Bijdrage Eppo Bruins aan het algemeen overleg Passend onderwijs
Bijdrage Eppo Bruins aan een algemeen overleg met minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Kamerstuknr. 31293
De heer Bruins (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Wie gunt zijn kind geen passend onderwijs? Je kunt niet tegen passend onderwijs per definitie zijn, maar de Wet passend onderwijs, die in 2012 werd aangenomen en in 2014 werd ingevoerd, leidt niet per se tot passend onderwijs, althans niet meer en ook niet minder. Wat het meest fout is gegaan bij de invoering van de Wet passend onderwijs is dat de verwachting werd gewekt bij ouders en leraren dat dankzij die wet alles anders en beter zou gaan, dat ieder kind passend onderwijs zou krijgen en dat er binnen een paar jaar geen thuiszitters meer zouden zijn. Dat was natuurlijk een misvorming van de werkelijkheid in de klas, want met het bevriezen van een budget en het over de schutting kieperen bij regio's los je geen echte problemen op. De wet was een poging van vorige kabinetten om de stijgende kosten voor zorgleerlingen in de hand te houden. De ChristenUnie heeft samen met D66 en GroenLinks destijds ternauwernood kunnen voorkomen dat de wet zou leiden tot grootschalig ontslag van leraren en verlies van expertise: de bezuiniging is geschrapt.
Wat gaat er wel goed in het passend onderwijs? Nou, eigenlijk een heleboel. Wat goed gaat is dat heel veel leerkrachten iedere dag met hart en ziel lesgeven aan kinderen van allerlei pluimage. De decentralisering van middelen die heeft plaatsgevonden onder deze wet, helpt daarbij. Want scholen — lees: leraren en ouders — hebben zelf het beste beeld van hoe je een leerling passend onderwijs kunt geven. Geef de leraar de vrijheid om naar eigen kunnen en eigen inzicht te handelen met zo weinig mogelijk papieren rompslomp.
Omdat er ook zo veel goed gaat, vind ik het te loven dat de minister zijn regiotoer is begonnen om verhalen op te halen en in gesprek te gaan over passend onderwijs. De werkelijkheid van passend onderwijs haal je op in het veld. Zelf heb ik ook veel scholen bezocht en daar heb ik ook conclusies uit getrokken. Mag ik een reactie van de minister op mijn vier conclusies?
Mijn eerste conclusie: samenwerkingsverbanden zijn verbanden van samenwerkende scholen. Er moeten geen nieuwe bovenschoolse en bovenbestuurlijke structuren en managementlagen ontstaan. Is de minister het met mij eens dat een samenwerkingsverband idealiter interbestuurlijk is en dat een governancecode toepassen op samenwerkingsverbanden niet nodig is wanneer ieder onderliggend bestuur al governanceproof is? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat door toezicht op de samenwerkingsverbanden het geld in de klas terechtkomt, zoals in het regeerakkoord is afgesproken, en niet bij de structuren daarboven?
Mijn tweede conclusie: leraren konden vroeger kinderen met open armen ontvangen, maar moeten nu eerst veel formulieren invullen en wachten totdat ze zeker weten dat ze een kind met speciale behoeften welkom kunnen heten. Papieren rompslomp lijkt sowieso nog steeds een breed probleem binnen het onderwijs. Een voorbeeld van papieren rompslomp: een schooldirecteur suggereerde me dat je bijvoorbeeld jaarlijkse of tweejaarlijkse herindicaties zou kunnen schrappen bij kinderen met stabiele kenmerken. Hoe denkt de minister hierover?
Mijn derde conclusie: passend onderwijs op het grensvlak tussen onderwijs en zorg blijft lastig. Onderwijs wordt collectief gefinancierd, zorgbudgetten worden individueel gefinancierd. Dat krijg je niet gemakkelijk bij elkaar, ondanks een ambitieuze brief hierover van de ministers De Jonge en Slob. Zijn er nog meer ambities te verwachten? Ik denk aan kinderen die een zware zorgbehoefte hebben vanwege een ernstige meervoudige beperking. Bureaucratische regels en schotten in budgetten mogen nooit de reden zijn dat deze kinderen buiten de boot vallen. Ik vind dat we creatief moeten kijken naar onderwijs op een andere locatie of naar het besteden van zorgmiddelen in de klas. We komen hier in februari nog specifiek over te spreken in het AO Onderwijs en zorg, maar ik wil de minister vragen naar zijn reflectie op de stand van zaken van de maatregelen uit het regeerakkoord. Is het kabinet ambitieus genoeg op dit punt?
Mijn vierde conclusie: speciaal onderwijs heeft zijn eigen functie en houdt die eigen functie. Het blijft nodig en is misschien nog wel meer nodig dan voorheen. Nu het budget voor passend onderwijs niet meer meestijgt met de maatschappelijke problematiek worden speciaal onderwijs en het sbo eigenlijk de overloop voor de problemen die het regulier onderwijs niet meer aankan. Ik denk dat dit niet door de leerlingen komt, maar doordat onze samenleving gewoon niet meer kan omgaan met kinderen die net wat anders zijn. Tegelijk zie ik dat leraren hun uiterste best doen om alle leerlingen goed te begeleiden. Dat is ook geen sinecure. Ik zie hier ook nadrukkelijk een link met het lerarentekort en de hoge werkdruk in het onderwijs. De maatregelen en het extra geld dat dit kabinet hiervoor uittrekt, moeten ook helpen om leraren beter in staat te stellen om leerlingen passende zorg en begeleiding te bieden. Hoe ziet de minister dit?
Voorzitter. Ten slotte. Inspraak en zeggenschap van ouders is essentieel. We horen verhalen van ouders die het gevoel hebben dat er buiten hen om wordt besloten over hun kind en dat er met hun kind heen en weer geschoven wordt, terwijl ouderbetrokkenheid juist essentieel is. Morgen is er een groot congres over ouderbetrokkenheid. In het regeerakkoord staan hier ook warme woorden over. Ik dank de minister voor de brief die net binnenkwam, om één minuut over tien. Ik zal die brief met heel veel interesse lezen.
Voorzitter. Ik zie uit naar de antwoorden van de minister. Wanneer hij ze geeft, zal ik in de plenaire zaal staan om de debatteren over arbeidsmarktwetgeving, die ervoor gaat zorgen dat de ketenbepaling in het primair onderwijs wordt geschrapt, zodat scholen flexibel kunnen omgaan met invalleerkrachten die heel bewust invalleerkracht willen zijn en blijven. Dat is ook weer een stapje in de goede richting. Mijn beleidsmedewerker zal hier mee blijven kijken en de antwoorden van de minister met interesse volgen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Voordat u vertrekt: er is nog een interruptie van de heer Kwint.
De heer Kwint (SP):
Een vraag. Ik ben het eigenlijk in verregaande mate eens met de heer Bruins, ook met zijn pleidooi voor speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs. Wij merken dat er op dit moment nog steeds een probleem is: als er in een samenwerkingsverband al een school voor speciaal basisonderwijs is, zorgt de Wet primair onderwijs ervoor dat er niet nog een mag komen. Dat is een lang, ingewikkeld en technisch verhaal. Zou het niet logisch zijn om de beslissing of er behoefte is aan meer speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs in een regio in die regio zelf neer te leggen en niet wettelijk te beperken?
De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik kan niet alle consequenties van dit idee overzien op dit moment, maar het klinkt interessant genoeg om er samen met de heer Kwint eens over na te denken.
De heer Kwint (SP):
Dan zal ik het straks aan de minister vragen en kan uw beleidsmedewerker meeluisteren naar het antwoord.
De heer Bruins (ChristenUnie):
En dan hoor ik het weer van mijn beleidsmedewerker. Ik ben heel benieuwd wat de minister dan gezegd heeft.
De voorzitter:
Goed. U gaat ons verlaten. Veel succes daar.
Archief > 2019 > januari
- 31-01-2019 - Bijdrage Eppo Bruins aan de Wet arbeidsmarkt in balans
- 31-01-2019 - Bijdrage Eppo Bruins aan het algemeen overleg Passend onderwijs
- 29-01-2019 - Bijdrage Eppo Bruins aan het voortgezet algemeen overleg Toekomst van het rekenen in vo en mbo (AO d.d. 23/01)
- 23-01-2019 - Bijdrage Eppo Bruins aan het algemeen overleg over de toekomst van het rekenen in het vo en het mbo
- 16-01-2019 - Bijdrage Eppo Bruins aan het plenair debat over het faciliteren van witwassen door Nederlandse banken
- 15-01-2019 - Bijdrage Eppo Bruins aan het plenair debat over het gebruik van contant geld in de samenleving