maak gemeenschap van goederen niet nodeloos ingewikkeld'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.