Bijdrage Joël Voordewind aan het AO Seksualisering van de maatschappij

woensdag 17 juni 2009

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik vind het goed dat wij hierover spreken. Volgens mij is dit het eerste debat over dit onderwerp, maar ik ga nog maar tweeënhalf jaar mee. Voordat ik in de Kamer zat, heeft de ChristenUnie hier een debat over georganiseerd. Daar doelt de heer Dijsselbloem op. Het is in februari 2006 gevoerd. De heer Dijsselbloem was erbij aanwezig, evenals BNN, MTV, de NCRV en de EO. Ik moet zeggen dat dit dossier niet is gesloten, gelukkig. Ik zie wel degelijk elementen van de uitkomsten van die conferentie terug in de brief van de minister. Ik noem media-educatie, een instituut voor media-educatie, dus een mediacentrum en een specificering van de Kijkwijzer, die inmiddels ook is gerealiseerd. Wat dat betreft maak ik dus complimenten voor de brief. Er is duidelijk erkenning van het probleem dat 18% van de jongeren gedwongen seksuele handelingen verricht en van het verband tussen geseksualiseerde beelden en gedrag, dat uit de onderzoeken blijkt. Ook maak ik complimenten voor de expliciete definitie van seksualisering als het scheppen van het eenzijdige beeld van de vrouw als lustobject. Ik mag toch hopen dat de Kamer daar gemeenschappelijk tegen strijdt. Het gaat dus niet om seksualiteit, maar om het presenteren van de vrouw als lustobject.

 

De voorzitter: Mevrouw Dezentjé Hamming had over het presenteren van de vrouw als lustobject een vraag.

 

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Ja, daar sla ik meteen op aan, want ik wil even horen hoever de ChristenUnie daarin wil gaan. Ik herinner mij dat vorig jaar van de ChristenUnie een prachtige dame in goudkleurige bikini van een billboard moest worden verwijderd. Denkt u daaraan? Moet de overheid zo ver gaan dat zij dergelijke dingen niet meer toelaat?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat was een lokaal initiatief van een kiesvereniging van ons in Utrecht, als ik mij niet vergis. Hier hebben wij het over wat de rijksoverheid zou kunnen doen in combinatie met mediabeelden. Daarom ben ik heel blij dat dit kabinet de mediacode expliciet in het coalitieakkoord heeft genoemd. Wat mijn fractie betreft is dat absoluut geen vrijblijvende exercitie. Ik hoop dat die voor de zomer nog naar de Kamer komt.

 

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Zo’n billboard is ook een medium. U hebt daar uw mening niet over gegeven. Vindt u dat dit ook niet meer moet kunnen? Hoever wilt u gaan?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het standpunt van de ChristenUniefractie in de Tweede Kamer is niet dat gepresenteerd ondergoed overal van billboards moet worden verwijderd. Dan is het een kwestie van goede zeden, goede smaak. Daarover valt te twisten. Ik vind het aan de andere kant niet echt bevorderlijk voor het beeld van de vrouw. Het gaat er natuurlijk om hoe je vrouwen presenteert. Als vrouwen op die wijze worden gepresenteerd, lijken zij nog steeds lustobjecten. Ik ben positief begonnen, maar ik wil wel een kanttekening maken. Vooraf maak ik twee à drie ideologische opmerkingen. Er wordt sterk ingezet op de weerbaarheid van jongeren, maar daarmee zegt het kabinet eigenlijk dat wij het aanbod dat op ons af komt maar moeten accepteren. Jongeren moeten zich daar maar tegen weren. Daarmee is de ambitie van dit kabinet wel een beetje weg, want wij mogen ons niet neerleggen bij de beeldcultuur. Vandaar ook de mediacode en het pleidooi van onder anderen mijn collega Slob voor het verwijderen van seksreclames van de beeldbuis. Ik hoop echt dat die via de mediacode die samen met de commerciële omroepen wordt opgesteld, van de buis worden gehaald.

 

Mevrouw Halsema (GroenLinks): Voorzitter. Mij is wat u zegt te mistig. Als ik het regeerakkoord goed begrijp, gaat het vooral om zelfregulering. De heer Dijsselbloem legt het zo uit. Hij knikt instemmend. Als ik u goed begrijp, gaat u ervan uit dat dit wel degelijk overheidsbegrenzing betekent. U zegt namelijk dat seksreclame van de buis af moet. Wat bedoelt u daar nu mee? Moet de overheid die van de buis halen of wilt u het tot zelfregulering beperken?

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Een gedrags- en mediacode opstellen is een vorm van zelfregulering. De overheid kan daar wel op aansturen. Dat doet zij ook, want zij heeft de publieke en de commerciële omroepen gevraagd om een mediacode op te stellen. Zo heeft de minister ook gevraagd of zij een beloningscode wilden opstellen. De overheid gaat natuurlijk meer over de publieke omroepen dan over de commerciële zenders, maar zodra de code aan het kabinet wordt voorgelegd, ga ik ervan uit dat het kabinet er zijn mening over geeft en zijn input levert. Anders hoef je het er niet over te hebben en hoeft het ook niet te worden opgenomen in een regeerakkoord.

 

Mevrouw Halsema (GroenLinks): Precies, zou ik willen zeggen. Het beloningsbeleid lijkt mij ook precies het verkeerde voorbeeld dat je op dit moment kunt noemen. Het is allemaal vrijblijvend. Het betekent dat u er ook mee akkoord gaat dat er in de mediacode wordt opgenomen dat seksreclames op televisie hartstikke goed en leuk zijn zolang ze gelijkwaardig zijn en uitgaan van vrije seks.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Seksreclames die gelijkwaardigheid propageren en de vrouw niet als lustobject presenteren, lijken mij een contradictio in terminis. Ik hoop dat u dat ook vindt.

 

Mevrouw Halsema (GroenLinks): Nee, dat vind ik helemaal niet, eerlijk gezegd. Ik geloof dat er heel veel reclame voor seks kan worden gemaakt, waarbij man en vrouw, man en man, vrouw en vrouw gelijkwaardig en prettig seks met elkaar hebben.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik kijk niet zo veel naar die seksreclames, moet ik u eerlijk bekennen, dus ik kan er geen sterk oordeel over geven, maar ik heb wel eens een beeld zien langskomen en dat was geen gelijkwaardige presentatie van de vrouw. Ik vind het jammer dat Groen- Links zegt dat de vrouw prima als lustobject gepresenteerd mag worden. Dat is de keuze van die partij.

 

De voorzitter: Ik ga een klein ordevoorstel doen, want het lopend gierend uit de hand. Wij zijn bij de derde woordvoerder. Ik stel voor dat wij vanaf hier even een streep trekken. U krijgt nog drie interrupties. Dat houdt in één vraag en de vervolgvraag is meteen een tweede interruptie. Anders komen wij er niet uit. Er zitten drie bewindslieden. Ik ga de echte voorzitter helpen in die zin dat de Kamer zo goed als klaar is wanneer zij terugkomt. Drie interrupties maximaal dus, waarbij een interruptie als één interventie geldt.

 

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik was bij de term weerbaarheid. Daarbij heb ik een kanttekening geplaatst, omdat ik vind dat ook het aanbod daarbij niet onbesproken mag blijven. Alvorens bij de aanbevelingen te komen, maak ik een tweede opmerking vooraf. Er wordt in de brief en op de site van bijvoorbeeld de kindertelefoon nogal wat nadruk gelegd op de techniek in het kader van seksualisering en seksualiteit. Wat mij betreft wordt er te weinig aandacht besteed aan het feit dat men respect voor elkaar moet hebben, dat er geen dwang mag zijn, maar gelijkwaardigheid moet zijn. De geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van kinderen komt te weinig aan bod. Uit onderzoek blijkt ook dat seksualiteit te vroeg om de hoek komt kijken. Wat de Christen- Unie-fractie betreft is de koppeling tussen liefde en seks ook belangrijk. Op deze ideologische opmerking vooraf krijg ik graag een reactie van beide ministers en mogelijk ook de staatssecretaris. Ik kom heel concreet bij de aanbevelingen. Over de mediacode en de seksreclames heb ik een en ander gezegd. Ik mis het onderwerp hulpaanbod in de brief. Stichting de Hoop in Dordrecht geeft goede hulp aan seksverslaafden. Het project Love limits van een andere stichting in Amsterdam geeft er goede voorlichting op scholen over. Wij zouden kunnen nagaan of die niet breder moet worden uitgezet. Het gaat om bewustmaking en tegengaan van seksverslaving. De Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) kunnen ook worden ingezet om seksualisering als probleem aan de orde te stellen en om er aandacht voor te vragen van ouders, zoals collega Van der Ham ook bepleitte. Mijn laatste voorstel gaat over het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM) en de icoontjes op televisie. Het is prima dat dit inmiddels is uitgebreid. Wij zien inderdaad soms drie à vier icoontjes langskomen. Dat is aan het begin van het programma. Ik stel de minister voor om één icoon, bijvoorbeeld een leeftijdsicoon van geschikt vanaf 12 of 16 jaar, blijvend linksboven in beeld te zetten als films op tv worden uitgezonden. Dan kunnen ouders die later instemmen, terwijl zij het begin niet hebben gezien, meteen zien of de film geschikt is voor hun kind. Ik hoor graag de reactie van de minister hierop. Ik heb begrepen dat het technisch mogelijk is.  

« Terug