Bijdrage Carola Schouten aan AO Transactie Rabobank betrokkenheid bij manipulatie LIBOR en EURIBOR

woensdag 13 november 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Financiën aan een algemeen overleg met minister Dijsselbloem van Financiën en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Transactie Rabobank voor betrokkenheid bij manipulatie van LIBOR en EURIBOR

Kamerstuk:    33 803

Datum:            13 november 2013

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Een bank moet je kunnen vertrouwen. Dat is een belangrijk uitgangspunt, ook in het financiële stelsel. Eufemistisch gezegd, zijn er de afgelopen jaren wat deuken in dat vertrouwen opgelopen. Toen wij onlangs hoorden over de fraude bij de Rabobank waren wij zwaar teleurgesteld. Bij een fraude van zo'n omvang en over zo'n lange periode is de eerste vraag: hoe heeft dit kunnen gebeuren? Daarnaast heeft deze affaire het vertrouwen in de toezichthouder geschaad. We hebben net een traject van cultuurverandering bij DNB achter de rug en er zijn allerlei maatregelen genomen. Deze zaak en de vragen die hij oproept over de rol van de toezichthouder dragen niet bij aan herstel van het vertrouwen. Ook wij hebben behoorlijk wat vragen over wat er gebeurd is, hoe er gereageerd is en hoe we verder moeten.

In 2008 kreeg DNB al de eerste signalen dat er mogelijk sprake was van manipulatie, maar destijds zag men geen reden tot ingrijpen. In 2010 kwam daar een verzoek van de Commodity Futures Trading Commission (CFTC) aan de Rabobank overheen, dat door de Rabobank werd gemeld aan DNB. Is het niet vreemd dat, als een Amerikaanse toezichthouder onderzoek gaat doen naar een Nederlandse bank, beide Nederlandse toezichthouders geen reden zien om ook eens te bekijken wat er aan de hand is?

De AFM en DNB redeneerden destijds dat het niet op hun takenlijstje stond. Ik mag hopen dat DNB een behoorlijke mate van discretionaire bevoegdheden of in ieder geval inschattingsvrijheid heeft om zaken nader te bekijken. Kan de minister aangeven hoe deze afweging destijds is gemaakt bij DNB? Wat wordt er nu gedaan met dergelijke signalen; hopelijk zijn die er niet, maar is er wel een verandering bij DNB opgetreden?

De minister stelt in zijn brief een retorische vraag: "Omdat de eerste signalen over mogelijke manipulatie van de Libor dateren van 2008 kan de vraag worden gesteld of DNB niet eerder een onderzoek had moeten starten en wat de rol van AFM als gedragstoezichthouder in dezen is". Ik vraag de minister om deze vraag zelf te beantwoorden.

Rondom de schikking zijn al veel vragen gesteld. Waarom is hiertoe besloten? Waarom schatte de minister van V en J in dat er beter geschikt kon worden dan tot vervolging overgaan? Wij hebben in de kranten al enige overwegingen, ook van het OM, gelezen, maar ik wil graag van de minister zelf horen welke afweging hij heeft gemaakt.

Ik vraag me af hoe in de totale boete die opgelegd is aan de Rabobank het bedrag van 70 miljoen tot stand is gekomen en hoe dit zich verhoudt tot wat buitenlandse toezichthouders geschikt hebben. Wat is de ratio achter het verschil in hoogte?

Ik sluit me aan bij de verwondering en kritische vragen over de aftrekbaarheid van de winst, en daarmee van de belastingen, van het buitenlandse deel van de boete en het opdraaien van de Nederlandse belastingbetaler daarvoor. Wat zijn de mogelijkheden om dat nog voor deze casus te repareren, zodat dat niet gebeurt? Of zijn we te laat en is dit alleen te repareren voor toekomstige gevallen? Ik hoop niet dat dat het antwoord is.

Tegen een aantal medewerkers zijn disciplinaire maatregelen genomen. Een deel van hen is nog steeds in dienst. Wat zijn nu nog de mogelijkheden van vervolging, ook van degenen die nog in dienst zijn? Er wordt aangegeven dat met degenen waarmee een regeling is getroffen niet veel meer mogelijk is, maar met de rest nog wel. Wat zijn de opties? Is het kabinet bereid te bekijken welke rol het zelf kan spelen om het rechtsgevoel recht te doen?

Uit e-mails en telefoongesprekken is gebleken dat veel handelaren hiertoe overgingen omdat ze er zelf beter van werden. Rondom de bankenbelasting hebben we een discussie gehad over wie je moet meenemen bij de bepaling van de bonussen ten opzichte van de hoogte van de bankenbelasting. Als er meer dan 25% van het vaste salaris als bonus wordt uitgekeerd aan bestuurders, kan de bankenbelasting hoger worden. We hebben toen een discussie gehad over de handelaren. Deze groep is behoorlijk autonoom, waardoor het risico vrij groot is. Wij hebben gezien dat door hen voor eigen gewin werd gehandeld en dat hun gewin niet per se het maatschappelijk gewin was. Om dat te regelen, heb ik destijds met de heer Groot een amendement ingediend, maar dat is niet gelukt. Ik vraag de minister om te heroverwegen dat die bankenbelasting rondom de bonussen niet alleen voor bestuurders geldt, maar ook voor handelaren. Dan wordt voorkomen dat er een prikkel blijft bestaan om voor eigen gewin te handelen. Is de minister daartoe bereid?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug