Inbreng Carola Schouten inzake Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs

dinsdag 26 februari 2013 00:00

Inbreng (verslag wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Onderwerp:   Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs

Kamerstuk:    33 519

Datum:            26 februari 2013

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs. Zij onderschrijven de doelstellingen om uitval tegen te gaan, studiebegeleiding te verbeteren en excellente studenten te stimuleren, maar wijzen ook op de noodzaak te investeren in de kwaliteit van onderwijs en het verbeteren van student/docent ratio. Zij stellen enkele vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat ‘sterke autonome instellingen’ nodig zijn. Aan de andere kant verschuift dit wetsvoorstel een aantal bevoegdheden, bijvoorbeeld naar NVAO en naar de minister. In hoeverre wordt de autonomie van instellingen afgezwakt door dit wetsvoorstel?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het voorgenomen tijdpad van de wetgeving realistisch is, aangezien instellingen ook de prestatieafspraken moeten realiseren. De wetgeving bevat immers veel elementen die instellingen in korte tijd in de praktijk moeten brengen, zoals de vervroegde inschrijfdatum.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het belangrijk dat toezicht op studiebegeleiding via de accreditatieprocedure op orde blijft. Reële studievoorlichting aan aankomende studenten, maar ook het perspectief op banen en salariëring maken hiervan onderdeel uit. Wordt ook toegezien of de geboden studievoorlichting realistisch is ten aanzien van bijvoorbeeld het arbeidsmarktperspectief?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hechten aan goede matching tussen student en instelling, zodat studenten gemotiveerd en goed geïnformeerd aan een opleiding beginnen. Genoemde leden zijn het eens met de regering dat tijdige oriëntatie en aanmelding voorkeur verdienen. Zij vragen of de vervroegde aanmelddatum en de rechten en plichten die daarbij horen ook gelden voor studenten die niet rechtstreeks van het voortgezet onderwijs komen. Waarom is gekozen voor de mogelijkheid voor het weigeren van nieuwe studenten na 1 mei? Waarom voldoen andere middelen niet om studenten eerder te laten kiezen en gaat de regering over tot een vergaand middel?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zien een grote meerwaarde in tussenjaren en basisjaren om uitval in het hoger onderwijs tegen te gaan. Genoemde leden vragen een visie van de regering op de functie van tussenjaren of basisjaren om uitval tegen te gaan.

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat de verplichting om een doorstroommaster aan te bieden vervalt. Hiermee neemt de noodzaak voor studenten toe om bij het vervolgen van een master te gaan verhuizen of meer te reizen. Genoemde leden wijzen op de effecten van de invoering van een leenstelsel en het afschaffen van de OV-kaart. Neemt door de combinatie van deze maatregelen niet de drempel tot het volgen van een master toe? Zo ja, hoe beoordeelt de regering de negatieve invloed op onze kenniseconomie?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere onderbouwing van de constatering dat een bachelordiploma een volwaardig diploma is. Geldt dit voor alle opleidingen? Verbetert de afschaffing van de doorstroommaster de positie van bacheloropleidingen of masteropleidingen, of beide?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom het uitgangspunt dat voor bachelorafgestudeerden altijd een mogelijkheid is om een masteropleiding te volgen niet in de wet is opgenomen, maar via een uitzondering in de vorm van een bevoegdheid van de minister gestalte krijgt. Waarom wordt gekozen voor een uitzonderingsbevoegdheid, terwijl het om een algemeen verondersteld uitgangspunt gaat?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting op de aanvullende eisen bij toelating tot bacheloropleidingen. Deze eisen krijgen gestalte binnen een ministeriële regeling. Het is nog niet duidelijk welke eisen worden gesteld en wanneer de minister deze eisen zal toepassen. Op welke manier kunnen studenten beoordelen welke aanvullende eisen aan een opleiding worden gesteld? Kunnen studenten in beroep gaan tegen eisen bij toelating? Gelden de aanvullende eisen ook voor specifieke cursussen? Hebben de aanvullende eisen ook betrekking op huidige opleidingen, bijvoorbeeld de eis dat minstens een kwalitatieve en kwantitatieve eis moet worden gevraagd?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere motivering over het gelijktrekken van de titulatuur in het hbo en het wo. Zij wijzen op de opmerking van de Raad van State dat de verschillen tussen hbo en wo in Nederland groter zijn dan in veel andere landen en dat gelijktrekking geen recht doet aan de Nederlandse praktijk. Waarin schiet een hbo-titel tekort in de herkenbaarheid van personen op de arbeidsmarkt, zoals de regering stelt?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het vastleggen van het wettelijk collegegeld voor schakelprogramma’s van maximaal 30 studiepunten aansluit bij de praktijk. Veel schakelprogramma’s bedragen meer dan 30 studiepunten, bijvoorbeeld voor hbo-bachelorstudenten die schakelen  naar een wo-master. Zij hebben te maken met instellingscollegegeld dat vaak vele malen hoger is dan het wettelijk collegegeld. Kan de regering nader ingaan op deze zorg? Op welke manier wordt de toegang tot schakeltrajecten laagdrempelig gehouden, in het bijzonder voor hbo-studenten?

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

 

 

 

 

 

 


« Terug

Archief

« Vorige Volgende »

december 2019

juni

september 2018

juni 2017

mei

april

februari

januari

december 2016

november