Bijdrage Carla Dik-Faber aan het notaoverleg Duurzame gewasbescherming

maandag 01 juli 2013

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken aan een notaverleg met  staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu

Onderwerp:   Duurzame gewasbescherming

Kamerstuk:    27 858

Datum:            1 juli 2013

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. In 2011 is het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen met 50% gestegen ten opzichte van 2010. Dit laat zien dat een ambitieus beleid gericht op gewasbeschermingsmiddelen absoluut noodzakelijk is. Mijn fractie heeft met name zorgen over de waterkwaliteit. Volgens het PBL is er sinds 2005 weinig verbetering geboekt waar nog de grootste stappen moeten worden gezet. Ik heb begrepen dat er op het punt van de waterkwaliteit een ex-ante-evaluatie is uitgevoerd bij deze nota. Het was fijn geweest als de Kamer deze evaluatie had kunnen betrekken bij het notaoverleg. Uit de evaluatie blijkt namelijk dat met de maatregelen uit de nota de doelstellingen voor de vermindering van de normoverschrijdingen in het oppervlaktewater in 2018 noch in 2023 gehaald worden bij de sectoren fruit, bomen en vollegrondsgroenten. Als dit inderdaad klopt, dan betekent dit dat de nota nu al moet worden aangescherpt. We vragen op dit punt een reactie van de staatssecretaris.

De ChristenUnie heeft zorgen over de cumulatieve effecten van residuen van verschillende actieve stoffen op de gezondheid van mensen. Dit punt wordt nu niet meegenomen bij de toelatingsbeoordeling. Er wordt weliswaar onderzoek uitgevoerd door het RIVM, maar kan de staatssecretaris concreet aangeven waartoe dit zal leiden?

Een ander punt betreft de risico's voor omwonenden en passanten. Het advies van de Gezondheidsraad hierover is inmiddels al een jaar vertraagd. Ik vind de inzet op dit punt in de nota veel te weinig concreet. Fyto en LTO hebben aangekondigd telers te willen adviseren. Kan de staatssecretaris aangeven wat zij van de sector verwacht? Hoe wordt meetbaar gemaakt of agrariërs de belangen van omwonenden en passanten inderdaad zwaar meewegen?

De ChristenUnie constateert dat nog steeds veel te gemakkelijk naar chemische middelen en technologische oplossingen wordt gegrepen, terwijl er inmiddels voldoende niet-chemische en biologische alternatieven zijn. Mijn fractie verwelkomt een verbod op het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen en sport- en recreatieterreinen, maar wil dat het verbod ook voor plantsoenen en parken gaat gelden.

Het kabinet wil de blootstelling van burgers aan gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk voorkomen. De knip tussen professioneel en particulier gebruik snapt mijn fractie dan ook niet.

De ChristenUnie wil ook een verbod op particulier gebruik van chemische middelen, zeker van glyfosaat. Dit verbod kan dan in 2015 ingaan. Er zijn immers voldoende alternatieven beschikbaar voor particulieren.

Mevrouw Lodders (VVD): Mevrouw Dik-Faber geeft aan dat er voldoende alternatieven beschikbaar zijn. "Voor particulieren", kwam daar snel achteraan. Het verbod gaat gelden voor professionele gebruikers. Welke alternatieven zijn er? Hoe kijkt de fractie van de ChristenUnie aan tegen het feit dat die alternatieven allerlei milieuvervuilende effecten kennen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik ben het met mevrouw Lodders eens dat je goed moet kijken naar de vraag welke alternatieven je gebruikt. Ik ben op werkbezoek geweest in het kader van gewasbescherming. Ik heb mij op dit punt door diverse organisaties laten bijpraten. Niet ieder gewasbeschermingsmiddel laat zich eenvoudig vervangen door een alternatief. De cumulatie van alternatieve middelen kan per saldo zorgen voor grotere milieueffecten dan chemische gewasbeschermingsmiddelen. Ik constateer echter ook -- helaas kan ik de technische details niet geven -- dat er wel degelijk alternatieven zijn. De alternatieven die worden aangedragen door de sector, botsen op allerlei procedures. Ik wil straks nog ingaan op de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen en de termijnen waar mensen tegenaan lopen. Toelatingsprocedures duren tot drie jaar. Ik vind dat wij dat met elkaar moeten oplossen. Ik hoor deze signalen uit de sector. Op basis daarvan kan ik concluderen dat er zeker alternatieven zijn, maar dat wij ze wel goed en gericht moeten inzetten.

Mevrouw Lodders (VVD): Ik constateer dat mevrouw Dik-Faber niet verder komt dan een herhaling van wat zij eerder al zei, namelijk dat er alternatieven zijn. Op de concrete vraag welke alternatieven er dan zijn, komt er geen antwoord. Dat vind ik jammer. Mevrouw Dik-Faber gaat in haar inbreng voorbij aan het feit dat het de kostenprijs verhoogt en dat er milieueffecten zijn. Dat betreur ik zeer.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Bij mijn weten ben ik uitvoerig ingegaan op het milieu. Ik heb mevrouw Lodders geschetst dat ik er zeker oog voor heb dat het gestapeld gebruik van alternatieve middelen per saldo meer milieueffecten kan hebben. Daar wil ik zeker naar kijken. Ik heb aangegeven dat ik het naampje dan misschien niet weet, maar dat ik wel weet dat er alternatieven beschikbaar zijn. Wat de kosten betreft: mevrouw Lodders heeft in haar inbreng kosten genoemd, maar ik heb berekeningen gezien van het LEI, CLM en het RIVM waaruit een ander kostenplaatje naar voren komt. Volgens mij heb ik geantwoord op alle punten die mevrouw Lodders aandraagt. Ik ben het voor een deel met haar eens, maar voor een deel ook niet. Ik weet dat er alternatieven zijn, voor een lagere prijs dan mevrouw Lodders noemt. In het bieden van meer ruimte voor deze alternatieve middelen ligt volgens mij de uitdaging.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik was gebleven bij de kaderrichtlijn water. In de nota wordt onvoldoende ingegaan op het punt dat criteria in het toelatingsbeleid ruimer zijn dan in het waterkwaliteitsbeleid. Om de doelstellingen voor normenoverschrijding te kunnen halen, moet de toelatingsbeoordeling worden afgestemd op de waterkwaliteitsnormen. Is de staatssecretaris daartoe bereid?

Ik wil tot slot nog kort het toelatingsbeleid voor biologische middelen aanstippen. Aangezien de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen niet strookte met de nieuwe Europese verordening, is deze regeling ingetrokken. Voor nieuwe biologische middelen en laagrisicomiddelen moet nu de gangbare procedure van 32 maanden gevolgd worden, terwijl er een grote behoefte is aan alternatieven voor de chemische middelen die straks verboden worden. De ChristenUnie pleit voor een alternatieve en snellere toelatingsprocedure voor deze middelen, net zoals bij biociden. Dan hebben wij het over 90 dagen, waarbij het middel zelf in plaats van elke afzonderlijke werkzame stof wordt getoetst. Is de staatssecretaris bereid, zich hiervoor in te zetten in Europa?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben benieuwd hoe de ChristenUnie staat tegenover de oproep van bijvoorbeeld Vewin om wat serieuzer te kijken naar teeltvrije zones. Voelt de ChristenUnie ervoor om de nota op dit punt iets aan te scherpen? Denk aan het nu instellen van een zone van een meter om dit vervolgens na twee jaar te evalueren.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Volgens mij zijn er op dit punt voorstellen gedaan in de nota. De ChristenUnie wil op dit moment geen verdere aanscherping. Over een aantal jaar komt er een evaluatie. Dan spreken wij verder.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.

« Terug