Bijdrage Carola Schouten aan de plenaire behandeling van wijziging van socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten aan een plenair debat met minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Onderwerp: Wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete
Kamerstuk: 34 396
Datum: 17 mei 2016
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Als mensen fraude plegen of als mensen een uitkering ontvangen terwijl ze willens en wetens verzwijgen dat ze inmiddels een baan hebben, is het terecht dat ze daarvoor gestraft worden. Dat bedreigt namelijk de solidariteit van ons socialezekerheidsstelsel, waartegen we dus moeten optreden. Dat is ook de reden dat mijn fractie destijds heeft ingestemd met aanscherping van de wet. Maar wat een scherpere aanpak van fraude en grove nalatigheid in de sociale zekerheid had moeten worden, pakte in de praktijk soms absurd uit, in combinatie met onduidelijkheid over de verplichtingen uit bijvoorbeeld de Participatiewet. Ik heb daar zelf eerder regelmatig aandacht voor gevraagd. Ik noem de casus van de man die filmpjes maakte van een kerkdienst. Hij kreeg een forse boete, want dat filmen had hij ook beroepsmatig kunnen doen. Het zal geen verrassing zijn dat hij in de praktijk niet de Steven Spielberg van de Lage Landen was! Maar zo werd hij wel behandeld, met als gevolg een enorme boete. Het ging ook nog niet eens over onnozele boetes: het kon om duizenden euro's gaan en de ruimte om clementie te betrachten, bleek beperkt. Er is een uitspraak geweest van de Centrale Raad van Beroep, die bovendien heeft bepaald dat bij de boetes niet genoeg naar de omstandigheden van het geval werd gekeken. Daarom geldt de facto nu al sinds 2014 een milder boeteregime, met verschillende hoogtes. Er wordt verschil gemaakt tussen mensen die nalatig zijn en mensen die opzettelijk de boel flessen. De regering stelt nu voor, dat in een wet om te te zetten, wat mij zeer verstandig lijkt.
Wel heb ik een aantal opmerkingen bij de wijze waarop het wetsvoorstel vorm heeft gekregen, terwijl een aantal onderdelen nog ontbreekt in het wetsvoorstel. In de eerste plaats maak ik me nog steeds zorgen over de onduidelijkheid over de verplichtingen. Dit kan in combinatie met de Wet aanscherping tot forse boetes leiden, bijvoorbeeld als de inlichtingenplicht wordt overschreden. Landelijke aandacht kreeg de moeder van rapper Lange Frans. Zij kreeg voor het oppassen op haar kleinkinderen een boete van €34.000. Die boete is uiteindelijk door de gemeente weer van tafel gehaald. Maar het toont aan dat er dus kennelijk onduidelijkheid bestaat over de regels die nageleefd moeten worden en de informatie die verstrekt moet worden. Zijn de normen, zoals bijvoorbeeld dit soort vrijwilligerswerk, inmiddels wel voldoende helder, zodat mensen de inlichtingenplicht niet onwetend schenden? Zo ja, is er dan ruimte voor coulance? Ik ben daar nog steeds niet gerust op, terwijl de norm echt helder moet zijn. Vrijwilligerswerk of oppassen op kinderen moet gewoon kunnen, dat is geen fraude. Kan de minister hierover een principiële uitspraak doen? Kan hij aangeven of nu voldoende duidelijk is wat wel en niet mag onder de wet?
In de tweede plaats wil ik me aansluiten bij de Raad van State, die enkele belangrijke opmerkingen maakt over het strafrechtelijke karakter van het regeringsvoorstel. De heer Heerma begon daar ook al over. De opmerkingen gaan over het vermengen van straf- en bestuursrecht. Daar is een algemeen advies van de Raad van State over geschreven in het voorjaar van 2015. De boodschap: vermenging van bestuurs- en strafrecht zorgt voor problemen. De Centrale Raad stelt in haar uitspraak in 2014 verschillende categorieën vast waarin de boete een bepaalde hoogte zou moeten hebben: grove schuld, opzet, et cetera. Dat zijn allemaal termen van strafrechtelijke aard, waarvan je je kunt afvragen of ze wel in het bestuursrecht thuishoren. De Centrale Raad kon weinig anders, want hij moest het doen met het bestaande wettelijke kader, en dat was nu eenmaal bestuursrecht. Maar de uitspraak ademt dat deze boetes eigenlijk een strafrechtelijk karakter hebben. Nu is de wetgever aan zet. De regering had de kans om een stelsel te ontwikkelen dat deels bestuursrechtelijk, bij gewone nalatigheid, en deels strafrechtelijk, bij het opzettelijk verzwijgen van zaken, van aard is. Dat had de uitvoeringspraktijk verbeterd maar ook de rechtsbescherming van mensen die zo'n heel hoge boete krijgen opgelegd. Dat is echter niet gedaan. Waarom niet? In de schriftelijke ronde heb ik dat ook al gevraagd. De regering schrijft dat zij langer wil nadenken over dat algemene advies van de Raad van State. Hoelang willen we het hebben? Het advies ligt er al ruim een jaar. Dan is het toch onbevredigend dat daarover nog steeds moet worden nagedacht? Het ontslaat je ook niet van de plicht om nu een goede wet te schrijven, zeker niet als je voor het schrijven van die wet vanaf de rechterlijke uitspraak uit 2014 zo lang de tijd hebt genomen. Ik wil graag een reactie van de minister op dit punt. Moet ten minste niet de grens voor de strafrechtelijke vervolging worden aangepast? Mevrouw Karabulut heeft daarover een amendement ingediend. En is deze wet volgens de minister een tussenstation voor de regering of is het een duurzame regeling?
Het derde aandachtspunt is de positie van de mensen met schulden. De Ombudsman heeft hiervoor terecht aandacht gevraagd. We weten allemaal dat veel mensen die een schuldhulpverleningstraject ingaan, kwetsbaar zijn. Inlichtingenplichten en dergelijke worden daarbij veelvuldig geschonden, al was het maar omdat men het overzicht kwijt is. Ik wil niet dat die mensen vanwege een boete in het kader van uitkeringen de toegang tot de schuldhulpverlening wordt ontzegd. Dat zorgt voor een neerwaartse spiraal. De staatssecretaris geeft aan dat dat nu al niet categorisch mag gebeuren, tenzij iemand fraude pleegt. Het probleem is nu juist dat je tegenwoordig wel heel snel fraude pleegt. Ik wil dan ook duidelijkheid van de minister. Geldt wat hem betreft dat je alleen bij opzet en als het tot een strafrechtelijke veroordeling leidt, mag worden uitgesloten van schuldhulpverlening door de gemeente?
Verder wil ik een voorstel doen voor die mensen die inderdaad grof de fout in zijn gegaan, omdat ik er moeite mee heb om tegen hen te zeggen: bekijkt u het verder maar. Ik zou die mensen toch nog een kans willen geven om tot inkeer te komen. Ik werk daarom aan een amendement voor een voorwaardelijke inkeerregeling. Mijn excuses overigens voor het feit dat het er nog niet ligt; door het reces en de feestdagen had ik er wat minder tijd voor dan normaal. Die inkeerregeling moet het mogelijk maken dat instellingen zoals het UWV onder voorwaarden alsnog aan een schuldhulpverleningstraject kunnen meewerken. Een voorwaarde is dat uit de gedragingen van betrokkene ondubbelzinnig blijkt dat hij of zij in de toekomst niet opnieuw de fout zal ingaan. Deze bepaling is ook opgenomen in artikel 18, lid 11 van de Participatiewet. Daar probeer ik zo veel mogelijk bij aan te sluiten.
De voorzitter:
Kunt u bij benadering aangeven wanneer u denkt dat dat amendement er komt?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Bureau Wetgeving is daar nu mee aan de slag. Ik weet niet of het hun vanavond lukt, maar anders is het er morgenochtend.
De voorzitter:
Dus voor de tweede termijn van de zijde van de Kamer?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik weet dat de mensen bij Bureau Wetgeving altijd heel hard werken.
De voorzitter:
Prima, gaat u verder.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Daarnaast zit er een voorwaardelijk karakter aan het schuldhulpverleningstraject. Voorwaarde is dus dat de gedragingen ondubbelzinnig zijn, dat dus blijkt dat ze niet de fout willen ingaan en dat ze tot inkeer zijn gekomen. Ook is de gedeeltelijke kwijtschelding voorwaardelijk: als je opnieuw de fout ingaat, moet je alsnog alles terugbetalen. Ik hoop dus inderdaad dat het amendement er bij de voortzetting morgen ligt.
Ook vraag ik of de uitspraak van 11 januari van dit jaar van de centrale raad voldoende is meegenomen in dit wetsvoorstel. Daarin is onder meer bepaald dat de boetes binnen een redelijke termijn betaald moeten kunnen worden gelet op de draagkracht van degene die ze opgelegd krijgt. Hoe wordt dat in de praktijk straks gedaan? Voor bijstandsuitkeringen geldt straks een beperking van 10% voor 24 maanden in geval van opzet. Dat is maximaal €3.300 voor een echtpaar. Wordt dat straks vastgelegd in het Boetebesluit? Raakt deze uitspraak ook niet aan het respecteren van de beslagvrije voet? In juli 2015 heb ik al een motie ingediend met de collega's van SP, CDA en D66 om die beslagvrije voet in het kader van de fraudewetgeving te respecteren. Het wordt echt tijd dat we hierin stappen gaan zetten, want ik begrijp niet goed waarom het doorkruisen van de beslagvrije voet moet worden ingezet als maatregel om fraude door veelplegers te bestrijden. Dat lijkt me geen oplossing; daardoor worden de problemen alleen maar verergerd. Ik wil ook benadrukken dat de beslagvrije voet het absolute minimum is waarvan wij in Nederland zeggen dat je daarvan moet kunnen leven. Dan is het doorkruisen van de beslagvrije voet nog een extra straf, die wat ons betreft niet zou moeten kunnen.
Ik heb nog twee korte vragen. Mijn eerste vraag gaat over mensen met ggz-klachten of verslavingen. Die mensen kunnen sneller boetes krijgen omdat zij al helemaal niet goed in staat zijn om aan allerlei verplichtingen te voldoen. Die boetes zijn niet echt productief in dit kader. Is er volgens de minister voldoende geregeld om ook rekening te houden met de specifieke omstandigheid van deze mensen, zodat zij niet van de regen in de drup komen?
Mijn tweede vraag gaat over de financiële gevolgen van dit wetsvoorstel. Er wordt nu 33 miljoen euro minder uit de boetes opgehaald, zo zeg ik het maar wat eufemistisch. Dat geld wordt toegevoegd aan het macrobudget. Waar wordt dat uit de begroting van SZW gehaald? De minister zegt dat het uit de begroting wordt gehaald. Kan hij specifieker aangeven waar hij die ruimte had? Zijn die kosten sinds november 2014, toen de uitspraak van de centrale raad kwam, al opgevangen?
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.
Archief
december 2019
juni
september 2018
juni 2017
- 14-06-2017 - Bijdrage Carola Schouten aan het AO inzake de Eurogroep / Econfinraad
- 01-06-2017 - Bijdrage Carola Schouten aan een plenair debat over belastingafspraken met multinationals
mei
april
- 18-04-2017 - Bijdrage Carola Schouten aan een plenair debat inzake wijziging Wet arbeid vreemdelingen en Vreemdelingenwet 2000 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider
- 12-04-2017 - Bijdrage Carola Schouten aan de plenaire behandeling van de Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten
februari
- 09-02-2017 - Schriftelijke vragen Carola Schouten en Eppo Bruins over de mogelijkheden om grenswerkers als expats te behandelen
- 08-02-2017 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat inzake de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20..
- 02-02-2017 - Bijdrage Carola Schouten aan het AO Investeringsagenda Belastingdienst
- 01-02-2017 - Bijdrage Carola Schouten aan een plenair debat genaamd Wijziging van de Kieswet in verband met het afschaffen van de mogelijkheid voor politieke groeperingen om lijstencombinaties te vormen
- 01-02-2017 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat over Burgerinitiatief "Peuro"
januari
december 2016
- 21-12-2016 - Bijdrage Carola Schouten aan de plenaire behandeling van Najaarsnota 2016
- 15-12-2016 - Bijdrage Carola Schouten aan een plenair debat inzake Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon
- 08-12-2016 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat over de uitwerking van de Wet DBA
- 06-12-2016 - Bijdrage Carola Schouten aan de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid