Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat inzake Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met versterking van de invloed van verzekerden op de zorgverzekeraar
Bijdrage Carla Dik-Faber aan een plenair debat inzake verzekerdeninvloed Zvw
Kamerstuknr. 34971
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Bij een bezoek aan de ledenraad van Menzis heb ik gesproken met Wout. Wout is inmiddels alweer twaalf jaar lid van de ledenraad. Als predikant ging hij vroeger regelmatig bij zieke gemeenteleden op bezoek. Tijdens deze bezoekjes ontstond zijn interesse in de zorg die zijn gemeenteleden kregen. Het was ook in die tijd dat de nieuwe Zorgverzekeringswet van kracht werd. Wout besloot dat hij meer wilde weten over hoe de zorg werkt en hoe die mensen raakt. Hij meldde zich aan bij de ledenraad van Menzis. Daarmee kon hij invloed uitoefenen op het beleid van zijn eigen zorgverzekeraar.
In de afgelopen twaalf jaar heeft Wout mogen ervaren hoe zijn ledenraad professionaliseerde. De raad groeide uit tot een volwaardige partner voor de raad van bestuur en de raad van commissarissen. De raad mag meebeslissen bij de zorginkoop, maar ook bij de benoeming van commissarissen. Als er regionaal iets speelde in de zorg, dan organiseerde de ledenraad regioavonden, waar de verzekerden voor werden uitgenodigd.
Wat mij betreft is Menzis een mooi voorbeeld van hoe verzekerden invloed kunnen hebben op het beleid van hun zorgverzekeraar. Eerlijk gezegd vind ik dit niet meer dan logisch. Zorgverzekeraars zijn immers voor het grootste deel coöperaties, waarvan de verzekerden lid zijn. Met elkaar betalen deze verzekerden jaarlijks meer dan 23 miljard euro aan premie en eigen risico. Hiermee financieren ze voor ongeveer de helft de uitgaven van hun zorgverzekeraar. Dan is het dus niet meer dan terecht om verzekerden ook invloed te geven op het beleid van de zorgverzekeraar.
Voorzitter. Er ligt nu een wetsvoorstel om het inspraakrecht van individuele verzekerden en de positie en het adviesrecht van vertegenwoordigingen van verzekerden wettelijk te verankeren. Hiermee wordt de invloed van verzekerden verder vergroot en krijgen zij meer mogelijkheden voor ondersteuning. Mijn fractie is heel blij dat hiermee eindelijk uitvoering wordt gegeven aan twee moties van de ChristenUnie, die eerst in de Tweede Kamer en daarna ook in de Eerste Kamer zijn aangenomen. Dit wetsvoorstel past in het streven van deze coalitie om de inspraak van verzekerden, patiënten en cliënten op het beleid van hun zorgverzekeraar of zorgaanbieder wettelijk vast te leggen. De ChristenUnie vindt zeggenschap in de zorg heel belangrijk. Door verzekerden, patiënten en cliënten, maar ook medewerkers invloed te geven op de invulling van het beleid in de zorg zorgen we ervoor dat dat beleid meteen getoetst kan worden in de praktijk.
Het wetsvoorstel dat we vanavond bespreken, regelt grosso modo drie zaken. In de eerste plaats is dat inspraak van verzekerden in het zorginkoopbeleid en het klantcommunicatiebeleid, in de tweede plaats het adviesrecht van de vertegenwoordiging van verzekerden op het zorginkoopbeleid en in de derde plaats het instemmingsrecht van die vertegenwoordiging op de inspraakregeling.
Maar, voorzitter, hiermee regelt het wetsvoorstel ook heel veel zaken níet. Zo is de lijst met onderwerpen waarop inspraakrecht of adviesrecht van toepassing is, niet heel uitgebreid. De minister geeft aan hiermee ruimte te willen laten voor maatwerk. Dit zagen we ook bij de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen. Bij die wet zijn echter nog een flink aantal zaken geregeld bij algemene maatregel van bestuur. Maar dit haakje ontbreekt bij dít wetsvoorstel. Mijn fractie wil voorkomen dat deze wet onvoldoende meerwaarde heeft ten opzichte van wat nu al kan en gebeurt. Daarom wil ik graag op een aantal punten voorstellen voor aanpassing doen.
Allereerst het inspraakrecht voor individuele verzekerden. Zij mogen nu alleen iets zeggen over het zorginkoopbeleid en het klantcommunicatiebeleid. Laat ik duidelijk zijn: dat is zeker een hele grote en goede stap. Maar mijn fractie vindt het ook belangrijk dat verzekerden betrokken worden bij de besluitvorming over bijvoorbeeld de inzet van niet-wettelijk verplichte reserves. Wordt hiermee de premie laag gehouden of wordt er geïnvesteerd in een bredere vergoeding binnen de aanvullende verzekeringen van de zorgverzekeraar? Het zijn keuzes die uiteindelijk direct de verzekerde aangaan. Dit geldt ook voor de keuzes die een verzekeraar maakt bij het aanbod van zorgverzekeringen. Daarnaast is de inzet van financiële middelen voor het werven van nieuwe verzekerden bij het jaarlijkse overstapcircus iets waar verzekerden op geconsulteerd kunnen worden. Daarom heb ik een amendement ingediend om de inspraakmogelijkheden voor verzekerden op deze punten te vergroten. Ik hoor graag een reactie van de minister.
Voorzitter. De vertegenwoordiging dient een juiste afspiegeling te zijn van de verzekerde populatie.
De voorzitter:
Ik denk dat er nog een vraag is van de heer Raemakers van D66 over het vorige punt.
De heer Raemakers (D66):
Allereerst natuurlijk mijn complimenten aan de ChristenUnie dat ze dit onderwerp in de afgelopen jaren zo heeft geagendeerd. Daarom staan we hier vanavond in de plenaire zaal om die wet te bespreken. Het amendement dat mevrouw Dik-Faber zojuist heeft toegelicht kwam erg last minute naar ons toe vandaag. We hebben het dus net even snel gelezen, maar ik heb daar toch een aantal vragen over. Het gaat om de inzet van niet door de wet voorgeschreven reserves en over het aanbod van zorgverzekeringen. Mijn indruk is dat dat meer de financiële spelregels betreft, terwijl het wetsvoorstel dat door de minister is voorbereid heel erg uitgaat van zaken als zorginkoop en klantcommunicatie. Het huidige wetsvoorstel legt de nadruk dus wat meer op zorg. Het amendement van de ChristenUnie voegt daar nu een aantal financiële zaken aan toe. Doet dat niet fundamenteel afbreuk aan de goede balans in de huidige wet?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Allereerst mijn excuses aan mijn collega's voor het laat communiceren over deze amendementen. Het was een drukke dag en gisteren was het eigenlijk niet anders. Dus nogmaals mijn excuses. Ik wil graag de vragen beantwoorden. De helft van het geld waar zorgverzekeraars mee werken, wordt opgebracht door de verzekerden. Uit mijn hoofd meen ik dat het 23 miljard is; dat is een fors bedrag. Natuurlijk vind ik het heel goed dat verzekerden straks kunnen meepraten via de inspraak, via het adviesrecht over de zorginkoop. Ik denk dat dat het allerbelangrijkste is. Dat is het grote winstpunt van deze wet. Ik ben ook heel blij dat dat vanavond wordt besproken. Maar tegelijkertijd, omdat die verzekerden zoveel geld inbrengen, kan ik mij voorstellen dat zij ook gehoord worden als het gaat om financiële keuzes: hoe gaan we de middelen inzetten die we hebben en die we niet wettelijk verplicht aanhouden? Het is niet mijn bedoeling dat de verzekerde op de stoel van het bestuur gaat zitten. Het is ook niet mijn bedoeling dat verzekerden financiële verantwoordelijkheden gaan dragen. Dat zou echt veel te veel gevraagd zijn. Maar dat je als premiebetaler kan meedenken over hoe jouw zorgverzekeraar de middelen inzet, vindt mijn fractie wel rechtvaardig.
De heer Raemakers (D66):
Ik begrijp het antwoord en ik vind het doel ook heel sympathiek. Alleen, ik denk dat het wel heel juridisch en financieel complex is. Ik vind het amendement en de toelichting daarop wel wat beperkt, zodat ik daar heel lastig een keuze is kan maken. Maar ik hoor graag de toelichting van de minister.
Ik heb nog een vraag over het subkopje e: "De wijze waarop de zorgverzekeraar nieuwe verzekerden werft". In het huidige wetsvoorstel is al inspraak mogelijk ten aanzien van de klantcommunicatie. Kan mevrouw Dik-Faber uitleggen waarin die nieuwe grond "e" in haar amendement wezenlijk verschilt van de klantcommunicatie die al in het huidige voorstel staat?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat de klantcommunicatie ziet op de contacten met verzekerden, en dat sub e in het amendement, over de wijze waarop de zorgverzekeraar nieuwe verzekerden werft, echt expliciet gaat over het jaarlijkse overstapcircus. Ik weet niet of je kunt zeggen dat daar in deze Kamer hele debatten aan gewijd zijn, maar het is op een aantal momenten wel een substantieel onderdeel geweest van debatten. Met name vanuit de hoek van de SP, volgens mij, is daarin geageerd tegen het overstapcircus, inclusief alle cadeautjes die verzekerden daarbij krijgen. Voor zover ik het kan overzien, zit dat niet in het huidige wetsvoorstel. Mijn amendement 15, sub e zou daar wel aan tegemoetkomen.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Mevrouw Dik-Faber zei net: ik wil niet dat de verzekerden medeverantwoordelijk worden. Dat is wel mooi. Men heeft dus wel rechten, maar geen plichten. De verzekeraar moet nu financiële verantwoording afleggen voor zijn keuzes. We hebben in de antwoorden van de minister ook kristalhelder gezien dat ook de Raad van State zegt dat u toch wel tot het uiterste gaat met betrekking tot de publieke voorwaarden die u oplegt aan private instellingen. We hebben met z'n allen de zorgverzekeraars ook neergezet als poortwachter, juist om te letten op de zorgkosten. Ik wil van mevrouw Dik-Faber dus heel graag een reflectie horen op de vraag waarom er wel rechten zijn en geen plichten.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
In het verleden hebben we in deze Kamer heel vaak gesproken over twee woorden. Het ene woord is "zeggenschap" en het andere woord is "medezeggenschap". Wat mijn fractie betreft zou je verzekerden in de kern maximale zeggenschap moeten willen geven. Dat gaat niet, omdat je verzekerden — in andere wetsvoorstellen zijn dat cliënten of bewoners — op dat moment de positie van bestuurder geeft. Die twee moeten we niet met elkaar verwarren. Maar ik vind het wel belangrijk dat er maximale medezeggenschap is.
In dit wetsvoorstel is dat geregeld in de vorm van inspraak, inspraak voor mensen die verzekerd zijn bij hun zorgverzekeraar in een coöperatief model, waarin ze richting hun verzekeraar kunnen aangeven wat zij belangrijk vinden in wat er met hun geld gebeurt. Die verzekerden leveren de helft van de bedragen waar de zorgverzekeraar mee werkt. Ik vind het dus heel belangrijk dat zij daarover mee kunnen beslissen, dat ze in ieder geval richting hun verzekeraar kunnen aangeven: ik vind het belangrijk dat dit met het premiegeld gebeurt. Een zorgverzekeraar maakt daarin keuzes. Ik heb net twee keuzes genoemd. Zo'n keuze is bijvoorbeeld: bied ik een aanvullend pakket, of ga ik iets doen met de hoogte van de premie? Het gaat over niet-wettelijke buffers die worden aangehouden. Daarbij heb je keuzes. Het bestuur van een zorgverzekeraar heeft uiteraard een eigen verantwoordelijkheid, maar dat de verzekerden daar inspraak in hebben, omdat zij de helft van het geld inleggen, vind ik eigenlijk gewoon ook een kwestie van fatsoen.
Nog heel kort over het punt van de Raad van State. Natuurlijk, ik heb ook gezien dat het hier gaat om private organisaties met publieke randvoorwaarden. Ik heb het CDA de afgelopen jaren leren kennen als een partij die de publieke verankering van private organisaties ontzettend belangrijk vindt. Eigenlijk ben ik dus wel een beetje verbaasd dat deze vraag met name van het CDA komt, omdat die publieke waarborgen zo ontzettend belangrijk zijn voor de CDA-fractie en voor mijn partij.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Het is terecht dat mevrouw Dik-Faber aangeeft dat gespreide verantwoordelijkheid voor het CDA een van de vier uitgangspunten is en dus zeer bepalend voor de manier waarop wij de samenleving willen inrichten. Maar mevrouw Dik-Faber gaat daar veel verder in. Zij zegt: medezeggenschap betekent dus ook dat die bestuurder, die verzekeraar, uitleg moet geven en toch ook een stukje toestemming moet krijgen. Hij moet volgens haar uitleggen waarom hij bijvoorbeeld zegt: ik wil mijn reserves dit jaar nog niet hiervoor inzetten, want er komen nog allerlei andere ontwikkelingen op ons af. Daarmee gaat de verzekerde toch mede op de stoel van de verzekeraar zitten, terwijl er ook een aparte financieel toezichthouder is. Er zijn aparte onderhandelingen met alle zorginstellingen. De zorgverzekeraars hebben dus al op heel veel borden te schaken, en dan wil mevrouw Dik-Faber dus eigenlijk ook nog zeggen: ook over de financiën kunt u gewoon niet meer degelijk zelf besluiten; u bent daar wel verantwoordelijk voor als bestuurder, maar ik bepaal wat u moet gaan doen, en als er wat gebeurt, als het misgaat, dan bent u daarvoor verantwoordelijk.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat de CDA-fractie het een klein beetje te somber inziet. De zorgverzekeraar is een coöperatie van verzekerden. Het is dus niet zo dat we hier ergens de zorgverzekeraar hebben en daar de verzekerden. Nee, de zorgverzekeraar is een coöperatie van verzekerden. Die verzekerden moeten kunnen meepraten over het beleid van de zorgverzekeraar, die namens hen de inkoop doet. Ik vind het heel belangrijk dat in ieder geval dat deel geborgd is met dit wetsvoorstel. Vervolgens dragen al die verzekerden geld af, 23 miljard bij elkaar. Dat is de helft van het geld wat wordt uitgegeven door die zorgverzekeraar. Ik vind het heel belangrijk dat het bestuur van die zorgverzekeraar in ieder geval heeft gehoord hoe de leden, die samen de coöperatie van de zorgverzekeraar vormen, in de discussie zitten als er op een gegeven moment keuzen gemaakt moeten worden. Het is hun geld. Zij leveren een bijdrage en met hun geld wordt die zorg ingekocht. Ik vind dat ze daar toch in ieder geval inspraakrecht op moeten hebben.
De heer Veldman (VVD):
Ik ga nog even op dit punt door. Ik heb heel goed geluisterd naar de formulering van mevrouw Dik-Faber. Ik hoorde haar toch in een tussenzin zeggen dat verzekerden moeten kunnen meebeslissen. Dat lijkt mij wel een gevaarlijke, zeker als je kijkt naar wat net al door mevrouw Van den Berg benoemd werd. Zowel De Nederlandsche Bank als de Raad van State hebben uitdrukkelijk gezegd: beste minister, kader het wat steviger in, want anders loopt u het risico dat verzekerden eventueel aangesproken kunnen worden via de Wet op het financieel toezicht. Met dit amendement zet u volgens mij een deur open waarmee dit zich mogelijk gaat voordoen. Spant u dan niet het paard achter de wagen? Want als ik verzekerde ben en ik zou mij met het beleid van mijn verzekeraar willen bemoeien en ik ga risico lopen, eventueel via de Wet op het financieel toezicht, ga ik mij nog wel drie keer achter de oren krabben of ik dat wil. Terwijl wij juist willen dat verzekerden met hun verzekeraar in gesprek gaan over die zorginkoop, omdat wij juist aan de kant van de zorg willen dat verzekerden een rol hebben en in gesprek kunnen zijn met hun verzekeraar over de vormgeving van de inkoop van de zorg.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik vind het eigenlijk wel mooi wat de heer Veldman zegt over "in gesprek zijn". Als je een vorm van inspraak organiseert, is het inderdaad niet "meebeslissen", maar wel met elkaar in gesprek zijn. Laat de zorgverzekeraars dan maar aantonen dat ze, ook in financiële zin, de goede keuzen maken. Daar ligt natuurlijk de bevoegdheid bij het bestuur van die zorgverzekeraar. Ik zou niet willen dat verzekerden, op wat voor manier dan ook, financieel belast worden of aangeslagen worden voor besluiten die de zorgverzekeraar neemt. Tegelijkertijd zijn het wel de verzekerden die al het geld inbrengen. Er is een en ander ingekaderd in wetgeving, maar er is ook ruimte buiten de wetgeving, bijvoorbeeld voor een vorm van, zoals de heer Veldman zegt, "in gesprek zijn" over hoe we dat geld gaan besteden. Ik vind het heel logisch voor een coöperatie dat je met de verzekerden in gesprek gaat over hoe je dat gedeelte van het geld inzet.
De heer Veldman (VVD):
Ik denk dat we het dan niet met elkaar eens zijn. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister dadelijk. Ik heb mevrouw Dik-Faber nog niet gehoord over het risico dat zij neemt door de deur open te zetten zodat er uiteindelijk een lijntje ligt richting de Wet op het financieel toezicht en verzekerden dan juist op achterstand kunnen komen te staan, omdat je je dan als verzekerde misschien echt wel drie keer achter je oren moet krabben om überhaupt nog in gesprek te gaan.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb goed naar de heer Veldman geluisterd. Ik zie dat risico, eerlijk gezegd, zelf niet en ben ook heel benieuwd naar de reactie van de minister op dit punt. Ik wil ook graag goed naar mijn amendement kijken, want als inderdaad blijkt dat de Wet op het financieel toezicht hierop wel degelijk van invloed is, zal ik mij daar zeker rekenschap van geven.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik heb toch de behoefte om mevrouw Dik-Faber even, zeg maar, te hulp te schieten. Ik heb het idee dat woorden nu uit de context gerukt worden. Mevrouw Dik-Faber zegt niet: we schuiven aan aan de bestuurstafel en we gaan elkaar met de hamer slaan. Het inspraakrecht en het adviesrecht zoals dat in deze memorie van toelichting ook is toegelicht, gaan helemaal niet zo ver. Het gaat erom dat je met elkaar het gesprek voert en dat vervolgens de zorgverzekeraar, als hij het uiteindelijk niet eens is met het advies van de verzekerden, dat beargumenteerd naast zich neer kan leggen. Maar dan heb je natuurlijk al een hele andere situatie dan dat er niet geluisterd wordt naar de verzekerden. Het staat ook letterlijk zo in de memorie van toelichting op bladzijde 29: "Het is niet de bedoeling in de wet voor te schrijven dat op de volle breedte van deze beleidsterreinen — dus ook het terrein dat mevrouw Dik-Faber wil toevoegen — en voor alle details inspraak moet plaatsvinden. Het wordt aan de zorgverzekeraar en de vertegenwoordiging van verzekerden gelaten om die inspraakregeling nader in te kaderen." Dat even ter toelichting op het voorstel van mevrouw Dik-Faber. Als je het zo interpreteert en daar heel zorgvuldig uitvoering aan geeft, denk ik dat die risico's er niet zijn. Mevrouw Dik-Faber gaat nog een stukje verder dan ikzelf met mijn voorstel over het beleggingsbeleid, want daarin maak ik duidelijk onderscheid tussen het financiële beleid in brede zin en alleen het beleggingsbeleid. Voor mij is de kern van deze wet …
De voorzitter:
Ik heb het gevoel dat u nu een soort inbreng gaat leveren.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Ik kom tot een vraag.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
De vraag is: is mevrouw Dik-Faber het met mij eens dat ook het beleggingsbeleid direct raakt aan het belang van verzekerden en dat het daarom, net als zij bij het financieel beleid zegt, ook past in de geest van deze wet?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb inderdaad zojuist goed geluisterd naar het betoog van mevrouw Ellemeet. Ik vond het buitengewoon interessant. Ik heb door dat betoog ook echt nieuwe inzichten gekregen en ben heel benieuwd naar de reactie van de minister hierop. Ik denk dat zij terecht opmerkt dat deze wet bedoeld is om verzekerden — ik moet goed kijken naar de heer Veldman — het gesprek te laten voeren met hun zorgverzekeraar over allerlei zaken die hen specifiek raken. Dan zit die financiële component er wat mijn fractie betreft op dit moment zeker bij.
Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):
Daar gaat het mij ook om: het gesprek voeren. Ik vind ook niet dat verzekerden bij het beleggingsbeleid moeten gaan zeggen: je mag niet meer beleggen in een bepaalde sector of je moet een minimum rendementspercentage halen. Nee, het gaat mij erom dat er een element van maatschappelijk verantwoord beleggen in zit. Dat is goed in te kaderen en daar zou het gesprek over gevoerd moeten worden tussen verzekerden en zorgverzekeraars.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik denk dat mevrouw Ellemeet haar amendement goed heeft toegelicht. Ik snap haar intentie en ben heel benieuwd naar de reactie van de minister op de beide amendementen.
Voorzitter. De vertegenwoordiging, de ledenraad, dient een juiste afspiegeling te vormen van de verzekerdenpopulatie van de betrokken verzekeraar. Hierbij worden nu alleen leeftijd en opleiding als kenmerken genoemd. Tegelijkertijd lees ik in de schriftelijke beantwoording dat de minister de regionale organisatie van de zorg en de diversiteit van de te contracteren zorg belangrijke thema's vindt waarop verzekerden relevante input kunnen leveren. Maar dan is het des te belangrijker dat bij de samenstelling van de vertegenwoordiging ook wordt gekeken naar de woonplaats, de regionale spreiding en de diversiteit van de verzekerden. Ook hierover heb ik een amendement ingediend.
De voorzitter:
Daar is een vraag over. Meneer Raemakers.
De heer Raemakers (D66):
Dat vind ik een heel interessant amendement. Er staat dat er rekening is gehouden met de diversiteit en de samenstelling van de vertegenwoordiging. Daar heb ik een vraag over. Bedoelt u daarmee mannen en vrouwen, of een andere soort diversiteit? Met betrekking tot de woonplaats heb ik een vraag over de wet. In artikel 29 lid 2 van de Zorgverzekeringswet staat dat het soms is toegestaan voor zorgverzekeraars om alleen in een bepaald deel van Nederland actief te zijn. Dan zou dit amendement betekenen dat overal in Nederland verzekerden moeten worden geworven, terwijl bepaalde verzekeraars alleen maar in een bepaald gebied actief mogen zijn. Hoe past dit amendement daarbij?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dat heeft de heer Raemakers buitengewoon deskundig opgezocht. Ik ga mij hierop beraden, want ik heb het antwoord op die vraag niet paraat. Dat weet ik zo niet. Daar kom ik nog op terug. In antwoord op de eerste vraag lijkt het mij heel wenselijk dat in een representatieve vertegenwoordiging mannen en vrouwen in voldoende mate vertegenwoordigd zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. U was het tweede amendement aan het toelichten. Gaat u verder.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ja. Ik was bij het tweede amendement dat ik heb ingediend. Ik heb in voorbereiding een amendement dat een delegatiegrondslag toevoegt, zodat bij algemene maatregel van bestuur andere onderdelen van beleid kunnen worden aangewezen waarop inspraakrecht en adviesrecht van toepassing zijn. Als de evaluatie bijvoorbeeld uitwijst dat er behoefte is aan uitbreiding van het inspraak- en adviesrecht, hebben we een haakje in de wet zitten en dan kunnen we die aanpassing direct uitvoeren. Dat amendement is nog niet klaar. Ik hoor graag wat de minister van deze gedachte vindt. Het is dus geen inhoudelijke wijziging, maar alleen een haakje in de wet zodat bij algemene maatregel van bestuur zaken aangepast kunnen worden als dat nodig is.
Voorzitter. Het is goed dat de minister het wetsvoorstel heeft aangepast naar aanleiding van mijn vragen. Hierdoor krijgt de vertegenwoordiging de plicht om regelmatig de wensen en meningen van verzekerden te inventariseren, maar ook om de verzekerden te informeren over haar werkzaamheden en de resultaten daarvan. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de transparantie van de huidige leden- en verzekerdenraden te wensen overlaat en er weinig communicatie met de verzekerden plaatsvindt. Dit moet echt beter. Ik ben blij met de nota van wijziging, maar hoe zorgen we ervoor dat verzekerden daadwerkelijk en in voldoende mate worden geconsulteerd en geïnformeerd? Is de minister bereid om een handreiking te doen naar de verzekerdenvertegenwoordigingen? Kan hij hierin ook nader duiden wat er van de zorgverzekeraar mag worden verwacht qua ondersteuning van de ledenraad?
Voorzitter. De zorgverzekeraar is verplicht om de inbreng van de verzekerden mee te nemen bij het opstellen van het conceptzorginkoopbeleid dat jaarlijks aan de vertegenwoordiging wordt voorgelegd. Het is vervolgens aan de vertegenwoordiging om te beoordelen of er voldoende is gedaan met de inbreng van verzekerden. Is dat niet een beetje vreemd? Want hoe kan de vertegenwoordiging dit goed beoordelen? Is het niet juist aan de zorgverzekeraars om te beargumenteren dat er voldoende is gedaan met de inbreng van verzekerden?
Voorzitter. Het is belangrijk dat de vertegenwoordiging voldoende tijd krijgt om advies uit te brengen over het jaarlijkse zorginkoopbeleid dat voor 1 april moet worden opgesteld. Dit is het enige punt waar de vertegenwoordiging vooralsnog adviesrecht op krijgt. In de wet staat dat de vertegenwoordiging redelijkerwijs genoeg tijd moet krijgen. Nu weten we dat de termijnen binnen de Zorgverzekeringswet grotendeels vastliggen. Het zou dus relatief eenvoudig moeten zijn om een soort van tijdpad uit te stippelen voor het indienen van de adviesaanvraag en het uitbrengen van het advies. Ziet de minister mogelijkheden om dit meer in te kleuren, zodat vertegenwoordigingen beter weten waar ze aan toe zijn en om te voorkomen dat de wet door verschillende verzekeraars ook verschillend wordt geïnterpreteerd? Vanzelfsprekend gaan we ervan uit dat de zorgverzekeraar en de vertegenwoordiging er samen uitkomen, maar als dat niet lukt, is er eigenlijk niets geregeld in het wetsvoorstel, behalve de gang naar de kantonrechter. In de toelichting geeft de minister aan dat de raad van commissarissen een rol kan spelen bij een geschilbeslechting, maar deze rol is in het wetsvoorstel niet gedefinieerd. Daarmee heeft de vertegenwoordiging in feite niets om op terug te vallen. Is de minister bereid om nog eens te kijken naar alternatieve mogelijkheden van geschilbeslechting?
Voorzitter. De nieuwe vertegenwoordigingen komen volgens het wetsvoorstel niet in de plaats van de reeds bestaande leden- en verzekerdenraden, maar in de praktijk kan het wel zo uitpakken. Kunnen beide dan naast elkaar bestaan en hoe wordt rolvermenging voorkomen?
Voorzitter, ik rond af. Ik begon mijn bijdrage met het verhaal van Wout. Wout zal binnenkort afzwaaien als lid van de ledenraad van Menzis. Hij mag het stokje op 1 januari 2020 overdragen aan een nieuwe lichting. Het feit dat zich maar liefst 1.500 mensen hebben gemeld voor de 41 beschikbare plekken, sterkt mij in de overtuiging dat het wetsvoorstel in een behoefte voorziet. Ik zie uit naar de antwoorden van de minister op al mijn vragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is toch nog een vraag voor u van de heer Hijink van de SP.
De heer Hijink (SP):
Ik heb nog een vraag over de informatiepositie van de bevolking, maar ook van de verzekerden en ons als Tweede Kamer. We hebben in deze zaal al heel vaak de discussie gehad over budgetplafonds, tarieven en wachtlijsten. Iedere keer komen we tot de conclusie dat de zorgverzekeraars voor ons een soort black box zijn als het gaat om hoe zij hun middelen precies besteden. De SP heeft twee voorstellen gedaan: een om de informatiepositie van verzekerden te versterken en een om de Algemene Rekenkamer toegang te geven tot de verzekeraars, zodat wij een beter zicht krijgen op hoe al dat publieke geld wordt uitgegeven. Mijn vraag aan de ChristenUnie is of zij dat een goed idee vindt en of zij dit soort voorstellen wil omarmen.
De voorzitter:
Ik neem aan dat u doelt op de amendementen op stukken nrs. 10 en 13.
De heer Hijink (SP):
Heel goed, voorzitter.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik moet hier nog goed naar kijken. Ik heb nog geen gelegenheid gehad om de amendementen te bekijken. Ze zijn zojuist rondgedeeld en ze liggen op mijn bureau. Ik ga ernaar kijken. Ik snap de intentie en ik ken ook het pleidooi van de SP. Transparantie in zijn algemeenheid vind ik een goede zaak. Ik ga dus naar de amendementen kijken.
De voorzitter:
Dank u wel.
Archief > 2019 > oktober
- 31-10-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Gewasbeschermingsmiddelen
- 30-10-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan de Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 30-10-2019 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber over woonruimte voor (economisch) daklozen
- 21-10-2019 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber over vismigratie barrières
- 17-10-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over de stikstofproblematiek
- 16-10-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan de Begroting Infrastructuur & Waterstaat
- 16-10-2019 - Schriftelijke vragen Carla Dik-Faber e.a. over de gaswinning op de Waddenzee
- 15-10-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Circulaire Economie
- 09-10-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan de Begroting Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid (LNV) (35300-XIV)
- 02-10-2019 - Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat inzake Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met versterking van de invloed van verzekerden op de zorgverzekeraar