Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat inzake de Wet aanpak schijnconstructies
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan een plenair debat met minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Onderwerp: Wet aanpak schijnconstructies
Kamerstuk: 34 108
Datum: 26 februari 2015
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Het komt volgens mij niet vaak voor dat bij de behandeling van een wetsvoorstel in de Kamer heel veel woordvoerders al in ongeveer de eerste zin van hun bijdrage zeggen dat zij het doel van de wet heel erg steunen. Ik kan direct melden dat ook mijn fractie dat doel steunt.
Toen ik deze wetsbehandeling aan het voorbereiden was, moest ik onwillekeurig toch even terugdenken aan een situatie die ik twee en een half jaar geleden tegenkwam. Ik was op een bouwplaats waar woningen werden gerenoveerd. Het was vrijdagmiddag. Ik liep daar rond met een aantal mensen; ik had een gesprek. Op een gegeven moment zag ik een aantal werknemers samenklitten bij wat een uitvoerder bleek te zijn. Ik dacht eerst dat zij nog even de werkzaamheden voor de komende week aan het doornemen waren, maar de uitvoerder trok al snel een bundeltje uit zijn binnenzak. Dat bundeltje bleek te bestaan uit een aantal bankbiljetten. De mensen werden er te plekke uitbetaald. Ik stond op dat moment, maar figuurlijk viel ik zo ongeveer van m'n stoel toen ik dat zag. Ik vroeg mij af of die mensen ook daadwerkelijk het minimumloon kregen uitbetaald. Ik ging dus naar die uitvoerder, of wat hij ook was. Hij verwees mij al heel snel door naar de aannemer. Ik ging naar de aannemer toe. Hij zei: ja, u moet bij de opdrachtgever zijn. Dit is de kern van het probleem waar heel veel werknemers uit de Midden- en Oost-Europese landen vaak toch mee te maken hebben. Ik werd erg gefrustreerd van het feit dat ik er niet de vinger achter kon krijgen waar het probleem nu zat.
Ik constateer dat deze wet misschien helaas niet het hele probleem gaat wegnemen, maar in ieder geval wel meer bewustzijn en verantwoordelijkheid gaat creëren voor alle schakels in zo'n keten. Men kan daar niet meer zeggen: ik heb het niet geweten. Men kan niet meer zeggen: het is niet mijn verantwoordelijkheid. Dat is volgens mij de kern. Wat dat betreft is het dus heel goed dat de ketenaansprakelijkheid wordt geregeld. Wat ons betreft is een werknemer zijn loon gewoon waard.
Het is inderdaad wel de vraag of deze wet niet andere creatieve mogelijkheid gaat creëren om toch weer onder die ketenaansprakelijkheid uit te komen. Ik besef dat met elke wet die wij in de Kamer aannemen, er altijd situaties zullen ontstaan waardoor die wet ontdoken kan worden. Maar een wet is wel een norm, en die norm stellen wij met elkaar in de Kamer.
Toch vrees ik dat er bepaalde situaties ontstaan waardoor dit nog wel mis kan gaan. Ik hoop dat ze niet ontstaan, maar ik denk dat het wél zal gebeuren. Ik kan me voorstellen dat er bijvoorbeeld na aanname van de wet opeens heel veel zzp'ers in dienst worden genomen. Ik zeg erbij dat het schijn-zzp'ers zullen zijn, want ik geloof niet dat deze mensen dan allemaal opeens zelfstandig bedenken: ik word zzp'er! Wat is de oplossing van de minister voor dat probleem? Gaat hij daar bijvoorbeeld straks meer op controleren? Als we namelijk een wet aannemen, is het ook wel zaak dat die wordt gehandhaafd.
Dan kom ik vanzelf bij het punt van de inspectie. Een aantal woordvoerders voor mij heeft daar al op gewezen. Wij hebben daar inderdaad vorig jaar bij de begrotingsbehandeling over gesproken. Heeft de inspectie voldoende armslag? Zijn er genoeg inspecteurs om te controleren of de wetten worden nageleefd? Ik denk dat het bij deze wet cruciaal is om te zien of dat het geval is. Daar heb ik zo mijn zorgen over. Ik geef de minister graag de ruimte om die zorgen weg te nemen. Anders — ik zeg dit als een aanmoediging voor hem richting het kabinet — zou het wat ons betreft een goed idee zijn als hij kijkt of hij de inspectie misschien moet uitbreiden, al is het maar om deze wet een goede kans te geven.
Ik kom bij het punt van de verrekeningen en de inhoudingen op het minimumloon. Ik heb begrepen dat daar toch wel de grootste hiccup zit bij een aantal partijen in deze Kamer. Laat ik er duidelijk over zijn: een werkgever die van goede zin is, hoeft hier geen last van te hebben. Die kan prima met een automatisch incasso ervoor zorgen dat hij zijn huur krijgt en als er bijvoorbeeld collectief iets wordt afgedragen voor de ziektekosten of iets dergelijks, kan dat ook geregeld worden. Ik zie vooral het gevaar dat dit een excuus is om toch weer schimmige constructies rondom het minimumloon op te bouwen. Er zijn voorbeelden — ik meen dat die ook in het verslag staan — dat daar inhoudingen op waren. Ik zeg niet dat dat bij huur zo is. Er zijn echt werkgevers die het goede voor hebben met hun personeel, maar er zijn er ook die dit kunnen misbruiken om weer van dat soort vage regelingen in het leven te roepen. Daar zijn wij pertinent op tegen. Dus alle steun voor dat onderdeel in de wet.
De heer Ulenbelt kwam ermee dat dit door werkgevers ook gebruikt zou kunnen worden als een soort fiscale constructie. Die verrekening zou bijvoorbeeld van het brutoloon worden ingehouden in plaats van op het nettoloon. Heeft de minister indicaties dat dat gebeurt?
De heer Heerma gaf al aan dat er in Europa een discussie gaande is over het al dan niet mogelijk zijn van deze verrekeningen. Ik meen dat dat de nieuwe handhavingsrichtlijn detachering is. Als wij straks bijvoorbeeld toch meer ruimte zouden gaan laten voor verrekeningen en inhoudingen op het minimumloon — wat niet mijn wens is — vinden wij Europa dan op onze weg? Kan de minister daarop ingaan?
Wanneer er meer dan 50% verschil is tussen de uitbetaling van het loon en het cao-loon is er volgens de wet sprake van ernstige onderbetaling. In dat geval is ook de opdrachtgever aansprakelijk. Tussen de 0% en 50% is alleen de hoofdaannemer aansprakelijk. Is dat niet een heel grote stap voordat de opdrachtgever in beeld komt? Ik kan mij zo voorstellen — ik denk dan weer even aan de situatie waar ik in het begin over vertelde, namelijk de werknemers die contant werden uitbetaald — dat er inderdaad een forse druk is vanuit de opdrachtgever om toch maar wat minder te betalen, al is het maar om een heel scherpe aanneemsom vast te stellen. Daardoor zou de aannemer gewoon knel kunnen komen te zitten. Als we dan zeggen dat dat de verantwoordelijkheid van de aannemer is en niet van de opdrachtgever, vind ik dat toch een beetje te makkelijk. Deelt de minister die mening? Vindt hij zelf ook dat die stap misschien toch wat kleiner gemaakt zou moeten worden? We kunnen een heel debat gaan voeren over welk percentage dat dan moet zijn, maar 50% onderbetaling ten opzichte van het cao-loon vind ik wel een heel grote stap. Wil de minister aangeven waarom hij hiervoor heeft gekozen?
Ik rond af met een laatste punt en dat betreft de nota van wijziging. Die is er inderdaad gekomen naar aanleiding van onze bezorgdheid over het ongewilde effect dat voortvloeide uit de terugwerkende kracht van de transitievergoeding voor de seizoenwerkers. Ik denk dat de oplossing die nu gekozen is inderdaad een goede weging is van de belangen van werkgevers en die van werknemers. Wij kunnen hierbij dus aangeven dat wij de nota van wijziging steunen. Wel vraag ik de minister om een toelichting op het proces. Hoe is het bijvoorbeeld met de sociale partners gegaan? Wij horen daar wel indirect verhalen over, maar ik hoor ook graag de perceptie van de minister van de manier waarop het is gegaan. Ik denk dat dit een heel werkbare oplossing is en ik dank de minister hiervoor.
De heer Ulenbelt (SP):
Mijn interruptie heeft betrekking op het laatste punt. De formulering die de minister heeft gekozen in de nota van wijziging, heeft niet alleen betrekking op seizoenwerkers. Het is veel breder. Is mevrouw Schouten, die dit omarmt, niet bang voor onbedoelde effecten in het onderwijs, uitzendwerk, tijdelijke contracten in de metaal, ziekenhuizen, effecten die zij eigenlijk niet wilde toen zij stemde voor de Wet werk en zekerheid?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Wij hebben gestemd voor de Wet werk en zekerheid en de SP niet. De grap is dat degene die tegen die wet was, nu de grootste pleitbezorger is. Het is in ieder geval een heel mooie constatering dat de SP nu ook binnenboord is. Ik denk dat de minister goed heeft gelet op het gevaar dat wij zien dat juist degenen met een flexcontract en dergelijke hiervan de dupe worden doordat zij hun baan verliezen. De minister heeft hierin een goede weging gemaakt: aan de ene kant het voorkomen van ontslag, baanverlies of wat dan ook om financiële redenen en aan de andere kant bekijken hoe je dit goed kunt toepassen. Ik geloof dat die balans goed is gevonden.
De heer Ulenbelt (SP):
Mevrouw Schouten zegt nu dat wij voor de wet zijn. In een wet zitten goede en slechte dingen. Dit was een goed dingetje. Dat goede dingetje wordt er nu uitgehaald. Dat is reden om nog meer tegen die wet te zijn. Het is een argument in mijn voordeel in plaats van in mijn nadeel, zou ik zeggen. Is mevrouw Schouten dan niet geïnteresseerd in de vraag wie dit buiten het seizoenwerk allemaal zal treffen? Moet zij dat antwoord niet eerst afwachten voordat zij die nota van wijziging omarmt?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Die vraag had de heer Ulenbelt zelf volgens mij ook al gesteld, dus het antwoord hoor ik vanzelf wel. Mijn weging is dat er een goede balans is gevonden. Ik geloof dat het erop toeziet dat de onbedoelde effecten die erin zaten en die bijna alle partijen in de Kamer behalve de SP hebben gezien, daarmee getackeld zijn. Bovendien is de minister de werknemers meer tegemoetgekomen dan wij als Kamer in eerste instantie vroegen. Hij heeft het immers teruggebracht tot 2012, zeg ik uit mijn hoofd. Daarmee mag worden gerekend. Ik denk dus dat hij wel degelijk heeft zitten wegen. Ik hoop dat het goede puntje dat de heer Ulenbelt in een wet ziet, hem de volgende keer verleidt om toch maar te kiezen voor zo'n wet, in plaats van heel rabiaat te zeggen: het merendeel deugt niet, dus steunen wij de wet niet. Ik denk dat dat bij deze wet ook het geval is. In mijn interruptie bij het betoog van de heer Ulenbelt hadden we het daar ook al over. Soms moet je kijken naar stappen vooruit in plaats van kiezen voor stilstand.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.
Archief > 2015 > februari
- 26-02-2015 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat inzake de Wet aanpak schijnconstructies
- 25-02-2015 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat naar aanleiding van de Europese Top van 12 en 13 februari 2015 en over de steunmaatregelen aan Griekenland
- 12-02-2015 - Inbreng schriftelijk overleg Carola Schouten inzake technische appreciatie Belgisch verlaagd btw-tarief op digitale kranten
- 11-02-2015 - Inbreng verslag (wetsvoorstel) Carola Schouten ten behoeve van een wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met de invoering van een algemeen pensioenfonds (Wet algemeen pensioenfonds)
- 11-02-2015 - Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat over de agenda van de Europese Top
- 11-02-2015 - Bijdrage Carola Schouten aan het algemeen overleg Arbeidsmarktbeleid
- 04-02-2015 - Bijdrage Carola Schouten aan het dertigeledendebat over de ‘Grenseffectentoets’
- 02-02-2015 - Inbreng schriftelijk overleg Carola Schouten ten behoeve van een Aanbieding ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de deregulering van de woonfunctie en enkele andere wijzigingen