Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)
De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. Normaal gesproken zouden we bij deze begrotingsbehandeling terugblikken op deze kabinetsperiode en de balans opmaken, maar dit is niet echt het moment om rustig te reflecteren, want de hele samenleving en ook de hele onderwijssector zijn in beslag genomen door het coronavirus. Het is ongekend wat er het afgelopen halfjaar allemaal is gebeurd. De scholen dicht, eindtoets geschrapt, het centraal examen geschrapt, online-onderwijs: niemand had dit een jaar geleden kunnen bevroeden. Wat is het dan bemoedigend om te zien hoe al die mensen in het onderwijs ervoor hebben gezorgd dat het onderwijs toch doorgang kon vinden. De creativiteit en de inzet die in heel onderwijsland aan de dag werden gelegd, zijn bewonderenswaardig. Het past ons om vanaf deze plek een groot compliment te maken aan al die docenten, schoolleiders en bestuurders die zich in deze uitzonderlijke omstandigheden van hun beste kant hebben laten zien. Dat compliment geldt ook voor de bewindspersonen en hun ambtenaren, hun staf die zich een slag in de rondte hebben gewerkt om dit alles mogelijk te maken.
Voorzitter. De impact van het coronavirus is enorm, alsof er nog niet genoeg aan de hand was in onderwijsland. Lerarentekort, werkdruk, achterblijvende leerprestaties, curriculumherziening, passend onderwijs, herziening van de bekostiging in het hoger onderwijs: op al die terreinen zijn veranderingen geweest en stappen gezet. Er zijn door dit kabinet forse investeringen gedaan, zowel structureel als incidenteel, op het gebied van lerarensalarissen en een vermindering van de werkdruk. Onlangs kwam er bijvoorbeeld ook nog 360 miljoen voor het verbeteren van de ventilatie op scholen. Hiermee heeft het kabinet de lijn van vorige kabinetten omgebogen en fors geïnvesteerd in de toekomst van ons land. Niet dat het nu allemaal rozengeur en maneschijn is, want een ambitieuze agenda voor onze onderwijssector is en blijft hard nodig, inclusief de bijbehorende investeringen. Wat de ChristenUnie betreft gaat het volgende kabinet door met investeren in het onderwijs. De salariskloof tussen p.o. en vo, die hier al genoemd werd, moet dicht. Lerarenopleidingen moeten blijvend versterkt worden. De werkdruk moet verder aangepakt worden. Kortom, er is nog genoeg werk aan de winkel. Ik wil de bewindspersonen vragen om te reflecteren op de afgelopen jaren. Hoe zien zij de huidige stand en staat van het onderwijs? Hoe hebben de investeringen uitgepakt? Welke effecten zijn er nu zichtbaar en wat zien zij als de grootste uitdagingen voor de komende jaren?
Voorzitter. Mijn fractie vindt het in ieder geval essentieel dat ook bij toekomstige investeringen de docenten zelf kunnen meepraten over de besteding van de middelen, net zoals dat bij de werkdrukmiddelen ging. Zij weten het beste waar het knelt en waar de behoefte ligt. Hoe kijken de bewindspersonen tegen dit nieuwe model aan? Kunnen we deze werkwijze ook voor de toekomst verankeren? Welke lessen zijn er in de afgelopen tijd op dit punt geleerd? Het kost namelijk wel tijd en overleg, en lang niet elke mr is goed geëquipeerd om mee te praten over investeringen. Hoe kunnen we er dan voor zorgen dat bestuurders en docenten daadwerkelijk hun rol kunnen pakken? Dit zijn essentiële ingrediënten om de zeggenschap en de positie van docenten te verbeteren.
Hetzelfde geldt wat de ChristenUnie betreft voor leerlingen: zij moeten goed kunnen meepraten, want het gaat over hun onderwijs. In dit kader missen wij een vertegenwoordigend orgaan van basisschoolleerlingen. Ze zijn nog jong, maar toch. Een LAKS voor het basisonderwijs, zeg maar, of een landelijke leerlingenraad. Zou de minister het niet een mooi idee vinden als dat er zou komen? Hoe dan ook, laten we nú en in de toekomst vooral de leraren en leerlingen goed betrekken bij financiële keuzes en beleidskeuzes in het onderwijs. Zij zijn het die vormgeven aan de school. Zij zijn het die samen de school tot een waardengemeenschap maken.
Voorzitter. Er is al veel gezegd over de gevolgen van het coronavirus voor het onderwijs. Ik deel de zorgen dat deze periode ervoor zal zorgen dat bestaande verschillen tussen leerlingen en tussen scholen verder vergroot worden. Mijn fractie vindt het van groot belang dat we goed monitoren wat op zowel de korte als de lange termijn de gevolgen zijn. Wat betekent het voor de leerachterstanden van leerlingen en wat doet dit met de kansengelijkheid? Hoe houdt de minister de vinger aan de pols en hoe zorgen we dat dit geen verloren jaar zal zijn voor kwetsbare leerlingen?
We moeten ook oog hebben voor scholieren die in hun examenjaar zitten. Het is essentieel dat er vroegtijdig duidelijkheid is over de examens en de weg daarnaartoe. We moeten voorkomen dat er last minute nog maatregelen of aanpassingen nodig zijn rond de examens. Hetzelfde geldt voor de eindtoets in groep 8 en ik zou haast zeggen: liever vroegtijdig schrappen dan te lang onzekerheid laten bestaan. We hebben afgelopen jaar gezien dat het ook zonder kan. Dat vond ik op zich verfrissend om te zien. Graag hoor ik van de minister hoe hij hiernaar kijkt en welke scenario's hij voorbereidt rond de eindtoets en de examens.
Ik vind het ook van belang dat we monitoren in hoeverre de coronacrisis zorgt voor studievertraging. Het kabinet heeft terecht compensatie geregeld voor laatstejaarsstudenten van het afgelopen seizoen. Maar alle studenten hebben natuurlijk te maken met vertraging en met de beperkingen die er nu zijn. Onderzoek van het ISO toonde aan dat er in juni al 54.000 studenten waren met een studieachterstand. Welk perspectief biedt de minister al die studenten die vertraging oplopen? Gaan we afwachten tot de zomer, of kan zij hier al eerder wat over zeggen?
Voorzitter. Ik wil nog wat verder ingaan …
De voorzitter:
Een korte vraag, mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik ben het er helemaal mee eens. Ik had het net ook al over onze zorgen over die studievertraging. Ik heb daar samen met mevrouw Westerveld een voorstel voor gedaan, namelijk voor een solidariteitsfonds, een eenmalige investeringen in een fonds zodat studenten die die zorgen hebben, weten dat wij achter hen staan. Hoe kijkt de ChristenUnie naar dat voorstel?
De heer Bruins (ChristenUnie):
Hoe kan ik tegen solidariteit zijn, zou ik zeggen. Een mooiere naam voor zo'n fonds kan ik mij haast niet voorstellen. Ik denk wel dat het goed is om af te wachten wat de minister ons daadwerkelijk kan vertellen over de oplopende vertragingen. Tot nu toe hebben de studenten die aan het eind van hun studie zijn, een kleine steun in de rug gekregen. Hoe dat bij de komende jaargangen gaat lopen, moet de minister ons vertellen. Daar moeten we ook naar kijken. Als blijkt dat daar ook vertragingen zijn — en dat is best wel te verwachten — dan moeten we echt kijken hoe we die studenten kunnen helpen, want niet alleen de laatstejaars hebben daar last van. Dat begrijp ik.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter. We hebben vaker aandacht gevraagd voor de situatie van studenten, onder andere samen met Coalitie-Y. De prestatiedruk is hoog. Het leenstelsel zorgt voor een forse studieschuld. De arbeidsmarkt is er bepaald niet beter op geworden en het is ingewikkeld om woonruimte te vinden. Ik maak me hier zorgen over. Dit is de generatie die straks de maatschappij moet dragen. Op dit moment zadelen we hen op met grote schulden. Enerzijds een grote staatsschuld door alle crisismaatregelen die we nu treffen en anderzijds een grote studieschuld vanwege het leenstelsel. Recente evaluaties laten zien dat met name voor studenten uit middeninkomens het leenstelsel erg negatief uitpakt. Het is hoog tijd dat we het breekijzer zetten in dit leenstelsel. Vanuit de ChristenUnie hebben we deze week onze inzet gepresenteerd. Een stevige basisbeurs voor alle studenten. Dit is onderdeel van de grote belastingherziening waar we in ons verkiezingsprogramma mee komen. Het is goed om te zien dat ook andere partijen met plannen komen om studenten financieel te ondersteunen. Ook de architecten van dit schuldenstelsel komen gelukkig tot inkeer. We hebben het debatje zonet al gehoord. Ik heb er dus alle vertrouwen in dat we bij de komende kabinetsformatie het leenstelsel bij het grofvuil gaan zetten.
Voorzitter. Juist nu is het dus van belang dat we de financiële situatie van studenten goed in kaart brengen. Ik heb vorig jaar per motie gevraagd om het Nibud Studentenonderzoek weer in ere te herstellen. Hoe staat het met de uitvoering van die motie, zo vraag ik de minister. Ik krijg signalen dat dit nog niet goed loopt. Ik wil ook aandacht vragen voor de psychische hulpverlening aan studenten. In deze coronatijd is het belangrijker dan ooit dat er toegankelijke, laagdrempelige hulp is voor studenten. Dankzij mijn eerdere motie werkt het RIVM aan een grootschalige kwantitatieve nulmeting van de mentale gezondheid van studenten. Hoe staat het daar inmiddels mee, vraag ik de minister. Wat kan zij in de tussentijd doen om dit onderwerp op de agenda te houden en ervoor te zorgen dat studenten goede hulp krijgen?
Ik wil specifiek aandacht vragen voor de positie van de vier kleine levensbeschouwelijke universiteiten. Zij zijn niet vertegenwoordigd in de VSNU maar merken wel duidelijk dat het huidige stelsel knelt. Door corona wordt hun situatie des te nijpender. Bij eerdere onderzoeken bleek al dat generieke aanpassingen in het bekostigingsstelsel onvoldoende rekening houden met de eigen aard van deze kleine instellingen. Herkent de minister dit en is zij bereid om maatwerk te leveren in de plannen rond de bekostiging en daarover in gesprek te gaan met de levensbeschouwelijke universiteiten?
Voorzitter. Dan de wetenschap. Wij kregen van het Rathenau Instituut weer het jaarlijkse rapport Balans van de wetenschap. Een deel van deze rapportage komt voort uit een motie die ik eerder heb ingediend. Wat mij opviel, is de verschuiving die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden in het zogenaamde onderzoeksprofiel van Nederland. Het aandeel publicaties in de vakgebieden natuur, techniek en landbouw is gehalveerd terwijl het aandeel van de medische en sociale wetenschappen juist enorm is toegenomen. Hoe verklaart de minister dit? Hoe verhoudt dit zich tot de ons omringende landen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we juist ook in de vakgebieden bèta en techniek blijven excelleren? De komende tijd zal het belang van die vakgebieden alleen maar toenemen. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Dit brengt mij bij mijn laatste onderwerp: vakmanschap. De heer Van den Berge sprak er ook over. Vorig jaar presenteerde ik hier mijn tweede actieplan vakmanschap. Nederland heeft grote behoefte aan vakmensen, aan gouden handen die ons land draaiende houden. De uitdagingen van deze tijd vragen om technisch geschoold personeel. Dit vraagt om een herwaardering van het beroepsonderwijs en het enthousiasmeren van jongeren voor bèta en techniek. Daarom is het van belang dat we genoeg jongeren interesseren om een vak te leren, zoals de vader van de heer Van den Berge graag ziet. We moeten ervoor zorgen dat jongeren een weloverwogen keuze voor een opleiding maken en dat we mensen opleiden voor de sectoren waar de tekorten zijn. Zowel in het mbo, het hbo als het wo mag best die vraag over de macrodoelmatigheid van opleidingen gesteld worden. Goede loopbaanoriëntatie is cruciaal, net als voldoende stageplekken en leerwerkbanen. Hoe staat het er op dit punt voor, zo vraag ik de minister. Waar ziet zij mogelijkheden voor een extra offensief om ervoor te zorgen dat we nu en in de toekomst genoeg vakmensen opleiden in tekortberoepen?
Voorzitter. Vakmanschap zien we bij uitstek bij ambachten als lijstenmaker, rietdekker en pianotechnicus. Dat zijn échte vakmensen. En ze zijn onmisbaar in ons land. Voor de ChristenUnie staat als een paal boven water dat we deze ambachten in ere moeten houden en moeten ondersteunen. De toekomst van deze vakopleidingen staat echter onder druk, omdat de subsidie voor het Meld- en expertisepunt specialistisch vakmanschap weg dreigt te vallen. Dit expertisepunt coördineert de opleidingen voor deze specialistische beroepen. Juist in deze tijd zou het funest zijn als dit wegvalt. Daarom zal ik met een motie komen om ook in de komende jaren geld vrij te maken voor het Meld- en expertisepunt specialistisch vakmanschap.
Voorzitter, tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel.
Archief > 2020 > oktober
- 29-10-2020 - Bijdrage Eppo Bruins aan het voortgezet algemeen overleg Telecommunicatie (AO d.d. 11/06)
- 13-10-2020 - Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)
- 08-10-2020 - Het bericht «Euronext geeft flitshandelaren onzichtbare voorsprong»
- 06-10-2020 - De mogelijkheid tot sneltesten op Schiphol
- 01-10-2020 - Bijdrage Eppo Bruins aan de Algemene Financiële Beschouwingen (tweede termijn)