Bijdrage Joël Voordewind plenair debat wet kinderombudsman
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Allereerst spreek ik mijn waardering uit voor de inspanningen om te komen tot dit wetsvoorstel. Ik dank collega Arib ook voor de schriftelijke beantwoording van de vragen van de Kamer. Zij zal na zo'n lange voorgeschiedenis blij zijn om haar wetsvoorstel eindelijk in de Kamer te mogen verdedigen.
De ChristenUnie vindt dat de naleving van het VN-verdrag inzake de rechten van het kind altijd de inzet moet zijn van al het Nederlandse overheidsbeleid. Om ook in de praktijk de kinderrechten goed te borgen, hebben we een aantal maatregelen in het leven geroepen. Zo hebben wij er via de kinderbescherming voor gezorgd dat kinderen veilig kunnen opgroeien en worden beschermd tegen kindermishandeling. De overheid heeft bovendien als een van de belangrijkste doelstellingen van de jeugdzorg voor ogen dat het belang van het kind altijd centraal moet staan. Daarnaast heeft de minister voor Jeugd en Gezin onlangs ten behoeve van een scheiding van strafrechtelijk en civiel geplaatste jongeren gezorgd voor de gesloten jeugdzorginstellingen. Daarmee wordt voldaan aan een ander belangrijk VN-kinderrecht.
Ook bij het praktisch handelen door de overheid moeten wij er in Nederland voor zorgen dat de universele kinderrechten worden nageleefd. Helaas komt in situaties waarin met kinderen wordt gewerkt, soms aantasting van kinderrechten voor. We hebben daarom de Inspectie jeugdzorg om misstanden op te sporen. Bovendien eisen wij van de Bureaus Jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders dat zij een klachtenregeling op orde hebben. De inspectie heeft zelf geoordeeld dat de huidige klachtenprocedure goed functioneert. Het LCFJ, het cliëntenforum, is juist ontevreden. Ik krijg ook zelf mailtjes binnen over gebrekkige of langdurige klachtenafhandeling. Vandaag heeft de Nationale Ombudsman laten weten dat samen met de Bureaus Jeugdzorg een visie op klachtenafhandeling is ontwikkeld. Ik vind dat dit visiedocument voor heel Nederland zou moeten gelden. Wordt deze visie ook opgepakt door alle provincies en let de inspectie scherp op de wijze van afhandeling van klachten? Dat vraag ik in eerste instantie aan de minister.
Externe klachtencommissies halen vaak de termijn van zes weken voor de afhandeling niet. De ChristenUnie vindt dit zeer zorgelijk, omdat de consequenties enorm kunnen zijn. Zo kan een foutieve dossieropbouw in de jeugdzorg uiteindelijk leiden tot uithuisplaatsing. Een klacht over fouten in het dossier moet zo snel mogelijk afgehandeld worden. Ik heb bovendien eerder een motie ingediend om het verbeteren van de objectiviteit van de gegevens in het dossier te bewerkstelligen. Graag een reactie van de minister op deze overschrijdingen van de klachtentermijn.
Veel klachten over de rechten van kinderen hebben te maken met gezags- en omgangszaken. Bij deze zaken komen vaak de ouders in verweer. De Raad voor de Kinderbescherming zal altijd in het belang van het kind een oordeel vellen. Hierbij lopen de belangen van ouders en kinderen vaak uiteen. Hier ligt bovendien een rechterlijk oordeel aan ten grondslag. In hoeverre kan een kinderombudsman in de kinderbeschermingszaken een oordeel vellen over een rechterlijke uitspraak of daar invloed op uitoefenen?
Dan een vraag over de kosten. De indienster komt tot een bedrag van 4 mln. om de functie van kinderombudsman op te starten. Waar halen wij dit geld precies vandaan? Kan de indienster het aantal benodigde fte's ook onderbouwen? De kosten worden bovendien precies in tweeën gedeeld tussen de begroting van BZK en de begroting van Jeugd en Gezin. Dat lijkt enigszins willekeurig. Kan de indienster dit verder onderbouwen?
Samenvattend: de ChristenUnie is altijd voorstander geweest van het verbeteren van de naleving van kinderrechten. Wij moeten in Nederland zorg dragen voor een heldere, eerlijke en toegankelijke afhandeling van klachten van kinderen en ouders, en voor monitoring van de rechten van het kind. De ChristenUnie neemt de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité serieus. Cruciaal is hoe wij deze kinderombudsman in het huidige systeem inpassen. Een vraag hierbij is bijvoorbeeld hoe de taken van de kinderombudsman zich verhouden tot die van het Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens. Dit instituut volgt toch ook de naleving van de mensenrechten en mogelijk ook van de kinderrechten? Mijn vraag aan de indienster is: blijft door de oprichting van het NIRM de functie van kinderombudsman beperkt tot klachtenafhandeling? Zo ja, is de omvang die nu wordt voorgesteld dan wel nodig?
Ons eindoordeel laten wij afhangen van de beantwoording van deze vragen in de eerste termijn.